Dirk Draulans’ Beestenboel: de tomatenmineermot is een ramp voor tomatentelers
Als een wervelwind verovert de tomatenmineermot de wereld. Ze is een pest voor tomaten in serres.
Koud gepakt. Dat is ruw samengevat hoe de Europese tomatenkwekers zich behandeld voelen door de tomatenmineermot. Het beestje bleef lang onder de radar van onderzoekers. De Zuid-Amerikanse soort, die parasiteert op tomaten en aardappelen, is pas honderd jaar geleden voor het eerst beschreven. De mot is klein en onopvallend. De eitjes zijn niet groter dan een derde van een millimeter en worden uitsluitend op de onderkant van een blad afgezet. De rupsen beginnen als beestjes van een halve millimeter, die gangetjes in bladeren graven door bladmoes te verorberen. Ze groeien in twee weken tijd uit tot maximaal 7,5 millimeter.
De motjes zijn overwegend bruingrijs gekleurd en worden niet groter dan een centimeter. Ze leven niet lang. Een mannetje wordt nooit ouder dan een week, een vrouwtje kan twee weken halen. Ze legt een tweehonderdtal eitjes voor ze sterft. Daaruit komen al na vier dagen rupsjes. Het gaat vooruit in het tomatenmineermottenbestaan. In gunstige omstandigheden kunnen de diertjes in één jaar tien tot twaalf nieuwe mottengeneraties afleveren.
De tomatenmineermot kan in één jaar tien tot twaalf nieuwe generaties produceren.
Doordat de motjes uit Zuid-Amerika stammen, waar ook onze aardappelen en tomaten vandaan komen, was er lang weinig aandacht voor. Maar in 2006 kregen ze voet aan de grond in Spanje, waar ze waarschijnlijk werden geïmporteerd met tomaten uit Chili. De mot stond niet eens op de radar van internationale instanties die greep trachten te krijgen op de globale verspreiding van landbouwpestsoorten. De geïmporteerde exemplaren hadden ook al enige weerstand tegen insecticiden ontwikkeld, waardoor het moeilijk werd om ze te bestrijden. De soort is een ramp voor tomatentelers, want ze kan een volledige oogst ruïneren.
De eerste waarneming in België dateert uit 2011. Volgens Natuurpunt doken er vanaf 2016 geregeld tomatenmineermotten in ons land op, vooral in september en oktober. Hun verspreiding werd in de hand gewerkt door distributie van in Spanje gekweekte tomaten. Ze zijn intussen al in tientallen Vlaamse gemeenten gesignaleerd. En nu palmt de tomatenmineermot ook Afrika en de rest van de wereld in.
Over de basisbiologie van de soort is weinig bekend. De motjes worden aangetrokken door de geuren van hun lievelingsplanten. De vrouwtjes zetten hun eitjes bij voorkeur in het bovenste derde van een plant af, ver van de grond, en op plekken met veel microscopisch kleine haartjes op de bladeren, waardoor hun productie beschermd is tegen aanvallers. Ze hebben de neiging om bladeren te mijden waar al rupsjes in zitten, waardoor ze de competitie beperken. Er is een inventaris gemaakt van mogelijke natuurlijke vijanden, zoals roofwantsen, maar het is onduidelijk of daar iets uit zal komen wat bruikbaar is voor hun bestrijding.
De tomatenmineermot dreigt de zoveelste pestsoort te worden waar we mee moeten leren leven. Het is een herkenbaar riedeltje geworden: we onderschatten de veerkracht van een deel van de natuur. Ook wij zijn kwetsbaar voor aanvallers.