Arbeidseconoom Stijn Baert: ‘Voetbalmarkt is perfecte laboratorium om dynamieken in de arbeidsmarkt te testen’
Voor de Universiteit van Vlaanderen staat professor Stijn Baert stil bij een aantal hardnekkige sportmythes. ‘Dat economisten dan willen verklaren waarom de ene onderneming – want dat zijn clubs tegenwoordig – succesvoller is dan de andere, is de logica zelve.’
Wat kennen u in de eerste plaats als professor arbeidseconomie. Wat is het verband tussen voetbal en de versnelde degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen?
Economie is mijn vak, binnenlands voetbal één van mijn grote interesses. Wanneer ik de krant opensla, dan ga ik niet in eerste instantie op zoek naar de economiebladzijden, maar wel naar die over binnenlandse politiek en binnenlands voetbal. Door mijn aderen stroomt niet alleen het blauw en geel van de Universiteit Gent, maar ook het paars en wit van Sporting Anderlecht, ik gaf het al aan tijdens een eerder interview met Knack. Wetenschappelijke methodes toepassen op voetbalvraagstukken, zij het grotendeels na de uren, is dan ook een groot plezier. Ik noem het in mijn college voor Universiteit van Vlaanderen het ‘Willy Sommersgevoel’, van je hobby een deel van je beroep kunnen maken.
De arbeidseconomie is en blijft mijn hoofddomein, maar dat wil niet zeggen dat ik mijn onderzoek naar de determinanten van succes in het voetbal niet ernstig neem. Ook met dit onderzoek mik ik op publicaties in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften. Ik ben wat dat betreft niet alleen. Internationaal zijn heel wat economisten met dergelijk onderzoek bezig. Dat hoeft ook niet te verbazen want voetbal is big business. Een wedstrijd al dan niet winnen kan een verschil van vele miljoenen betekenen op de bankrekening van een voetbalclub. Dat economisten dan willen verklaren waarom de ene onderneming – want dat is zo’n club tegenwoordig – succesvoller is dan de andere, is de logica zelve.
Kunnen we uit onderzoek naar succes in het voetbal ook iets leren over de algemene arbeidsmarkt?
Zeker. Als arbeidseconomen verklaren we typisch waarom sommige mensen het beter doen dan anderen op de arbeidsmarkt. Waarom bepaalde cv’s het halen van andere. En waarom sommige personen veel langer werkloos blijven dan andere. Wel, de voetbalmarkt is het perfecte laboratorium om bepaalde dynamieken in de arbeidsmarkt te testen. Omdat er heel veel data over de voetbalmarkt bestaat en omdat productiviteit, het scoren van doelpunten en het winnen van wedstrijden, er heel duidelijk te observeren valt. Wanneer een voetballer uit Afrika en Europa even productief zijn, krijgen ze dan ook hetzelfde loon? Werken automatismen of leidt meer afwisseling tot productiviteit? Wanneer helpt het om een manager te vervangen en wanneer niet? Het lijken vragen die enkel relevant zijn binnen de voetbalwereld, maar deze vragen beantwoorden kan leiden tot inzichten omtrent discriminatie en werkorganisatie die relevant zijn voor de volledige arbeidsmarkt.
Wat is de meest hardnekkige voetbalmythe?
Een erg hardnekkige voetbalmythe is alleszins die dat het beste moment om een doelpunt te scoren net voor de rust is. Men denkt dat dit de ideale boost is om de kleedkamer mee in te gaan en nadien de tweede helft mee aan te vatten. Deze mythe blijkt totaal niet te kloppen. Sterker nog: wanneer een thuisploeg een laatste doelpunt maakt tussen het begin van minuut 45 en het einde van de eerste helft, in plaats van op een ander moment in de eerste helft, ziet zij het finaal doelsaldo op het einde van de wedstrijd gemiddeld met ongeveer een half doelpunt terugvallen. Mogelijke verklaringen zijn decompressie, zelfoverschatting en verkeerde wissels door de euforie van het doelpunt net voor de rust.
Het onderzoek rond het ideale moment om een doelpunt te scoren was het eerste dat ik uitvoerde, samen met mijn doctoraatstudent Simon Amez – hij is godbetert fan van Zulte Waregem, zodat niemand eraan kan twijfelen dat ik fair aanwerf (lacht). We hebben het onderzoek tweeëneenhalf jaar geleden gecommuniceerd en het haalde de pagina’s van de meeste nationale kranten en zelfs enkele internationale, waaronder The Times. De Morgen heeft Filip Joos toen laten beloven zich niet meer van de mythe te bedienen en ik moet zeggen dat ik er hem ook niet meer op heb kunnen betrappen. Sommige van zijn collega’s daarentegen… Er gaat omzeggens nog steeds geen weekend voorbij zonder dat je een journalist door het dak hoort gaan om een ‘doelpunt op het ideale moment’. Nu zijn een goede en een slechte reden haast even valabel om eens goed door je dak te gaan, maar het geeft wel de hardnekkigheid van de mythe aan.
Hoe ga je te werk om voetbalmythes te onderzoeken?
Simon heeft indertijd, in het kader van zijn Masterproef nog, alle informatie op de website van de UEFA (de Europese voetbalfederatie, red.) over doelpunten, gele en rode kaarten, penalty’s, ploegopstellingen, vervangingen enzovoort gestructureerd opgeslagen in een mega-rekenblad. Het verband tussen al die gegevens kunnen we afleiden met moderne econometrie, hocus pocus voor gevorderde economisten dus. Op die manier kunnen we bijvoorbeeld wanneer we het effect van een rode kaart op het verdere verloop van de wedstrijd willen analyseren, corrigeren voor het feit dat een team dat een rode kaart pakt typisch voordien al niet goed bezig is.
Welk voordeel kan de voetbalwereld doen met jouw onderzoek?
Onze onderzoeken bieden een inzicht in factoren die de uitkomst van voetbalwedstrijden bepalen. Dit is vanzelfsprekend bijzonder waardevol voor wie voetbaluitslagen wil voorspellen, zoals gokkantoren – ik hoop dat dan vooral de bonafide er hun voordeel mee doen. Voor voetbaltrainers en clubbestuurders is de boodschap dat ze zich beter laten leiden door harde data dan door voetbalmythes. Of met andere woorden: Michael Verschueren moet niet aarzelen om mij eens te inviteren (lacht).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier