Dirk Draulans’ Beestenboel: vooral in de lente worden reeën weleens slachtoffer van ons verkeer
Over de ree hoeven we ons gelukkig geen zorgen te maken. Het Vlaamse reeënbestand wordt op 20.000 exemplaren geschat en neemt bovendien nog toe. De stijging zou te maken hebben met het veelzijdiger worden van ons landschap, hoe onwaarschijnlijk dat ten tijde van groeiende weerstand tegen Vlaamse natuur ook klinkt. Onze bossen worden ouder, en her en der wordt er geïnvesteerd in het doorbreken van saaie landbouwmonoculturen door hagen en heggen aan te planten. Dat is gunstig voor de reeënpopulatie.
Behalve de jacht is het verkeer een belangrijke menselijke bedreiging voor het welzijn van onze reeën. Vooral in de lente worden veel reeën slachtoffer in het verkeer. De dieren breken dan hun tijdelijke winterallianties op. Groepsvorming is een mechanisme om in maanden met minder begroeiing op meer bescherming te kunnen rekenen. Ondanks hun grote ogen en oren kunnen reeën dan wat hulp van andere dieren gebruiken.
Maar in de lente zoeken ze hun afzonderlijke territoria weer op – ze kunnen daarbij tot 10 kilometer ver trekken. Bij die verplaatsingen moeten ze al eens een weg oversteken. De voortplantingsterritoria van hinden zijn minder strikt van elkaar gescheiden dan die van bokken, die meer in competitie met elkaar gaan. Als ze willen paren, produceren hinden piepende geluiden, maar ze rekenen toch vooral op vluchtige feromonen die ze loslaten om aan te geven dat ze er klaar voor zijn.
Reeën zouden een gevoel voor magnetisme hebben en zelden spontaan richting west of oost lopen.
Na een bevruchting wordt de embryonale ontwikkeling voor een viertal maanden on hold gezet om te vermijden dat de kalfjes in de winter geboren worden. Ze komen eind april/begin mei ter wereld, een jaar na de paringen. Drie maanden lang worden ze elke dag een drietal keren door de moeder gezoogd. Als ze zelf moet gaan eten, laat ze haar jongen soms urenlang achter, goed verstopt in struikgewas. Mensen vinden de kalfjes doorgaans niet, maar honden wel – een extra reden om honden in de natuur aan een leiband te houden.
Biologen hebben geponeerd dat reeën een gevoel voor magnetisme zouden hebben. Ze zouden hun lichaam bij voorkeur noord-zuid oriënteren. Als ze opgeschrikt worden, lopen ze wel weg van de bron van verstoring, maar doorgaans blijven ze hardnekkig op de noordzuid-as – ze sprinten dus zelden spontaan richting west of oost. Het zou het vluchten in groep vergemakkelijken, omdat dieren dan minder tegen elkaar botsen of geïsoleerd raken, wat hun kwetsbaarheid zou verhogen. Ook hun witte staartvlek (‘spiegel’) zou helpen in het coördineren van groepsgedrag.
Vroeger werd de ree nogal gemakkelijk als een solitaire soort gelabeld, maar nu de populatie toeneemt valt toch op dat het buiten het voortplantingsseizoen vooral groepsdieren zijn. Misschien is dat uit noodzaak, want niet alleen reeën doen het goed in Europa, ook gepatenteerde reeëneters als wolven leven op. Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Zelfs in Vlaanderen ontstaat er weer iets wat als een ‘oorspronkelijke biotoop’ aangezien kan worden, weliswaar in een door mensen gedomineerde context. Het is een vorm van welgekomen cohabitatie.