Beestenboel: de duizendpoot en het belang van (al) zijn poten
Het verhaal van de duizendpoot is er een van poten. Veel poten. Maar geen duizend.
De Nederlandse naamgevers van de duizendpoot hebben niet op een poot meer of minder gekeken. In het Engels heet het diertje overigens ‘honderdpoot’. Belangrijk is dat het er meer dan zes of acht zijn, zodat duizendpoten niet bij de insecten of spinnen kunnen worden ingedeeld. Ze staan apart in de klasse van de geleedpotigen. Bij hun geboorte hebben ze zeven paar poten. Bij elke vervelling krijgen ze er een lichaamssegment met een paar poten bij, tot ze bij vijftien paar uitkomen. Dertigpoot was dus de correcte naam geweest.
Duizendpoten jagen op alles wat ze te pakken kunnen krijgen. Het zijn vinnige diertjes die even hard vooruit als achteruit lopen. Als je een steen of tak optilt waaronder ze overdag liggen te rusten, schieten ze weg. Ze hebben een dun pantser en drogen uit als het te warm is. Daarom gaan ze bijna uitsluitend ’s avonds en ’s nachts op pad.
Wetenschappers hebben veel naar duizendpoten gekeken. In 1945 deed een Brit – die zich in de oorlog kennelijk verveelde – een experiment waarmee hij wilde nagaan of de diertjes hun ogen gebruiken voor de jacht. Dat leek hem weinig waarschijnlijk, aangezien ze vooral ’s nachts actief zijn. In Nature beschreef hij zijn proef: hij schilderde de ogen van de beestjes zwart, zodat ze niets konden zien, en stelde vast dat ze desondanks succesvol konden jagen. Zo eenvoudig kan wetenschap zijn.
Het voorste paar poten vormt een holle tang waardoor gif loopt om prooien te doden.
De diertjes blijken vooral op het gevoel te jagen, letterlijk: ze lopen rond tot ze iets eetbaars raken. Hoe sneller en chaotischer ze lopen, hoe meer kans ze hebben om op een prooi te botsen. Met hun antennes en hun poten, waarop trilhaartjes staan, kunnen ze in alle richtingen voelen. De haartjes op de poten zijn anders gestructureerd dan die op de antennes. Hoe verder naar achter de poten, hoe meer haartjes.
De poten van de duizendpoot blijven wetenschappers fascineren. Een recente studie in Zoological Letters geeft aan dat alle poten worden aangestuurd door een aparte zenuwknop op de grote centrale zenuw. Het voorste paar poten is gemuteerd tot een holle tang waardoor gif loopt om prooien te doden – het zijn eigenlijk geen poten meer. Het achterste paar is iets héél speciaals geworden – het zijn evenmin nog echte poten. Een vrouwtje gebruikt het om de zaadpakketjes op te pikken die een mannetje haar in een soort zijden verpakking aanbiedt. Ze bevrucht er zichzelf mee en legt dan een voor een een aantal eitjes, die ze aan hun lot overlaat. Na drie weken komen de duizendpootjes uit, die het zonder ouderzorg moeten zien te rooien. Als er niks misloopt, kan een duizendpoot vijf tot zes jaar oud worden.
De achterste poten staan vol kliertjes, vooral vanaf het twaalfde potenpaar: die hebben elk ongeveer 250 kliertjes. Dan gaat het crescendo naar meer dan 4000 kliertjes per poot voor het laatste paar. De kliertjes hebben meerdere functies: ze regelen de waterhuishouding, produceren chemische stoffen voor de paarvorming en andere vormen van communicatie, en scheiden een kleverige stof af als de diertjes zich bedreigd voelen. In feite zijn het dus vooral de poten die het doen en laten van een duizendpoot bepalen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier