Beestenboel: de papegaaiduiker is de enige zeevogel die al betrapt is met werktuigen
Dankzij bijzondere aanpassingen kan de koddige papegaaiduiker zich efficiënt voortbewegen boven én onder water.
Ze behoren niet echt tot onze fauna, maar elk jaar wordt er wel een handvol papegaaiduikers voor de Belgische kust gezien. In de Nederlandse zone van de Noordzee zijn er begin 2020 zelfs meer dan duizend geteld. De diertjes zijn vogels van de open zee, behalve in het broedseizoen. Dan hebben ze land nodig om hun ei te kunnen leggen en hun ene jong groot te brengen.
Ze broeden hoog op kliffen langs de kust, waar ze gangen graven als er geen konijnenholen ter beschikking zijn. Zo’n broedbiotoop kunnen de Lage Landen niet bieden. Papegaaiduikers broeden in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, maar vooral in landen als Noorwegen en IJsland. De populatie wordt op 10 tot 12 miljoen dieren geschat, een afname met de helft sinds de jaren 1980. Dat er minder vis beschikbaar is, zou daarvan de belangrijkste oorzaak zijn. Verschuiving van visconcentraties door de klimaatopwarming, waardoor de vogels in het broedseizoen verder moeten vliegen om te kunnen vissen, speelt daarin een rol.
De papegaaiduiker dankt zijn naam aan de bek die hij torst. In het broedseizoen kleurt die fel oranje, mogelijk om indruk te maken op de partner. Papegaaiduikers hebben de neiging om jaar na jaar hetzelfde koppel te vormen. In het winterseizoen blijven de partners niet samen, maar uit onderzoek is wel gebleken dat hoe dichter ze dan bij elkaar zijn, hoe groter de kans wordt dat ze het volgende broedseizoen een jong groot kunnen brengen. Mogelijk is de timing van hun aankomst in het nesthol dan beter afgestemd.
Mogelijk speelt de bek van de papegaaiduiker een rol in het reguleren van de lichaamstemperatuur.
De randen van de papegaaiduikerbek zijn gekarteld. Zo kunnen de vogels tijdens één voedselvlucht tot twaalf visjes meebrengen, wat bespaart op vliegkosten. Ondanks hun wat plompe voorkomen zijn het efficiënte vliegers. Ze kunnen vierhonderd vleugelslagen per minuut aan en halen een snelheid tot 80 kilometer per uur. Ze vliegen wel uitsluitend laag boven het water.
Onderzoek gepubliceerd in The Journal of Experimental Biology (en dat ging over een verwante soort uit de Stille Oceaan) toont aan dat de doorwrochte bekstructuur kan helpen om overtollige warmte ‘uit te zweten’. Door hun intensieve vliegtechniek zouden vliegende papegaaiduikers veel warmte produceren, die wordt vastgehouden door hun isolerende verenkleed. Na de landing in de broedkolonie daalt de temperatuur van de bek met 5 graden Celsius. Mogelijk speelt hij dus een rol in het reguleren van de lichaamstemperatuur. De plaatjes die de bek vormen, verdwijnen grotendeels na het broedseizoen. Ze zouden hinderen bij het manoeuvreren onder water.
Papegaaiduikers ‘vliegen’ ook onder water, maar wel 50 procent trager dan in de lucht. Volgens eLife hebben ze de optimale balans gevonden tussen efficiënt vliegen en efficiënt zwemmen – een betere combinatie dan wat zij doen is blijkbaar niet denkbaar. Hun onderwaterbeurten zijn wel kort: gemiddeld een halve minuut tot een diepte van 15 meter.
Intrigerend is dat papegaaiduikers tot dusver de enige zeevogels zijn die al betrapt zijn op het gebruik van werktuigen. Een studie in Proceedings of the National Academy of Sciences beschrijft hoe ze zich krabben met stokjes. Mogelijk hebben ze zulke hulpstukken nodig omdat hun bek er te dik voor is. Zo draait veel in het leven van deze vogels om hun papegaaienbek.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier