De grote omvolking: ooit deelden we onze planeet met ‘andere’ mensen
Het was een komen en gaan in de prehistorie. Vandaag is de moderne mens de enige mensensoort op de aarde, maar tot zo’n 40.000 jaar geleden deelden wij de planeet met ‘andere’ mensen. Nóg vroeger was de mensendiversiteit nog groter.
Aan het einde van de jaren 1930 vond een Chinese dwangarbeider die in het door Japan bezette Noord-China mee een brug moest bouwen, bij zijn werk een bijna intacte mensenschedel. Hij verstopte hem voor zijn bewakers, en vertelde pas in 2018 op zijn sterfbed aan zijn kleinkinderen waar de schedel zich bevond. Zij bezorgden hem aan Chinese wetenschappers, en die konden hun geluk niet op. Het was de zwaarste mensenschedel ooit gevonden. Hij zou minstens 146.000 jaar oud zijn, mogelijk meer dan 300.000 jaar.
De Chinezen maakten er in hun euforie een nieuwe mensensoort van (Homo longi), die ze ‘Drakenman’ doopten. Ze claimden dat deze mens dichter bij de moderne mens aanleunde dan de neanderthaler, met wie wij een tijdje samenleefden. Maar een analyse van het wetenschappelijke vakblad Science kwam tot een andere conclusie: het zou de allereerste ontdekte schedel van een denisovan zijn: een aan de neanderthaler verwante mens, van wie tot dusver niet meer dan enkele tanden en een paar stukjes been gevonden zijn. Ook in dat geval zou de schedel groot nieuws zijn.
Miljoenen jaren lang was er een grote diversiteit van mensen op de aarde, die probleemloos met elkaar kruisten.
Van de denisovans is niet veel bekend – ze werden pas tien jaar geleden beschreven op basis van DNA uit een vingerkootje. Ze leefden honderdduizenden jaren lang in wat nu Oost-Azië is, in dezelfde periode als de neanderthalers die westelijker voorkwamen, tot bij ons in Europa. In de Denisova-grot in Siberië, mogelijk het noordelijkste verspreidingsgebied van de denisovans, zijn genetische sporen van beide mensengroepen gevonden – DNA blijft beter bewaard in koude omstandigheden dan in warme. Mensen zochten er tussen 280.000 en 55.000 jaar geleden geregeld een veilige rustplaats. Denisovans en neanderthalers moeten er elkaar ontmoet hebben, want DNA-onderzoek wijst uit dat er genetische uitwisseling tussen beide groepen was. Ze hadden dus seks met elkaar.
ABO-bloedgroep
Beide groepen kruisten ook met moderne mensen die ze tegenkwamen: in ons DNA zitten genen van denisovans en neanderthalers. Wetenschappers proberen orde in de prehistorische chaos te krijgen, maar voor de prehistorische mensen maakte het niet zoveel uit. Zij waren waarschijnlijk blij, hoewel initieel ongetwijfeld voorzichtig, dat ze af en toe biologische verwanten te zien kregen. We kunnen het ons nu bijna niet voorstellen, maar ooit waren mensen een zeldzame diersoort, die ook nog eens werd geviseerd door beesten die een stuk groter en sterker waren. Zonder speren en bijlen zouden we het niet gehaald hebben.
De denisovans en neanderthalers zouden zo’n 400.000 jaar geleden van elkaar zijn afgesplitst, mogelijk nadat een klimaatafkoeling een ijsgolf over Eurazië had gejaagd, die Europa virtueel afsplitste van Azië. Ten westen van het ijs zou de voorloper neanderthalers hebben gegeven, ten oosten denisovans. Er zijn aanwijzingen dat beide ‘soorten’ zo’n 40.000 jaar geleden definitief van het toneel verdwenen, mogelijk als gevolg van rechtstreekse competitie met de succesvollere moderne mens, maar misschien eerder door assimilatie: wij slorpten de laatste denisovans en neanderthalers in die visie gewoon op.
In het vakblad PLoS One verscheen een analyse van de bloedgroepen van beide mensentypes. Er werd van uitgegaan dat ze bloedgroep O zouden hebben (alle chimpansees hebben A en alle gorilla’s B, dus wij zouden met onze ABO een samenraapsel van voorouderlijke bloedgroepen hebben). Maar de andere mensen hadden eveneens ABO. Intrigerend is de ontdekking dat de laatste neanderthalers niet alleen een heel lage genetische diversiteit hadden, maar blijkbaar ook last hadden van een bloedziekte die maakte dat kinderen van neanderthalermoeders die met een denisovan of moderne mens hadden gepaard niet leefbaar waren. Beide factoren zouden hun uitsterven in de hand kunnen hebben gewerkt.
Een studie in Science toonde, op basis van genetisch onderzoek, aan dat neanderthalers die tussen 49.000 en 59.000 jaar geleden in een andere grot in Siberië leefden al op het punt stonden uit te sterven. Hun lokale populatiegrootte zou een duizendtal zijn geweest, vergelijkbaar met die van de berggorilla vandaag – een met uitsterven bedreigde diersoort. Ze zouden ook op min of meer dezelfde manier als de gorilla’s geleefd hebben: in kleine groepen van dertig tot honderd volwassenen, met meisjes die in de puberteit naar andere groepen verhuisden om inteelt te vermijden. Dat kon het ergste niet voorkomen: 5000 tot maximaal 10.000 jaar later was het definitief afgelopen. De neanderthaler had het wel meer dan 350.000 jaar volgehouden. Dat kan als een succes worden beschouwd.
American footballspeler
Het blad New Scientist bracht een analyse van wat bekend is over leven en werken van de denisovans, die misschien iets langer overleefden dan de neanderthaler. De weinige concrete gegevens suggereren dat het grote en zware mensen zouden zijn geweest, zeg maar zoals een American footballspeler. Het is niet uitgesloten dat ze meer dan 100 kilogram wogen. Dat suggereert dat ze misschien afstamden van, of op zijn minst nauw verwant waren aan, de Homo erectus: de tot dusver langst in leven gebleven mensensoort die 2 miljoen jaar geleden ontstond en het volhield tot zo’n 140.000 jaar geleden. Ook hij zou groot geweest zijn voor een prehistorische mens. Hij was de eerste mens die Afrika verliet om de rest van de wereld te verkennen. Later zal hij ongetwijfeld in contact zijn gekomen met denisovans en mogelijk ook met de eerste migrerende moderne mensen.
Het idee van grote denisovans wordt gesteund door de vaststelling dat ze grote tanden hadden. De gangbare trend is dat mensentanden in de loop van de evolutie van ons geslacht geleidelijk kleiner werden, maar denisovans doorbraken dat patroon. Mogelijk had het te maken met hun voedingsgewoonten, maar daar is weinig over bekend. Algemeen wordt aangenomen dat ze overwegend vleeseters waren, anders dan de neanderthaler en de moderne mens met hun kleinere tanden, die omnivoren waren.
Een studie in Proceedings of the National Academy of Sciences vergeleek het voorkomen van bacteriën in fossiel tandplak van neanderthalers met dat van vroege moderne mensen. Ze kwam tot de conclusie dat het vergelijkbaar was. In beide mensen kwamen bacteriestammen voor die gelinkt zijn aan het consumeren van zetmeel. Dus lang voor er sprake was van landbouw moeten onze voorouders al veel wortels hebben gegeten. De vergelijkbaarheid van de bacteriën in tandplak ondersteunt de visie dat neanderthalers en moderne mensen regelmatig kruisten met elkaar, want baby’s krijgen hun eerste bacteriën doorgaans mee van hun moeder.
Een analyse van nog een andere opmerkelijke fossiele mensenvondst in Science werpt mogelijk een nieuw licht op het ontstaan van de neanderthaler. Hij zou niet in Europa ontstaan zijn, maar in het Midden-Oosten, van waaruit hij Europa gekoloniseerd zou hebben in periodes met een gunstiger klimaat. Dat idee volgt uit uitgebreid onderzoek van schedelresten op een vindplaats in Israël. Ze zouden afkomstig zijn van een mensengroep die tussen 420.000 en 130.000 jaar geleden in West-Azië leefde, dus lang genoeg om contact te hebben gehad met moderne mensen die Afrika verlieten. Ze zouden erg op neanderthalers geleken hebben.
De moderne mens zou meer dan 200.000 jaar geleden al tot in het huidige Griekenland zijn geraakt.
Dat alles klinkt soms als vitterij van paleontologen en antropologen die allemaal ‘hun’ stukje mens en mensengeschiedenis in de wereld willen zetten. Maar het is vooral tekenend voor de grote diversiteit aan mensen en mensachtigen die miljoenen jaren lang over de wereld struinden, weliswaar in kleine aantallen. Kleine aantallen gespreid over grote oppervlakken met uiteenlopende klimatologische en ecologische omstandigheden is het recept bij uitstek om diversiteit te genereren. Maar wetenschappers zijn gemaakt om orde in de chaos te brengen, dus pogen ze zo veel mogelijk waarnemingen in een coherent geheel te gieten.
Java Man
Hetzelfde gaat op voor het ontstaan van de moderne mens in Afrika. Een recente analyse van de beschikbare gegevens in Nature kwam tot de onvermijdelijke conclusie dat ook dat ingewikkelder is dan wij geneigd zijn te denken. De voorouders van de neanderthalers en denisovans zouden zo’n 500.000 tot 700.000 jaar geleden afgesplitst zijn van de voorouders van de moderne mens, maar in tegenstelling tot de gangbare gedachte hoeft dat niet in Afrika te zijn gebeurd. Het kan in Azië geweest zijn, waar toen al mensachtigen leefden – de Homo erectus zag aan het einde van de negentiende eeuw trouwens het wetenschappelijke levenslicht als ‘Java Man’ in Indonesië.
De moderne mens ontstond wel in Afrika, zo’n 300.000 jaar geleden. Dat zou niet op één plek gebeurd zijn, maar onafhankelijk van elkaar op verschillende plaatsen – ook dat is een nieuw en ontnuchterend inzicht. Vooral de ontdekking van een schedel in een mijn in Marokko gooide de klassieke inzichten overhoop. De klassieke inzichten kwamen samen in het verhaal dat de moderne mens zo’n 150.000 tot 200.000 jaar geleden ‘ineens’ opdook in Oost- of Zuid-Afrika, en vanaf zo’n 60.000 jaar geleden uit Afrika begon te migreren, nadat hij voldoende ‘mentale vooruitgang’ had geboekt om zo’n onderneming tot een goed einde te kunnen brengen. De Marokkaanse schedel gooide dat heldere plaatje compleet overhoop. De ontdekking gebeurde in 1961, maar de volledige analyse volgde pas in 2017, nadat op dezelfde plek nieuwe vondsten waren opgegraven. Ze concludeerde dat het niet om een soort ‘Afrikaanse neanderthaler van zo’n 40.000 jaar oud’ ging, maar om een ‘oude moderne mens van zo’n 315.000 jaar oud’. Een vondst uit 1978 uit Griekenland werd in 2019 gelabeld als een ‘210.000 jaar oude moderne mens’. Wat impliceert dat de moderne mens veel langer geleden dan voor mogelijk werd gehouden Afrika verliet en in Zuid-Europa terechtkwam. In 2015 vonden wetenschappers in een Chinese grot tanden van 80.000 jaar oud, die van moderne mensen afkomstig zouden zijn. Onze rechtstreekse voorouders waren toen blijkbaar al tot in Oost-Azië gesukkeld.
Dat de moderne mens in Afrika ontstond lijkt zeker, maar mogelijk gebeurde het op meerdere plekken op het continent, als een soort convergente evolutie – evolutie die onafhankelijk van elkaar op verschillende plekken hetzelfde resultaat oplevert. Zo zouden er her en der groepen van moderne mensen ontstaan zijn, die later samenvloeiden tot één geheel. Het is duidelijk dat er vanaf het begin groepjes via de Hoorn van Afrika naar het Midden-Oosten sijpelden, om van daaruit zowel richting westen (Europa) als oosten (Azië) te trekken, uitgesmeerd over periodes van duizenden tot tienduizenden jaren.
Mens uit een Tolkienfantasie
In die tijd moeten er ook nog andere mensensoorten op het Afrikaanse continent geleefd hebben, zoals de Homo naledi, die in 2013 in een grot in Zuid-Afrika werd ontdekt. Hij zou zo’n 250.000 jaar geleden zijn uitgestorven. Hij werd in New Scientist omschreven als een ‘oude mens die zo vreemd was dat hij zo uit de bladzijden van een Tolkienfantasie had kunnen wandelen’. Er waren dus niet alleen uiteenlopende groepjes moderne mensen op het continent, maar ook andere mensachtigen die meer van ons verschilden. De mensheid was toen een amalgaam van een gevarieerde groep moderne mensen en enkele andere ‘soorten’, die echter taxonomisch zo dicht bij ons en bij elkaar stonden dat er genetische uitwisseling mogelijk was. Misschien zijn wij er wel té happig op om alles in netjes afgelijnde categorieën te willen stoppen, zoals sommigen vandaag in het ‘identiteitsdebat’ duidelijke lijnen willen tussen ‘wij’ en ‘zij’.
Grootschalige migratie is van alle tijden. In de honderdduizenden jaren lange geschiedenis van de aanwezigheid van neanderthalers in Europa zijn er periodes dat ze zo goed als volledig verdwenen leken, waarschijnlijk als gevolg van klimatologische toestanden. Later zouden ze dan opnieuw binnen zijn gekomen vanuit Azië of het Midden-Oosten.
De laatste belangrijke migratie uit onze Europese voorgeschiedenis zou zo’n 3000 à 4000 jaar geleden gebeurd zijn. Volgens een analyse in Nature Communications zou een herdersvolk uit de Kaukasische regio benoorden de Zwarte Zee, de Yamnaya, toen zowel naar het westen (Europa) als het oosten (India) zijn getrokken. Het zou er op veel plekken de lokale bevolking in ‘enkele honderden jaren tijd’ vervangen hebben. Een échte omvolking dus. Tot dusver werd aangenomen, op basis van culturele veranderingen in de structuur van werktuigen en potten, dat de toenmalige Europeanen de meer verfijnde werkwijzen van de Yamnaya overnamen. Maar de realiteit lijkt harder te zijn: het waren niet de potten die veranderden, wel de mensen.
De Europese mensenbevolking zou toen al een tijdlang in crisis verkeerd hebben, als gevolg van klimaatveranderingen en een allereerste gedocumenteerde uitbraak van een pestachtige ziekte. De ziekte zou een gevolg geweest zijn van de onhygiënische omstandigheden waarin mensen in de toenmalige nederzettingen samentroepten, dikwijls in dicht contact met vee en andere dieren. De lamgeslagen bevolking was geen maat voor de krijgers van de Yamnaya. Fossiele vondsten tonen aan dat er aanvankelijk bijna uitsluitend mannen aankwamen, de vrouwen volgden pas veel later. Die mannen zijn natuurlijk niet stil blijven zitten – dat zullen zowel ‘onze’ mannen als vrouwen ervaren hebben.
Kortom, afhankelijk van hoever we teruggaan in de tijd hebben wij een Afrikaanse oorsprong of een Aziatische. Het is in elk geval duidelijk dat Europa geen rol van betekenis speelde in de evolutie van de mensheid. Het harde biologische werk gebeurde elders. Maar wij hebben dat gemis later wel ruimschoots gecompenseerd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier