Jonathan Holslag
‘Zelden slagen machtige landen erin hun invloed beheerst te gebruiken en daardoor de macht te behouden’
‘Hoogmoed komt voor de val, ook in de internationale politiek’, schrijft Jonathan Holslag.
Het is moeilijk lessen te trekken uit een conflict als het stof nog niet is gaan liggen. Maar als je een oorlog van tweeduizend miljard dollar verliest tegen primitief bewapende bendes, dan blijft die vraag spoken. Waarom zijn we ooit aan die oorlog begonnen? Wraak op Osama Bin Laden voor de aanslagen van 9/11, vanzelfsprekend. Maar dan wordt het vager. De logica destijds was als een matroesjkapoppetje: om Bin Laden te pakken, moest Al-Qaeda eraan, om Al-Qaeda te neutraliseren, moesten de taliban weg en om de taliban te verdrijven moest er… democratie komen. Toch lijkt de belangrijkste verklaring van het dure conflict de volgende: we konden het ons veroorloven.
Zelden slagen machtige landen erin hun invloed beheerst te gebruiken en daardoor de macht te behouden.
Blikken we terug naar 2001. De Russen krabbelden moeizaam overeind van de turbulente jaren onder Boris Jeltsin. De Chinezen bedelden om handel met ons te mogen drijven. Strategische rivalen waren er – nog – niet. Amerika wist eigenlijk niet eens wat te doen met de verpletterende militaire slagkracht die het tijdens de Koude Oorlog had opgebouwd. Het Westen vertegenwoordigde dik de helft van de wereldeconomie en aan de bereidheid van groeilanden om de Amerikaanse schuld te financieren leek geen einde te komen. Er stond gewoon geen rem op de wraak van de Amerikanen. Ze voerden oorlog omdat ze het konden.
En dat is een voortzetting van de wereldgeschiedenis. De sterken kiezen het offensief, de zwakken proberen stand te houden. In de longue durée zal dit een van de vele oorlogen van overmoed zijn. Mij lijkt dat de belangrijkste les. Er zijn ook foute lessen, bijvoorbeeld dat zulke arrogantie eigen is aan Amerika of het Westen: de roekeloze humanitaire interventies van Bill Clinton, gevolgd door de even roekeloze neoconservatief geïnspireerde oorlogen van George W. Bush.
Maar kijk gewoon naar de geschiedenis van de Afghanen zelf. Ook niet bepaald doetjes in een onvermijdelijke slachtofferrol. In 1757 verklaarde Ahmed Shah met zijn Pasthunstrijders een heilige oorlog aan India. Maar de oorlog putte hem uiteindelijk uit en dwong hem – boeiend – een delegatie naar China te sturen om economische samenwerking voor te stellen. Ook de daaropvolgende Afghaanse dynastieën voerden oorlog met India en lokale stammen. In 1837 verzocht Dost Mohammed van Kaboel de Britten om hulp voor zijn campagnes. Dat was het begin van de Great Game tussen Groot-Brittannië en Rusland, de opmars van het westerse imperialisme – evenwel op uitnodiging van de uitgeputte Afghaanse koning. Het imperialisme van de Pasthun werd verdrongen door het industriële imperialisme van de Britten. Het Westen heeft dus heus geen patent op imperiale overmoed.
Evenmin was de invasie in Afghanistan in 2001 ingegeven door een plan om China in te dammen. Ook dat zou een foute conclusie zijn. Ik herinner me nog goed de debatten rond die tijd, waarbij men benadrukte hoe China werd omzoomd door Amerikaanse bases. Feit is dat de Chinezen zelf zich daar na een tijdje amper zorgen om maakten, dat het Westen tijdelijk meehielp om de Chinese achterdeur te beveiligen tegen terroristen en dat het China op langere termijn niet heel slecht uitkwam dat Amerika zich militair en diplomatiek uitputte. Afghanistan heeft de Amerikanen niet geholpen om China in toom te houden, twintig jaar Afghanistan heeft dat net aanzienlijk bemoeilijkt.
Verder wordt er verwezen naar economische belangen. Grondstoffen. Maar de Amerikanen hebben helemaal niets verdiend aan dat land. Dat was misschien net het probleem. Efficiënt imperialisme zou winstgevend moeten zijn. De Amerikaanse invoer vanuit Afghanistan bedraagt jaarlijks 60 miljoen dollar. Een habbekrats. Dan is er het zogenoemde militair-industrieel-complex. Amerika heeft na 2001 veel geld uitgegeven aan troepen en operaties, maar relatief weinig aan de defensie industrie. Tijdens de Koude Oorlog investeerde het 0,8 procent van zijn bbp in wapens, tijdens de War on Terror was dat 0,4 procent. Er valt voor de defensie-industrie meer te verdienen aan een grootmachtenconflict.
Macht is en blijft een belangrijke drijvende kracht in de internationale politiek. Zelden slagen machtige landen erin hun invloed beheerst te gebruiken en daardoor de macht te behouden. Hoogmoed komt voor de val, ook in de internationale politiek. En lessen lijken we ook niet te trekken, waardoor het een patroon wordt. Voor Amerika maakt de hoogmoed nu plaats voor terughoudendheid. Terwijl China de komende decennia wellicht minder terughoudend zal worden, hoewel velen in Peking, net als in Washington destijds, zich zeer goed bewust zijn van het risico. Misschien een laatste denkfout zou zijn dat we ooit aan die cyclus zullen ontsnappen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier