Dirk Draulans
‘De wetenschapper: over passie en gedrevenheid’
Knack-journalist en bioloog Dirk Draulans maakt gebruik van de Dag van de Wetenschap om zijn licht te laten schijnen over de Wetenschapper.
De opnames voor de Universiteit van Vlaanderen, een project waarin Knack participeert, zijn volop bezig. Hoogleraren worden uitgenodigd om op een podium in een danstempel gedurende een kwartier toe te lichten waar ze mee bezig zijn. De meeste hoogleraren waren voor de opnames nog nooit in zo’n danstempel geweest (het ging onder meer om de Carré in Willebroek en de Versuz in Hasselt). Veel hoogleraren waren ook zenuwachtig voor het gebeuren, hoewel je zou denken dat ze inzake spreken voor een (groot) publiek toch wat gewend zijn. Velen hadden familie bij, die trots kwam kijken naar de performance. Beeldopnames en de connotatie met televisie blijven wervend werken.
De wetenschapper: over passie en gedrevenheid
De meeste performers waren casual gekleed. Dassen en tailleurs ontbreken zo goed als volledig in het kledinggamma van de doorsnee hoogleraar. Kortom, hoogleraren wekken tijdens de optredens de indruk dat ze mensen zijn zoals u en ik. Dat is vandaag uiteraard de realiteit, maar vroeger was het anders. Ik herinner me levendig de doorsnee hoogleraar uit mijn studententijd: een afstandelijke, soms zelfs hautaine grijze man die zo goed als onbenaderbaar was. Ik herinner me geen enkele vrouwelijke hoogleraar – voor de duidelijkheid: mijn universitaire loopbaan dateert van meer dan veertig jaar geleden. Een student biologie die vandaag hetzelfde curriculum doorloopt, ontmoet wel vrouwelijke lesgevers op zijn traject.
Vandaag ontmoet je hoogleraren in wier gezelschap je je niet alleen niet meer op je ongemak hoeft te voelen, maar waar je desgevallend zelfs mee naar bed zou kunnen gaan, gesteld dat ze daarin geïnteresseerd zouden zijn. Vandaag lees je af en toe nog quotes van hoogleraren die zeggen dat mensen soms verbaasd zijn dat ze iets weten over de Champions League of de Tour de France – als illustratie van het feit dat niet iedereen al mee is met de tanende ongenaakbaarheid van de wetenschapper. Maar vandaag hoor je toch vooral verhalen van hoogleraren die niet per se hun beklag doen over het voortvarende karakter van de mondige student, maar zich wel verbazen over de directheid waarmee ze gecontacteerd en aangesproken worden. De grote maatschappelijke barrières zijn weggevallen – dat zie je ook in andere sectoren. In de tijd van Leopold II was het ondenkbaar dat het koningshuis zijn deuren opende voor het grote publiek, of dat een koning op een volkstribune zat mee te murmelen met het refreintje ‘Geef me een kus…’ van charmezanger Stijn Meuris.
De wetenschappelijke visie weegt in het maatschappelijk debat vooral door als ze past in het kraam van wie ze kan gebruiken om zijn of haar visie door te drijven.
Vandaag interview je meer hoogleraren in jeans en T-shirt dan in ouderwets pak. Vandaag – en dat zal mee met mijn leeftijd te maken hebben – krijg je steeds jongere en ‘normalere’ mensen voor je als je wetenschappers spreekt. Vrij jonge dames en heren van wie je zo kunt zien dat ze nog nooit in een ivoren toren gekropen zijn. Een misschien vreemd gevolg van enerzijds de ‘vermenselijking’ van de wetenschapper en anderzijds het via de sociale media opengooien van het debat is wel dat het gevoel groeit dat wetenschappers minder ernstig genomen worden dan vroeger. De wetenschappelijke visie weegt in het maatschappelijk debat vooral door als ze past in het kraam van wie ze kan gebruiken om zijn of haar visie door te drijven. Steeds meer worden wetenschappers actief tegen elkaar uitgespeeld om twijfel te zaaien en een dossier lam te leggen. Mooie voorbeelden zijn maatschappelijk hete hangijzers als de scheurtjes in de Belgische kernreactoren en de vraag of onkruidverdelger glyfosaat kankerverwekkend is. Vroeger zou de wetenschap een verdict over dit soort vragen geveld hebben, vandaag draagt ze bij tot de patstelling.
Wat echter vooral opvalt in ontmoetingen met wetenschappers, en zeker jonge wetenschappers, zijn passie en gedrevenheid. We moeten daar eerlijk in zijn: een laboratorium is zelden een aangename werkomgeving, met dikwijls veel kunstlicht en weinig ruimte, en een mandaat impliceert lange werkdagen (en -nachten). De precaire statuten van vooral jonge vorsers die soms van het ene twijfelachtige mandaat in het andere sukkelen – een gevolg van een soort overbevolking op het doctoraatsniveau – werken evenmin wervend. Maar het idee dat je iets kunt ontdekken, dat je iets kunt doen met de verwondering waarmee je tegen het leven aankijkt, dat je eventueel iets kunt vinden waardoor de maatschappij er nog een stukje op vooruit zal gaan, maakt veel goed. Het compenseert ruim voor de precaire statuten en de niet altijd aanlokkelijke werkomstandigheden. Het introduceert mogelijk een selectie in de richting van passie en gedrevenheid in de wetenschap, want als je die niet hebt ga je moeilijker de ongemakken van de wetenschappelijke werkdiscipline verdragen.
Daarenboven loert altijd de mogelijkheid van onverwacht succes om de hoek. Een mooi voorbeeld is de Luikse astronoom Michaël Gillon, die zich op de middelbare school stierlijk verveelde omdat hij geen magie in de wetenschapsvakken zag, die koos voor een avontuurlijk bestaan als beroepsmilitair maar halverwege zijn twintiger jaren toch gefascineerd raakte door wetenschap en alsnog ging studeren en doctoreren. Hij leidde een vrij anoniem wetenschappelijk bestaan, tot hij met zijn team zeven planeten rond een dwergster ontdekte, waarvan er drie leven zouden kunnen huizen. Ineens werd zijn werk wereldnieuws en behoorde hij volgens het Amerikaanse nieuwsmagazine Time tot de ‘honderd meest invloedrijke personen’ van 2017. Als je Gillon spreekt, zie je een normale man in jeans en T-shirt die van Belgisch bier houdt en geen kapsones heeft. Hij behoort tot het soort mensen van wie je blij bent dat je ze kon ontmoeten. Dat gevoel heb ik dikwijls bij wetenschappers: er zitten onwaarschijnlijk boeiende persoonlijkheden tussen.
Oudere vorsers zijn bij deze gewaarschuwd: zoek naar wat leven naast de wetenschap!
Passie en gedrevenheid hebben echter ook een schaduwkant. Ik hoorde dat veel hoogleraren na hun pensioen in een zwart gat vallen, zeker als ze niet de kans krijgen verder te werken aan hun onderzoek. Zonder wetenschap is er niets meer en tijd voor hobby’s was er vroeger niet. Voor veel wetenschappers was hun onderzoek ook hun hobby. Hobby’s zijn vooral iets voor mensen die weinig voldoening uit hun professionele loopbaan halen. Die vereiste gaat niet op voor actieve wetenschappers. Oudere vorsers zijn bij deze gewaarschuwd: zoek naar wat leven naast de wetenschap!
Universiteit van Vlaanderen: wetenschap in klare taal voor u uitgelegd
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier