Bioloog Els Vermeulen: ‘Baleinwalvissen zijn de koeien van de oceaan’
De Vlaamse bioloog Els Vermeulen is gefascineerd door walvissen. Ze maakte er haar levenswerk van. ‘De meeste populaties zitten in de lift, maar we moeten waakzaam blijven.’
Er zijn niet veel mensen die erin slagen hun kinderdroom te realiseren, maar bioloog Els Vermeulen kreeg het voor elkaar. Haar kinderkamer hing vol posters van walvissen en dolfijnen. Vanaf haar zesde wist ze dat ze walvissen wilde redden én dat ze daarvoor naar het buitenland zou moeten. Ze werd bioloog en maakte haar eindwerk over zuidkapers voor de kust van Argentinië. Later verkaste ze naar Zuid-Afrika. Ze woont nu in Hermanus, hét walvisstadje bij uitstek van het land, waar ze het walvisonderzoek van de universiteit van Pretoria leidt. Ze is uitgegroeid tot internationaal walvisexpert en kan dus beter dan wie ook de toestand van de ooit zo bedreigde walvispopulaties evalueren.
De algemene indruk is dat walvissen het goed doen. Is dat correct?
Els Vermeulen: Over het algemeen wel. Sinds het verbod op de walvisjacht zitten de meeste populaties in de lift. Er zijn een paar uitzonderingen, zoals de noordkaper, die erg te lijden heeft van aanvaringen door schepen en verstrengeling in visnetten. Zijn totale populatie wordt op amper vierhonderd dieren geraamd, wat gevaarlijk weinig is. Zijn tegenhanger in het zuidelijke halfrond, de zuidkaper, doet het wel goed.
De vrees groeit dat de klimaatopwarming zal interfereren met de revival van de walvissen.
Vermeulen: We merken inderdaad dat de populaties van een aantal soorten niet zo sterk meer stijgen. Warmer oceaanwater impliceert minder zee-ijs en minder krill: de verzameling piepkleine kreeftachtigen die in enorme aantallen kunnen voorkomen en het voornaamste voedsel van baleinwalvissen vormen. Als wetenschapper moeten we wel met alle mogelijkheden rekening houden, zoals de optie dat er in de huidige ecosystemen minder krill circuleert dan eeuwen geleden. Dat zou betekenen dat walvispopulaties niet meer kunnen aangroeien tot hun oorspronkelijke niveau. Anderzijds zien we dat op Antarctica andere dieren waarvoor krill een cruciaal aspect van de voedselketen is, zoals pinguïns en zeeleeuwen, het ook moeilijk krijgen. Dat wijst toch in de richting van een effect van de klimaatopwarming.
Is het utopisch te denken dat walvissen ooit weer het niveau van voor de walvisjacht zullen bereiken?
Vermeulen: Ook dat hangt af van soort tot soort. De bultrugwalvis lijkt weer op het niveau van voor de jacht te zijn. Het is een soort waarvan de vrouwtjes elk jaar een jong kunnen krijgen, zodat ze een sterke herstelcapaciteit heeft. Bij de zuidkaper, die veel minder efficiënt is qua voedselverwerking, komt er slechts één jong per drie jaar, waardoor de populatie nog altijd niet meer dan 20 procent bedraagt van wat ze ooit was. Voor de allergrootste walvis, de blauwe vinvis, is het slechts 2 procent.
Liefst 70 procent van de dolfijnen in kustzones bevindt zich in de gevarenzone voor uitsterven.
Moeten we per se terug naar de historische aantallen?
Vermeulen: Nee, maar we moeten waakzaam blijven. Er zijn nu in totaal zo’n twintigduizend zuidkapers, wat nog altijd weinig is. Er moet niet veel mislopen om de soort weer in de problemen te brengen.
Als grote walvissen opnieuw hun oorspronkelijke populatieniveaus zouden bereiken, stelde een studie, zouden ze een deel van de gevolgen van de klimaatopwarming kunnen counteren. Is dat realistisch?
Vermeulen: Ik heb er een dubbel gevoel bij. Wij werken samen met biochemici om de rol van walvissen in die context te ontrafelen. We weten dat ze alleen al door hun afmetingen een enorme impact op hun leefmilieu hebben. Hun uitwerpselen fungeren als een vorm van bemesting voor de oceaan, waardoor het plantaardige plankton extra kan floreren en extra CO2 kan vastleggen. Maar het lijkt momenteel niet realistisch dat de populaties weer zo groot zullen worden dat het effect op wereldschaal voelbaar zal zijn. Het ecosysteem moet hun aanwezigheid kunnen dragen.
Sommige mensen waren al blij omdat andere dieren dan onze problemen zouden oplossen, zodat wij zelf niets meer hoeven te doen.
Vermeulen: We moeten samenwerken met de dieren. Als wij inspanningen leveren door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, vergroot de kans dat de groei van walvispopulaties een betekenisvol effect zal hebben.
Welke soort is uw favoriete walvis?
Vermeulen: Mijn eerste liefde is de zuidkaper. Het was de eerste walvis die ik zag en de eerste die ik bestudeerde. Daarom zal hij waarschijnlijk altijd mijn favoriet blijven.
U woonde in Argentinië en in Zuid-Afrika? Waar was u het liefst?
Vermeulen: In Zuid-Afrika. Er is veel meer aandacht voor natuur dan in Argentinië, met meer investeringen, ook in wetenschappelijk onderzoek. Dat is deels omdat walvistoerisme er een belangrijke bron van inkomsten is. In de jaren 1990 verscheen een studie over de economische impact van walvistoerisme. Wij zijn van plan die over te doen om te kijken hoe groot de negatieve impact van de klimaatopwarming op de sector zou kunnen zijn.
In Hermanus, waar u woont, is ook haaientoerisme. Mensen kunnen er in kooien in het water naar grote witte haaien kijken.
Vermeulen: Ja, maar er zijn kapers op de kust. Twee orkamannen hebben geleerd hoe ze witte haaien moeten aanvallen. Ze draaien ze op hun rug, zodat ze niet meer kunnen bewegen, en halen vervolgens hun buik open om hun lever, die een derde van hun lichaamsgewicht bedraagt, op te kunnen eten. De haaien zijn uit schrik voor de orka’s verhuisd. Het is fascinerend: de ene toppredator die bang is voor de andere.
Hoe doet de orka het op wereldschaal?
De orka is de grootste dolfijn. Hoe doen dolfijnen het?
Vermeulen: Liefst 70 procent van de dolfijnen in kustzones bevindt zich in de gevarenzone voor uitsterven. Wij hebben in Zuid-Afrika bijvoorbeeld de bultrugdolfijn, waarvan de populatie sterk afneemt, maar we weten niet waarom. Dat is problematisch, want als je niet weet waaraan een afname te wijten is, kun je geen maatregelen nemen om ze te counteren. In Argentinië daalt de populatie van de tuimelaar, hoewel we geen gestrande dode dieren vinden en de overlevingskansen van volwassen dieren hoog zijn. We vermoeden dat de voortplantingskansen te laag zijn om de sterfte volledig te compenseren.
Is dat een effect van besmetting met plastic of andere chemische vervuilers?
Vermeulen: Dat kan. We weten dat er een probleem is van zware metalen die een moederdolfijn met haar melk aan haar kalf doorgeeft. Het kan zijn overlevingskansen ondergraven.
Door hun uitwerpselen kan het plantaardige plankton extra floreren en extra CO2 vastleggen.
Houdt de Internationale Walvisvaartcommissie (IWC), die opgericht werd om het verbod op de walvisjacht te monitoren, zich ook met die problemen bezig?
Vermeulen: Alleen het wetenschappelijk luik van de IWC, waar ik deel van uitmaak, doet dat. Het politieke luik bekommert zich alleen om de baleinwalvissen, waarvoor het werd opgericht. Als wetenschappers trekken we ons nu bijvoorbeeld het lot aan van de vaquita in de Golf van Californië: de kleinste walvis ter wereld, die zo goed als uitgestorven is – er zijn amper twintig exemplaren van over. We doen hetzelfde voor enkele andere bedreigde dolfijnen. Maar onze bekommernissen sijpelen maar moeizaam door naar het politieke luik.
Is de strijd voor het behoud van de vaquita niet al verloren?
Vermeulen: Vorig jaar is die vraag voor het eerst op tafel gekomen. Het is een moeilijke kwestie. Als bioloog moet je objectief zijn en dan is de vraag legitiem, maar er spelen ook emotionele factoren, zoals de kwestie of je niet tot de laatste snik moet vechten voor een soort die we zelf in de vernieling jagen. Hetzelfde geldt voor de vraag of het niet wenselijk is om hier en daar wat walvisjacht toe te laten om menselijke noden qua voeding te lenigen.
Dat betekent de deur voor walvisjacht weer op een kier zetten?
Vermeulen: Juist, en dat willen we niet. Maar ik zie hier in Zuid-Afrika hoe een walvis die aanspoelt in de buurt van een sloppenwijk meteen met machetes in stukken wordt gehakt om zijn vlees te kunnen consumeren. Terwijl niet bekend is waaraan het dier gestorven is en hoe lang het dood in het water gedobberd heeft. Mensen met honger liggen niet wakker van zulke beslommeringen.
Bij ons zijn aangespoelde walvissen een toeristische attractie. Wat is de aantrekkingskracht van walvissen?
Vermeulen: Het helpt zeker dat het zoogdieren zijn, en dan nog héél grote zoogdieren met een mythische uitstraling, want ze leven in een biotoop dat we niet goed kennen. Meestal zien we er zelfs op zee niet meer van dan een staart, zodat we de rest erbij moeten denken.
Zijn het ook geen intelligente dieren?
Vermeulen: Orka’s en andere tandwalvissen zeker wel. Het zijn dieren met gesofisticeerde jachttechnieken die in bijzondere sociale structuren leven. Maar dat geldt niet voor baleinwalvissen, die solitair leven en een beetje zoals koeien de oceaan afgrazen. Daar heb je niet veel slimmigheid – in de betekenis van een probleemoplossend vermogen – voor nodig.
De dieren lijken soms toch met evenveel interesse naar menselijke bezoekers te kijken als omgekeerd.
Vermeulen: Ook koeien kunnen staren naar passanten. Maar dat lijkt me niet te volstaan om ze als intelligent te labelen.
Baleinwalvissen kunnen toch in grote groepen voorkomen?
Vermeulen: Alleen als er veel eten is. Krill kan in gigantische concentraties voorkomen, waardoor tientallen en soms honderden walvissen in elkaars buurt verzeilen. Maar het betekent niet dat ze veel sociaal contact hebben. Het zijn eenzaten.
IJsland, Noorwegen en Japan zijn de enige landen in de wereld die nog op walvissen jagen.
Vermeulen: In IJsland lijkt er toch wat politieke druk te komen om de jacht weer af te schaffen. Ze is waarschijnlijk verliesgevend en past alleen in een soort misbegrepen traditie. In Noorwegen worden meer walvissen gejaagd dan in IJsland en Japan samen, maar er is weinig verzet tegen, mede omdat het de populaties niet lijkt te schaden. Japan jaagt alleen nog in zijn nationale wateren. Het pompt wel veel geld in wetenschappelijk onderzoek naar walvissen in de Zuidelijke Oceaan, waar wij met argusogen naar kijken, omdat we niet goed weten wat de bedoeling ervan is. Zijn de Japanners echt geïnteresseerd in de walvissen of willen ze voorbereid zijn op een eventuele hervatting van de jacht in internationale wateren? We weten het niet.
Japan is wel uit de Walvisvaartcommissie gestapt.
Vermeulen: Ja, wat meteen betekende dat het budget met een derde vermindert. Dat heeft gevolgen. Zo zal het wetenschappelijk comité niet meer elk jaar bijeen kunnen komen, maar slechts eens om de twee jaar.
Heeft de commissie nog nut nu de walvisjacht grotendeels is afgeschaft?
Vermeulen: Het blijft belangrijk erop toe te zien dat er niet geknaagd wordt aan het moratorium op de jacht. We proberen ook de druk op te voeren om zo veel mogelijk oceaan internationaal als natuurgebied te laten beschermen. Daardoor zou bij een eventueel doorbreken van het moratorium in een groot deel van de oceaan toch niet meer gejaagd mogen worden. We moeten voorbereid zijn op alle scenario’s.
Kan er niets gedaan worden aan de vreselijke slachtpartijen op grienden en andere dolfijnen op de Faeröereilanden?
Vermeulen: Dat wordt niet behandeld in de IWC, ook niet in het wetenschappelijk comité. Denemarken blijft zich obstinaat verzetten tegen ingrijpen. Zelfs de vraag of het ethisch verantwoord is dat die jacht doorgaat, kan niet worden behandeld.
Speelt een klein en zo goed als walvisloos land als België een rol van betekenis in de IWC?
Vermeulen: Zeker, je mag dat niet onderschatten. Stephanie Langerock van de federale overheid levert uitstekend werk als verantwoordelijke voor België. Ze was zelfs voorzitter van de subcommissie voor de studie van ongewenste bijvangsten van walvissen in visnetten. Ik heb nu zitting als onafhankelijk wetenschapper. Dat heeft het voordeel dat ik mijn gedacht kan zeggen, zonder rekening te hoeven houden met het standpunt van een overheid.
Ziet u zichzelf terugkeren naar België?
Vermeulen: (zonder aarzelen) Nee. Ik mis mijn familie en vrienden, maar het land mis ik niet. Voor wat ik nodig heb om kwaliteit te hebben in mijn leven, is Zuid-Afrika veel beter.
Hebt u enig idee vanwaar uw fascinatie voor walvissen komt?
Vermeulen: Nee, ze is er altijd geweest. Misschien is het een soort roeping, wie weet.
Els Vermeulen
1981: geboren in Antwerpen.
2003: Studeert af als bioloog (VUB).
2006‑2011: Werkt voor haar eigen ngo op walvissen in Argentinië.
2014: Doctor in de wetenschappen ( ULiège).
2015‑2019: Postdoctoraal onderzoeker (Universiteit Pretoria, Zuid-Afrika).
Sinds 2022: Senior lecturer (Universiteit Pretoria). Lid van het wetenschappelijk comité van de IWC en de walvissenwerkgroep van IUCN.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier