Beestenboel: het winterkoninkje bouwt ‘luxueuze’ nesten met twee verdiepingen
Het kleine vogeltje met het karakteristieke rechtop gerichte staartje is een succesverhaal, ook in onze tuinen.
Het is een verademing om eens te kunnen schrijven over een beestje waar we ons geen zorgen over hoeven te maken. Er leven naar schatting 300 miljoen winterkoninkjes in hun Euraziatische verspreidingsgebied. Op de goudhaantjes na zijn het onze kleinste vogeltjes. Volgens de laatste gegevens van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek broeden er in Vlaanderen een kwart miljoen koppels. Het broedbestand lijkt zelfs toe te nemen. Mogelijk speelt het mee dat steeds meer mensen hun tuin vogelvriendelijk beheren, met aandacht voor ruige plekjes waarin winterkoningen goed aan hun trekken kunnen komen.
De diertjes broeden graag in braamstruwelen en klimopmuren, maar ze zijn weinig kieskeurig. De website van Natuurpunt vermeldt een opengesperde opgezette snoekenkop in een tuinhok en een mensenschedel als waargenomen nestplaatsen voor winterkoninkjes. Ze houden ook van takkenhopen en andere al dan niet natuurlijke ‘rommel’ om in rond te hangen. Winterkoninkjes zijn insecten- en spinneneters en moeten ook in de winter een kostje bij elkaar kunnen scharrelen. Vooral onder houtschors en tussen afgevallen bladeren vinden ze dan wat ze nodig hebben.
Mannetjes bouwen in de vroege lente een vijftal nesten, waar het vrouwtje waar ze hun zinnen op hebben gezet het beste uit kiest.
Zijn mooie naam heeft het roestbruine beestje met het rechtop gerichte staartje voor de helft te danken aan een verhaal dat toegeschreven wordt aan de oud-Griekse denker Ploutarchos. Hij vertelde hoe de winterkoning zich voor een wedstrijd ‘om ter hoogst vliegen’ in het geniep tussen de veren van de arend had verstopt. Toen de arend echt niet meer hoger kon, steeg de verstekeling eventjes op en werd zo de winnaar – en de koning van het verhaal. Volgens Ploutarchos was de winterkoning een stuk slimmer dan de arend.
Het winterelement in zijn naam vloeit waarschijnlijk voort uit het feit dat het diertje bij ons áltijd kan worden gezien, ook in de koudste winters. Het moet dan wel extra inspanningen leveren om in leven te blijven. Op koude nachten kan het tot 10 procent van zijn lichaamsgewicht van amper 10 gram verliezen aan energieproductie om warm te blijven. Er is waargenomen dat winterkoningen, die doorgaans heel territoriaal zijn, dan op elkaar gestapeld in troepjes de nacht doorbrengen, soms ingegraven onder sneeuw. Misschien dragen onze minder strenge winters ook bij tot het groeiende succes van de soort.
De winterkoning staat bekend om zijn luide gezang. Zijn syrinx – de tegenhanger van ons strottenhoofd – is extreem efficiënt in het omzetten van lucht in geluid: 100 procent van de lucht die erdoorheen gaat, wordt vertaald in klanken (in ons strottenhoofd zou dat amper 2 procent zijn). Niet alleen de mannetjes zingen. De vrouwtjes doen mee, vooral als ze hun nest moeten verdedigen.
Mannetjes bouwen in de vroege lente een vijftal nesten, waar het vrouwtje waar ze hun zinnen op hebben gezet het beste uit kiest. Dat werken ze verder af met mos en veertjes. De andere nesten kunnen fungeren als afleidingsmanoeuvre voor nestpredatoren, zoals wezels. In het bewoonde nest kunnen twee verdiepingen voorkomen, waarvan er één gebruikt wordt voor het broeden. De andere zou als slaapplaats dienen. Zelfs als drukke winterkoningouder heb je recht op rustmomenten.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier