Dirk Draulans’ Beestenboel: hoe spinselmotten zich ingenieus tegen vleermuizen beschermen
Vlinderliefhebbers schipperen tussen twee namen voor een familie van kleine, overwegend witte nachtvlinders met duidelijke zwarte stippels. Stippelmot ligt dan voor de hand. Maar de rupsen vallen op door een structuur die ze ter bescherming maken: ze weven doorwrochte spinsels waarin ze een tijdlang in grote aantallen voorkomen voor ze verpoppen. Daarom circuleert ook de naam spinselmot voor de diertjes.
Misschien moeten we de ene term gebruiken als we de rupsen zien en de andere voor de vlinders, weliswaar in het besef dat ze beide tot dezelfde soort behoren. Als een soort het ingewikkeld maakt door er compleet verschillende verschijningsvormen op na te houden, hoeft ze niet verwonderd te zijn dat we haar opzadelen met een identiteitscrisis.
Stippelmotten worden doorgaans niet groter dan 2 centimeter. Ze vliegen ’s nachts, zodat we ze niet gemakkelijk te zien krijgen. In onze contreien komen acht soorten voor, waarvan de meeste zich specialiseren in één waardplant, zoals appel, wilg of meidoorn. De vlinders zetten hun piepkleine eitjes in de schors af, dikwijls in groepjes en gestapeld als dakpannen.
In de vroege lente komen de rupsen uit. Ze kruipen in ontluikende blaadjes, waar ze al vretend gangen in het bladmoes graven. Als ze groot genoeg geworden zijn, komen ze uit hun blad. Ze spinnen dan allemaal sterke draden, die samen als een woekerend driedimensionaal web over een plant gedrapeerd worden. Honderden rupsen hangen collectief in zo’n spinsel om zich tegen rupseneters te beschermen.
De diertjes verorberen alle bladeren die ze te pakken krijgen, zodat een plant er na verloop van tijd kaalgevreten bij staat. Toch lijken de waardplanten lijken weinig last te hebben van zo’n rupseninvasie. Als de rupsen in de vroege zomer verpoppen, groeien er nieuwe blaadjes bij. In de late zomer vliegen de vlinders uit, waarna ze relatief snel de cyclus sluiten door eitjes te gaan leggen.
Een studie in Proceedings of the National Academy of Sciences beschreef een intrigerend mechanisme, waarmee stippelmotten vleermuizen – hun voornaamste nachtelijke belagers – afschrikken. Tijdens het vliegen produceren hun achtervleugels twee klikgeluiden per vleugelslag. De klikken worden versterkt door een membraan die als klankkast fungeert.
De onderzoekers omschreven het geheel als ‘aero-elastische timbalen’ die een geluidsniveau produceren dat vergelijkbaar zou zijn met dat van een ‘intense menselijke conversatie’. Wij kunnen het helaas (of gelukkig) niet horen, want het steunt op ultrasone geluidsgolven die onze oren niet kunnen opvangen. Vleermuizen capteren ze wel en worden er blijkbaar door afgeschrikt.
Voor wie zich zorgen zou maken over het welzijn van de stippelmotten zelf, die al vliegend voortdurend een geluidsniveau produceren waar ze horendol van zouden kunnen worden: ook de beestjes zelf kunnen het niet horen. Ze weten dus niet eens dat ze een geluidsscherm tegen vleermuizengevaar optrekken. De natuur heeft het voor hen gemaakt.
De vlindervleugels produceren een geluidsniveau vergelijkbaar met dat van een intense menselijke conversatie.