Dirk Draulans’ Beestenboel: hoe de kamsalamander profiteert van helpende mensenhanden
Biologen gaan ervan uit dat kamsalamanders al 40 miljoen jaar meegaan in de geschiedenis van het leven – dat is véél langer dan wij. Ze worden soms als ‘waterdraakjes’ omschreven, omdat de mannetjes in het voortplantingsseizoen een grote gekartelde kam krijgen op hun rug en staart.
De dieren kunnen 20 centimeter lang worden. Ze hebben een bruingrijze, wrattige huid en vallen op door een oranjegele buik. Zoals veel amfibieën verdelen ze hun tijd tussen land en water. Ze overwinteren aan land, onder struwelen, zelden op meer dan een halve kilometer van water. In de late winter worden ze wakker voor de moeizame verplaatsing naar – in de meeste gevallen – de poel waarin ze geboren zijn. Als je slecht te been bent, moet je niet te veel investeren in risicovol zwerfgedrag.
In de poel ontwikkelen de mannetjes hun kammen om indruk te maken. Ze proberen vrouwtjes te lokken door een hoge rug op te zetten en wild met hun staart te zwaaien. Als het lukt, zetten ze een zelfgemaakt kapsulletje met zaad af, waarna ze een vrouwtje zo proberen te positioneren dat ze met haar cloaca het pakketje kan oppikken.
Na bevruchting verbergt een vrouwtje tot vierhonderd eitjes tussen waterplanten. Daarna verlaat ze doorgaans het water om de rest van het jaar aan land door te brengen. De mannetjes volgen als alle vrouwtjes weg zijn. De jonge salamanders hebben in het water drie tot vier maanden nodig om volwassen te worden. In de vroege herfst gaan ook zij aan land.
Mannetjes ontwikkelen kammen op hun rug en staart om indruk te maken op vrouwtjes.
In onze streken is de kamsalamander een zorgenkind. Hij maakt het zichzelf in een context met sterke menselijke activiteit moeilijk door tamelijk veeleisend te zijn in zijn biotoopkeuze. Hij heeft vrij grote poelen met zuiver water nodig. Er moeten voldoende kleine landschapselementen in de buurt zijn om zijn landleven mogelijk te maken. Het hoeft dus niet te verbazen dat zijn bestand bij ons de voorbije halve eeuw aanzienlijk is afgenomen.
Gelukkig kan hij rekenen op de helpende handen van vastberaden natuurliefhebbers, die her en der inspanningen leveren om zijn levensmogelijkheden uit te breiden. Het natuurgebied Bos van Aa in de Vlaams-Brabantse gemeente Zemst is er een mooi voorbeeld van. Ondanks het feit dat mensen van onder meer Natuurpunt dachten dat de soort er uitgestorven was, werden er bijna twintig jaar geleden toch enkele geschikte poelen aangelegd. Bijna onmiddellijk kwamen er kamsalamanders in terecht. Mogelijk bleef een aantal diertjes uit de oorspronkelijke populatie verborgen in leven – kamsalamanders kunnen twintig jaar oud worden. Nadien floreerde de populatie, met ups en downs zoals dat gaat in de natuur.
In het Zennegat in Mechelen werden kamsalamanders bedreigd door de creatie van een overstromingsgebied om wateroverlast tegen te gaan. De diertjes werden gevangen door een gespecialiseerde dienst van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, die er een kweekprogramma mee opzette. Later werden meer dan drieduizend exemplaren losgelaten in het Broek van Boortmeerbeek, waar ze het goed lijken te doen. Menselijke inspanningen kunnen soorten die wegkwijnen onder onze druk soms behoeden voor een totale catastrofe.