Dirk Draulans’ Beestenboel: een kabeljauw van meer dan 10 kilo is een zeldzaamheid geworden
Drie supergenen kunnen niet beletten dat de kabeljauw kreunt onder de niet aflatende druk van de mens.
Het genetische materiaal van de kabeljauw vertoont een aantal eigenaardigheden, zowel in positieve als in negatieve zin. Zo verloor het miljoenen jaren geleden door een evolutionaire zijsprong een deel van het klassieke afweersysteem dat andere gewervelde dieren nog wel hebben. Dat speelt vooral een rol bij het afslaan van bacteriële infecties. Onder biologen bestaat de neiging om zo’n verlies af te doen als een toevallige ont- wikkeling, maar daarvoor zouden de verloren genen te belangrijk zijn geweest. Een toevallig verlies zou zijn afgestraft door het uitsterven van de soort.
Het was dus mogelijk een nuttige aanpassing, want kabeljauwen lijken geen moeite te hebben om bacteriën in hun leefomgeving te bestrijden. Elementen van het snelle-responsdeel van hun afweer zijn verder uitgebouwd dan bij andere diersoorten, de mens inbegrepen, waardoor het verlies werd gecompenseerd. Het is niet uitgesloten dat hun afweer erdoor is verbeterd.
Een nieuwe studie, gepubliceerd in Proceedings of the National Academy of Sciences, toont aan dat ‘onze’ kabeljauw – die van de Noordzee dus – over drie supergenen beschikt. Supergenen zijn conglomeraten van tientallen of soms zelfs honderden genen die altijd als een pakket worden doorgegeven aan de volgende generatie. Ze worden nooit opgesplitst in het grotendeels willekeurige proces van verknippen van genetisch materiaal tijdens de vorming van geslachtscellen. Ze bieden kabeljauwen extra mogelijkheden om zich aan te passen aan veranderingen in hun leefomgeving, zoals wijzigingen in het zoutgehalte en de temperatuur van het zeewater.
Kabeljauwen van meer dan tien kilo zijn een zeldzaamheid geworden.
De studie bracht ook slecht nieuws: de ‘losse’ genen van de kabeljauw verliezen diversiteit, omdat er almaar minder kabeljauwen zijn. Zo wordt de soort wel kwetsbaar. De kabeljauw kan minder optornen tegen de hoge visserijdruk van de mens.
Al meer dan duizend jaar wordt kabeljauw verhandeld. De Vikings waren er al goed in. Ze bedachten het concept ‘stokvis’ of gedroogde kabeljauw voor langdurige bewaring. Maar de visserijmethodes werden steeds geavanceerder, waardoor veel kabeljauwpopulaties de voorbije halve eeuw zijn gecrasht. Het herstel verloopt moeizaam.
Een andere studie uit Proceedings of the National Academy of Sciences wijst erop dat kabeljauwen als gevolg van de chronische overbevissing merkelijk kleiner zijn geworden – ze beginnen ook vroeger aan hun voortplanting. Er werd aangenomen dat het een passief gevolg was van het feit dat de visserij alle grote vissen uit de populaties haalde, zodat klein blijven een voordeel werd. Maar op plaatsen waar niet meer op kabeljauw wordt gevist, blijven de vissen kleiner. Wat impliceert dat de genetische veranderingen in lengte en voortplantingscyclus waarschijnlijk definitief zijn. Dat is geen goed nieuws voor de visserij, maar gezien de ravage die ze onder de vissen heeft aangericht, hoeven we daar misschien niet te veel medelijden mee te hebben.
De kabeljauw is een roofvis met drie lange rugvinnen. Hij komt in grote groepen voor, wat bevorderlijk is voor de visserij. Vroeger werden er geregeld kabeljauwen van vele tientallen kilo’s gevangen, maar die tijd is voorbij. Een kabeljauw wordt gemiddeld nog zelden zwaarder dan tien kilo.