Zonder weerwerk maakt China de dictatuur van de Partij voor ons aanvaardbaar
Professor internationale betrekkingen aan de VUB Jonathan Holslag is kritisch over de relatie die vele landen opbouwen met de communisten die de lakens uitdelen in Peking: ‘We dansen liever in malle Chinese pakjes voor Chinese diplomaten dan onze vrijheid te vrijwaren.’
Dertig jaar geleden stierven naar schatting zo’n 10.000 Chinese burgers bij manifestaties tegen het communistische regime. De grootste betoging vond plaats op het Plein van de Hemelse Vrede in hoofdstad Peking. Dat geweld zette het Westen aan tot reflectie. Er kwamen sancties en economische samenwerking werd gekoppeld aan respect voor de mensenrechten. ‘Voorwaardelijke samenwerking’ heette dat. Van het grootste deel van die sancties en voorwaarden was al snel geen sprake meer. Het officiële rationale was dat de Communistische Partij garant stond voor stabiliteit, en dat de mensenrechten wel gegarandeerd zouden worden zodra we handel dreven. Het werkelijke rationale was vooral opportunisme. De toegang tot honderden miljoenen goedkope arbeidskrachten: dáár ging het om.
Recent werden in plattelandsdorpen opnieuw luidsprekers geïnstalleerd om de boodschap van de Partij te verspreiden.
Terwijl westerse politici zich in bochten wrongen om dat beleid te verantwoorden, sprak Deng Xiaoping, die ook na zijn pensioen invloed uitoefende, duidelijke taal. ‘De imperialisten,’ zo opperde hij, doelend op het Westen, ‘proberen ons via investeringen geleidelijk aan tot openheid te bewegen. Ze hopen dat de volgende generaties leiders inschikkelijker zullen worden.’ Dat zou hij niet laten gebeuren: ‘We moeten het leger opvoeden, de mensen die werken in de organen van onze dictatuur, de leden van de Partij, de jongeren.’ Voor de buitenwereld leek Deng een hervormer, de man die de Chinese economie had geopend. In werkelijkheid bleef hij ervan overtuigd dat de macht van de Communistische Partij behouden en die van China vergroten de belangrijkste opdracht was. Propaganda moest ervoor zorgen dat ook de nieuwe leiders dat nooit zouden vergeten.
De huidige Chinese leiders zijn een product van die opvoeding. Met ongeziene ijver zetten ze de propaganda verder: thuis en in het buitenland. Daarbij gaan ze ver. De meest gedownloade app bij techgigant Huawei is niet WeChat of een of ander spelletje, maar het propagandaprogramma Leren van de Sterke Natie. Burgers worden er op tijd aan herinnerd dat ze de partijleer moeten studeren. Als ze dat goed doen, krijgen ze bonuspunten. Recent werden in plattelandsdorpen opnieuw luidsprekers geïnstalleerd om de boodschap van de Partij te verspreiden. Het gaat van kwaad naar erger, zo besluit Jeanne Boden in een doorwrocht nieuw boek over Chinese propaganda. Ik kende de sinologe vooral als iemand die mij af en toe vermaande, als ze me te achterdochtig vond over China. Dat net zij nu tot zo’n conclusie komt, met haar grote kennis van de Chinese samenleving, maakt haar boek voor mij bijzonder interessant.
In Chinese Propaganda Seducing the World maakt Boden duidelijk dat ook wij in het Westen vallen voor de spindoctors van de Partij. Dat we liever in malle Chinese pakjes dansen voor Chinese diplomaten dan onze vrijheid te vrijwaren. Kieperden we eerst onze eigen waarden overboord om handel met de Chinezen te kunnen drijven, dan blijken we nu vatbaar voor de waarden die hun propagandamachine bij ons probeert te brengen – de Nieuwe Zijderoute is het vehikel bij uitstek. Zonder weerwerk van onze opiniemakers, beleidsmakers en universiteiten maken ze de dictatuur van de Partij voor ons aanvaardbaar. Boden verwijst naar Griekenland, dat nu al een kritisch Europees standpunt over de mensenrechten blokkeert. Of naar de impact van de Confucius Instituten voor Chinees cultuur- en taalonderwijs: die moeten, hoe je het ook draait of keert, vooral het Chinese regime normaliseren in het buitenland.
Er gaapt bij ons een flinke kloof tussen woord en daad. En ondertussen gaat de huidige grote leider almaar verder.
Vooralsnog lijkt die propaganda een pletwals. Uiteindelijk werkt ze niet, schrijft Boden in haar conclusie. De schrijfster benadrukt het belang van vrije, individuele contacten tussen studenten, van samenwerking tussen kleine privéondernemers of academici. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan, met westerse overheden die vooral in zee blijven gaan met megabedrijven die aan de leiband lopen van de Partij. Of westerse universiteiten die gemakzuchtig een Confucius Instituut openhouden in plaats van een échte kritische interactie met Chinese studenten en wetenschappers mogelijk te maken. Er gaapt bij ons een flinke kloof tussen woord en daad. En ondertussen gaat de huidige grote leider almaar verder. Boden citeert Xi Jinping als volgt: ‘Waar de lezers ook zijn, waar de kijkers ook zijn, daar moet onze propaganda zijn tentakels uitspreiden.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier