Zijn de Verenigde Staten toe aan een ‘ultra-miljonairsbelasting’?

© Reuters
Jeroen Kraan
Jeroen Kraan Correspondent in de Verenigde Staten

Na de belastingverlagingen van Donald Trump pleiten veel Democraten juist voor verhógingen, althans voor de allerrijksten. Is de tijd rijp voor een taxshift?

Afgelopen maandag was het Tax Day in Amerika: de deadline voor alle inwoners om hun belastingaangifte in te dienen. Voor de meeste Amerikanen was dit jaar een klein feestje op zijn plaats: bijna iedereen betaalt over 2018 minder belasting dan over de jaren daarvoor, dankzij de belastingverlagingen van president Donald Trump.

De grootste voordelen zijn er voor de grootverdieners: de hoogste belastingschijf ging van 39,7 procent naar 37 procent, en is nu pas van toepassing op inkomens van boven de 500.000 dollar (was 418.000 dollar). Ter vergelijking: in België betaalt men boven de 40.000 euro al het toptarief van 50 procent.

Door de belastingverlagingen van Trump loopt de Amerikaanse regering in de komende tien jaar 1,5 biljoen (1.500 miljard) dollar mis. Desalniettemin blijkt uit peilingen dat de meeste Amerikanen niet geloven dat hun belastingen omlaag gaan, en dat de verlagingen van Trump onpopulair zijn. De inkomensongelijkheid, zoals gemeten door de Gini-coëfficiënt, staat ondertussen op recordhoogte.

In de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2020 pleiten verschillende Democratische prominenten daarom voor hogere belastingen op de hoogste inkomens. Het progressieve Congreslid Alexandria Ocasio-Cortez opperde al een belastingtarief van 70 procent, dat weliswaar alleen van toepassing zou zijn op inkomen boven de 10 miljoen dollar.

Senator Elizabeth Warren is dan weer voorstander van een vermogensbelasting op de allerrijksten. Deze ‘ultra-miljonairsbelasting’, zoals Warren haar plan zelf noemt, zou bestaan uit een jaarlijkse heffing van 2 procent op alle vermogens boven de 50 miljoen dollar, en 3 procent boven het miljard dollar. Slechts 75.000 Amerikaanse huishoudens zouden deze belasting moeten betalen, maar ze zou per jaar naar schatting toch 275 miljard dollar opleveren. Dat is ongeveer evenveel als de (eveneens onder Trump verlaagde) vennootschapsbelasting.

Er waren in de tweede helft van de twintigste eeuw constant zulke hoge belastingtarieven, en de economie stortte niet in als overheden zulke hoge belastingschijven hanteerden.

David Stasavage

Halverwege twintigste eeuw waren belastingen veel hoger

Historisch gezien zou het niet gek zijn als de rijken meer belasting zouden betalen dan ze momenteel doen. In Democratische kringen is het haast cliché geworden om erop te wijzen dat de hoogste belastingschijf begin jaren ’50 maar liefst 92 procent was.

In het boek Taxing the Rich (2016) hebben de politicologen Kenneth Scheve en David Stasavage een overzicht samengesteld van belastingtarieven in twintig landen door de negentiende en twintigste eeuw. Zij bereiken de conclusie dat de hoogste belastingschijven enorm stegen rond de Eerste en Tweede Wereldoorlog. De perceptie was destijds dat de armen massaal werden opgeroepen om hun leven te geven op het slagveld, terwijl de rijken weinig bijdroegen aan de oorlog of zelfs winst opstreken met de productie van goederen voor het leger. Daarom was er in alle lagen van de bevolking steun voor zeer progressieve inkomstenbelastingen, schrijven Scheve en Stasavage.

‘Dat was een heel specifiek politiek klimaat en naar verloop van tijd hebben die argumenten uit oorlogstijd voor het belasten van de rijken hun kracht verloren’, zegt Stasavage, decaan voor de sociale wetenschappen aan New York University. ‘Enkele decennia later kwamen er nieuwe beleidsondernemers die zeiden dat belastingen minder progressief moesten zijn. Zij hadden groot succes, met name bij de regering-Thatcher in het Verenigd Koninkrijk vanaf ’79 en de regering-Reagan in de Verenigde Staten na 1980.’

Het boek van Scheve en Stasavage trekt verschillende opvallende conclusies. Eén daarvan is dat overheden historisch gezien niet reageren op grote inkomensongelijkheid door de belastingen progressiever te maken – ondanks het feit dat zulk beleid aantoonbaar wel zorgt voor minder ongelijkheid.

Volgens Stasavage blijkt uit opinie-onderzoek dat een grote groep mensen vindt dat alle belastingbetalers gelijk moeten worden behandeld – met andere woorden, dat armere en rijkere mensen (min of meer) hetzelfde percentage betalen. ‘Het feit dat [de rijken] in staat zijn om meer te betalen, is niet per se genoeg.’

Stasavage betwijfelt daarom of het in het huidige politieke klimaat van de VS mogelijk zou zijn om de inkomstenbelasting op de rijken flink te verhogen, zoals Ocasio-Cortez wil met haar plan voor een toptarief van 70 procent. ‘Ik betwijfel het. Zoals anderen al hebben gezegd, is het historisch gezien niet een bijzonder hoog tarief. Er waren in de tweede helft van de twintigste eeuw constant vaker zulke hoge tarieven, en de economie stortte niet in als overheden zulke hoge belastingschijven hanteerden. Dus er valt veel voor te zeggen, maar het is denk ik ook zo dat er zeker geen meerderheid voor te vinden is.’

Als er steeds meer privaat kapitaal wordt opgebouwd door de allerrijksten […] dan zal een vermogensbelasting steeds duidelijker naar voren komen als een mogelijkheid.

David Stasavage

De politicoloog voerde zelf onderzoek uit waarin Amerikanen werden gevraagd wat het belastingpercentage moet zijn voor inkomens boven de 375.000 dollar. Daaruit blijkt dat mensen gemiddeld ongeveer een percentage kiezen dat overeenkomt met de huidige situatie: tussen de 30 en 40 procent.

‘Het plan van Ocasio-Cortez is om het toptarief van 70 procent pas te laten beginnen op een veel hoger niveau, bij de 10 miljoen dollar. Dat hebben we nog niet onderzocht, mogelijk is daar wel steun voor’, zegt Stasavage. Uit de eerste peilingen van nieuwsorganisaties komt nog geen eenduidig antwoord: in een peiling van The Hill steunt 59 procent van de Amerikanen het plan van Ocasio-Cortez, een ander onderzoek van Morning Consult spreekt van slechts 45 procent.

Is de ‘ultra-miljonairsbelasting’ in strijd met de grondwet?

Stasavage vermoedt dat een vermogenstaks kansrijker is. ‘Als er steeds meer privaat kapitaal wordt opgebouwd door de allerrijksten, en als er steeds meer inkomen wordt verdiend door rendement op dat vermogen, dan zal een vermogensbelasting steeds duidelijker naar voren komen als een mogelijkheid.’

Veel Amerikanen uit de middenklasse, wier vermogen vooral in een eigen huis zit, betalen momenteel al een vermogenstaks in de vorm van property taxes, het Amerikaanse equivalent van de onroerende voorheffing. ‘Als je een huis bezit dat een paar honderdduizend dollar heeft gekost, en je betaalt daar 2 procent property tax op, dan is het niet duidelijk waarom iemand met een vermogen van 50 miljoen dollar niet 2 procent zou moeten betalen op die 50 miljoen’, zegt Stasavage.

Daarbij is nog wel de vraag of de ‘ultra-miljonairsbelasting’ van Warren ook toegestaan is onder de Amerikaanse grondwet, die (vaag gedefinieerde) beperkingen oplegt aan het soort belastingen dat de federale regering mag innen. Op haar site haalt de senator een handvol experts aan die denken dat de vermogenstaks legaal zou zijn, maar andere juristen noemen de vermogensbelasting ongrondwettelijk. Als het Warren-plan ooit door het Congres komt, zou het Hooggerechtshof waarschijnlijk het laatste woord krijgen.

Eind vorig jaar bleek uit een peiling van Gallup dat 68 procent van de Amerikanen de verdeling van inkomen en rijkdom in de VS een ‘zeer belangrijke’ of ‘extreem belangrijke’ verkiezingskwestie vinden. Onder Democraten is dat zelfs 82 procent. Het belangrijkste onderwerp in aanloop naar 2020 zal vermoedelijk opnieuw de zorg zijn – maar belastingbeleid volgt daar vlak achter.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content