Beestenboel: de torenvalk investeert zwaar in zijn jachttechniek
Het fraaie valkje met het opvallende jachtgedrag heeft het moeilijker dan andere roofvogels.
Een groot aanpassingsvermogen is geen garantie voor overlevingssucces. Dat bewijst de torenvalk, een van onze algemeenste roofvogels. Hij valt op door zijn uitzonderlijk jachtgedrag: hij kan ‘bidden’ boven een prooi. Hij fladdert dan intensief tegen de wind in om ter plekke te kunnen blijven hangen. Met zijn scherpe ogen spot hij op grote hoogte muizen in het gras. Het bidden vergt veel energie, maar verhoogt de kans dat hij de beestjes te pakken krijgt. Een torenvalk heeft elke dag vier tot acht muizen nodig om te overleven.
In een goed muizenjaar, en als het niet te veel regent, want dan is bidden minder efficiënt, kan een torenvalkkoppel vier tot vijf jongen grootbrengen. Door een goede timing van het broeden kan het muizenmenu, op het ogenblik dat de jongen het meeste eten nodig hebben, aangevuld worden met jongen van andere vogelsoorten die eerder uitvliegen en door hun onervarenheid gemakkelijke slachtoffers zijn.
Experimenten hebben uitgewezen dat een torenvalkkoppel per seizoen nog meer jongen zou kunnen grootbrengen, maar daarvoor zouden de ouders extra inspanningen moeten leveren, die ze dan later in hun leven mogelijk duur moeten bekopen. Die zelfgekozen beperking levert hen makkelijk een paar extra broedseizoenen op en uiteindelijk dus een groter aantal jongen. Je moet af en toe wat op de rem gaan staan om verder te raken in het leven.
In The Journal of Raptor Research verscheen een aantal anekdotische waarnemingen over bigamie bij torenvalken. Sommige mannetjes slagen erin om in hetzelfde seizoen nesten te hebben met twee vrouwtjes tegelijk. Het lijkt erop dat de vrouwtjes dan verwant zijn aan elkaar, en dat het tweede altijd jonger is dan het eerste. Het stelt zich tevreden met een rol als bijzit, waardoor het wel minder jongen grootbrengt dan het topvrouwtje. De waarnemingen wezen uit dat zo’n mannetje op het hoogtepunt van het voederwerk bijna dubbel zoveel prooien per dag vangt als een monogame buurman. Of dat een negatieve invloed heeft op zijn succes op lange termijn, is niet bekend.
Mannetjestorenvalken zijn kleiner dan vrouwtjes en hebben een grijzer voorkomen. Misschien heeft het grijs te maken met het feit dat vrouwtjes mannetjes verkiezen waarvan de veren het ultraviolet licht goed reflecteren. De diertjes gebruiken dat licht ook om urinesporen van knaagdieren op de grond te volgen, wat hun jachtsucces verhoogt.
Ze investeren dus zwaar in hun jachttechniek, maar wat hun nest betreft laten ze veel aan het toeval over. Ze gebruiken lege nesten van vooral kraaiachtigen, maar kunnen ook terecht in door mensen geplaatste broedbakken en in nissen van gebouwen, waardoor ze soms in steden voorkomen. Dat zou hun succes moeten verhogen.
De torenvalk was de eerste roofvogel in ons land die wettelijk werd beschermd – in 1956 – maar hij heeft daar minder baat bij gehad dan veel andere soorten. Hij verdwijnt uit grootschalige landbouwgebieden, die heel vogelonvriendelijk zijn. Het huidige broedbestand in Vlaanderen is lager dan 2500 koppels. In Nederland is het de voorbije halve eeuw met maar liefst 75 procent afgenomen. Een switch naar een deels stedelijk bestaan kan het verlies aan landelijke mogelijkheden voor de soort niet compenseren.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier