Beestenboel: liefde bij de havik is een kwestie van puur pragmatisme
De havik is de krachtigste roofvogel in onze contreien. Maar sinds kort krijgt hij af te rekenen met concurrenten.
Omdat hij een van de weinige roofvogels is die zowel in Europa als in Noord-Amerika voorkomen, heeft de havik een uitzonderlijk wijde verspreiding. Zijn totaalbestand wordt op een miljoen exemplaren geraamd. Een halve eeuw geleden kwam hij wel in de verdrukking door een combinatie van verdelging en pesticidegebruik – het laatste had een dramatisch effect op zijn voortplantingscapaciteit. In Nederland crashte het havikenbestand tussen 1958 en 1963 met liefst 84 procent, ondanks het feit dat het na de Tweede Wereldoorlog was gestegen doordat er nieuwe bossen waren aangeplant en de duivenpopulatie was toegenomen – de duif is een belangrijke prooisoort.
Beschermingsmaatregelen en een verbod op de schadelijkste pesticiden (vooral DDT) keerden het tij voor de soort, ook bij ons. Vanuit een klein Kempisch bolwerk zette de havik vanaf de jaren 1970 een veroveringstocht van Vlaanderen in, waarmee hij ondertussen West-Vlaanderen heeft bereikt. Hij heeft in dat proces zijn oorspronkelijke biotoop van echte bossen wat uitgebreid naar grote parken en andere ‘lossere’ boombiotopen.
Het Vlaamse broedbestand wordt nu op vierhonderd paartjes geraamd. Er zijn indicaties dat er in de Kempen wat druk op komt, mogelijk omdat de havik meer te maken krijgt met competitie van andere toppredatoren, zoals de oehoe en de boommarter. Als je een eeuw zo goed als alleen aan de top van de bosvoedselketen hebt gestaan, moet je wat nieuwe concurrentie kunnen verdragen. Vooralsnog maakt niemand zich zorgen over de toekomst van onze haviken.
Soms doden vrouwtjeshaviken een mannetje tijdens of vlak na de paring.
Driekwart van de voeding van haviken bestaat uit vogels. In bosgebieden zijn dat vooral kraaiachtigen als gaaien en eksters, die door hun wat onbeholpen vlucht gemakkelijke slachtoffers zijn. Elders vormen duiven de hoofdschotel. Haviken speuren dikwijls vanaf een hoge tak naar prooien, die ze dan achtervolgen in een snelle vlucht. Simulaties hebben uitgewezen dat een snelheid van 60 kilometer per uur in een bos het maximum is dat een havik aankan zonder het risico te lopen om tegen een boom te crashen. Vrij korte vleugels en een lange staart bevorderen zijn wendbaarheid. Zodra hij op snelheid is gekomen, valt er amper aan te ontsnappen. Haviken zijn dodelijk efficiënt in hun jacht.
Een vrouwtjeshavik is een stuk groter dan een mannetje. Ze vangt prooien die bijna dubbel zo groot zijn als die van haar partner. Dat beperkt hun onderlinge competitie. In het broedseizoen neemt zij het leeuwendeel van het nestwerk voor haar rekening. Zij en haar kuikens moeten dan door het mannetje gevoed worden. Er wordt veel gepaard, zo’n tien keer per dag. Dat wordt beschouwd als een strategie van het mannetje om de kans te verkleinen dat zij zich in zijn afwezigheid laat dekken door een concurrent, waardoor hij zich zou inspannen voor een jong dat niet van hem is.
Meestal blijven havikenkoppels trouw aan elkaar. Toch is de samenwerking niet zonder risico. Er zijn gevallen beschreven van vrouwtjeshaviken die een mannetje doden tijdens of vlak na de paring. Dat zou vooral het geval zijn als ze niet tevreden zijn met de prooien die hij als bruidsschat aanbiedt. Die moeten illustreren dat hij een goede jager is, zodat ze tijdens het broeden en grootbrengen van de jongen niet zonder bevoorrading komen te zitten. Liefde is in de havikenwereld, nog meer dan bij ons, een kwestie van puur pragmatisme.