Dirk Draulans’ Beestenboel: ook een eenvoudig diertje als de steurgarnaal kan persoonlijkheid etaleren
De garnalen die kinderen op onze stranden met een netje uit bij laagwater achtergebleven poeltjes scheppen, zijn niet zelden steurgarnalen. De diertjes zijn grotendeels doorschijnend en worden tot vijf centimeter lang. Ze kunnen een breed gamma aan biotopen en omgevingsomstandigheden aan, zodat ze een ruime verspreiding kennen. Temperatuur en zoutgehalte van het water mogen fors variëren, ze passen zich wel aan.
Ook hun sociaal gedrag is flexibel. Soms leven ze alleen, soms in groepjes. Onderzoek gepubliceerd in het vakblad Animal Behaviour toonde aan dat steurgarnalen, net als veel andere diersoorten, een ‘persoonlijkheid’ hebben. Sommige individuen kunnen als durvers gelabeld worden: ze gaan in omstandigheden die ze niet kennen systematisch actief op verkenning om de situatie zo snel mogelijk meester te worden. Andere zijn altijd voorzichtiger en gedragen zich terughoudend.
Een populatie zou profiteren van een optimale verhouding tussen de twee types. Je moet verkenners hebben, maar niet te veel, want anders komt de stabiliteit van een groep in het gedrang. Te veel voorzichtigen is evenmin gunstig, want dan anticipeer je als groep te weinig op wat er eventueel misgaat. Het is bij de mens niet anders.
In Ethology beschreven garnaalonderzoekers wat er gebeurt als een steurgarnaal een nieuw biotoop bereikt. Dat valt geregeld voor in getijdengebied. In een poeltje, bijvoorbeeld op een golfbreker, veranderen de omstandigheden zelfs na elk getij. Flexibiliteit is extra lonend in zo’n onvoorspelbaar systeem.
Veel dieren zwemmen een tijdlang nogal zenuwachtig rond als ze in nieuwe omstandigheden terecht zijn gekomen. Als er al andere steurgarnalen aanwezig zijn, behouden die doorgaans het overwicht qua gebruik van schuilplaatsen – nieuwkomers moeten wachten en zich inpassen.
Vrouwen zijn biologisch belangrijker dan mannen.
Als nieuwkomers toch in de clinch gaan, met elkaar of met reeds aanwezigen, is het zelden agressief. Doorgaans haalt het grootste exemplaar de bovenhand bij een confrontatie. Omdat vrouwtjes gemiddeld wat groter zijn dan mannetjes, trekken ze in interacties meestal aan het langste eind. Het lijkt evolutionair logisch, want vrouwtjes zijn biologisch belangrijker dan mannetjes.
Mannetjes behoren gemiddeld meer tot het durverstype dan vrouwtjes – het kan helpen als ze op zoek moeten naar een partner voor de voortplanting. Ze blijven wat kleiner, omdat ze vroeger tot rijping komen, waardoor ze bij hun verplaatsingen minder kwetsbaar zijn voor predatoren, zoals vissen.
Als een vrouwtje een mannetje als partner accepteert, maken hun lichamen contact in een rechte hoek om de overdracht van zaad te faciliteren. Het vrouwtje zeult haar bevruchte eitjes – tussen de 200 en 2000 stuks per keer – een tijdlang met zich mee. Uit de eitjes komen larven die vrij rondzwemmen, aanvankelijk als onderdeel van het plankton. Pas na een reeks vervellingen, die alles samen een jaar kunnen aanslepen, worden ze volwassen. De laatste fase is echt ‘al een beetje volwassen zijn’. Het zijn vooral de larven die zorgen voor de verspreiding van de soort.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier