Dirk Draulans’ Beestenboel: de kevercicade ontwikkelde een tandwiel, lang vóór de mens
Kevercicaden zijn insecten die zelden groter worden dan een halve centimeter. Ze zien er wat platgeslagen uit, maar hebben grote ogen. In onze contreien komen twee soorten voor: de zeldzame boomkevercicade en de klimopkevercicade. Die leeft niet alleen op klimop maar ook op liguster, waardoor hij algemeen geworden is in tuinen en parken. Op warme lentedagen kun je jonge kevercicaden gezellig op hun blaadjes zien zonnen.
De beestjes kunnen niet vliegen. Voor hun overleving zuigen ze plantensappen uit bladeren op. Ze overwinteren als jonkies (‘nimfen’), die in de lente actief worden en enkele keren vervellen voor ze in de zomer de volwassen fase bereiken. Dan leggen ze eitjes om de volgende generatie in gang te zetten. De diertjes lijken van eenvoud een succes te hebben gemaakt.
Maar eigenlijk zijn het pareltjes van de evolutie. Wetenschappers ontdekten met gesofisticeerde observatietechnieken dat de gewrichten op de twee achterste poten van de nimfen allebei een tandwielachtige structuur met tien tot twaalf tanden hebben. De tandenkammen grijpen centraal op elkaar in, waardoor de beestjes hun achterpoten zo synchroon kunnen bewegen dat ze samen een enorme springkracht genereren. Het is nuttig om hun gebrek aan vliegvermogen te compenseren.
De twee poten reageren op elkaar met een vertraging van minder dan 30 miljoensten van een seconde. Dat krijg je nooit georganiseerd als je een omweg via de hersenen moet maken. In het systeem zit een soort schokabsorptie om te vermijden dat er te veel slijtage op de tanden komt. Als er zelfs maar één tand breekt, verliest het geheel zijn vermogen. Het is nog altijd het enige natuurlijke tandwielsysteem dat in de dierenwereld is aangetroffen.
Met een soort tandwiel in de gewrichten van hun achterste poten kunnen kevercicaden een enorme springkracht genereren.
Kevercicaden beschikken over nog meer unieke ontwikkelingen. Ze filteren soms zo veel suikers uit de plantensappen die ze opzuigen dat ze een suikerrijk afvalrestant moeten uitscheiden. Dat houdt het risico in dat er suikers op hun achterlijf blijven kleven, wat de kans op bijvoorbeeld schadelijke schimmelinfecties verhoogt. De diertjes hebben een mechanisme uitgedokterd om dat probleem te omzeilen. Uit enkele poriën boven hun anus komen constant korte draden van was, waaraan de suikermoleculen blijven hangen. De draden breken geregeld af, zodat ook de suikers verwijderd worden. Het houdt de beestjes proper en dus veiliger.
Alsof dat alles niet volstaat, toonden wetenschappers in het vakblad PLoS Biology aan dat kevercicaden aan beide kanten van hun lichaam onder hun korte vleugels een elastisch orgaan hebben dat ze door middel van spieren kunnen opspannen en weer loslaten. Zo produceren ze trillingen die zich als golven voortbewegen door de plant waarop ze leven. Andere cicaden op dezelfde plant kunnen ze opvangen. De beestjes gebruiken het systeem voor hun onderlinge communicatie. Mogelijk stuurt het zelfs de partnerkeuze en de paarvorming.
Het is wonderlijk hoeveel vernuftige evolutionaire ontwikkelingen er in één piepklein diertje verpakt kunnen zitten.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier