Winter in de nieuwe Sovjet-Unie
In het oosten van Oekraïne woedt de oorlog voort. In het vergeten gebied achter de frontlinie hebben pro-Russische separatisten de macht. Er heerst economische malaise en een totalitaire staatscontrole die doet denken aan de Sovjet-Unie. Internationale hulporganisaties worden geweerd, Human Rights Watch vreest een hongerwinter.
Een twintigtal kompels van de Severnayamijn achter het Oekraïense front verzamelt zich naast het gapende gat van een open liftkoker. Straks dalen ze 800 meter af in de bevroren aarde. Wanneer ze weer boven komen, zal het weer donker zijn en hebben ze het daglicht niet gezien. De mannen praten stilletjes met elkaar, sommigen kijken bedrukt voor zich uit. Ze zijn boos en moe want ze zijn al maanden niet meer volledig uitbetaald. Hun gezin onderhouden wordt een steeds zwaardere opgave, zeker nu de winter eraan komt. In hun tassen zitten boterhammen met varkensvet en zout.
Boven hen, in de warme administratieve vertrekken, plonst de mijndirecteur een lepel zure room in zijn Oekraïense borscht. Buitenlandse journalisten zijn hier een zeldzaamheid en worden met veel gedoe ontvangen. Na afloop van een omslachtige propagandarondleiding heeft de directeur een feestmaaltijd voorbereid. Hij kijkt toe hoe zijn personeel flessen wodka, bourbon en cognac neerzetten naast rijk gevulde schalen vol eten. Dumplings gevuld met gehakt, delicaat gekruid met dille, gevulde rode paprika’s, kroketten met gebakken kip, haring met ajuin en peterselie, lokale kazen en salami: er is bijna geen plek meer voor het brood.
De topman van de vakbond die aanschuift, vertelt dat hij niet hoeft te strijden voor de rechten van zijn arbeiders. ‘Ze betalen hun veiligheidsapparatuur toch zelf. Geen reden om met de overheid of de directie te kibbelen. Zeker niet in oorlogstijd.’ Na de vierde shot vodka wordt hij slaperig. Hij is de vrieskou buiten al vergeten.
De mijnwerkers in de diepte hebben die luxe niet. Sommigen van hen wonen met hun gezin in onverwarmde huizen, kapotgebombardeerd door de oorlog. In januari kan het kwik zakken tot min dertig graden. Zonder hun salaris om voor verwarming of een nieuwe woning te betalen, kan dat weer dodelijk zijn.
‘De laatste keer dat ik betaald werd, kreeg ik amper twintig procent van de 177 euro die ik zou moeten verdienen’, vertelt de 57-jarige Vasily, die zich in tegenstelling to zijn collega’s niets aantrekt van de dreigende blik van de onderdirecteur tijdens de rondleiding. Vasily werkt al veertig jaar in de mijnindustrie. Het zwarte lijntje steenkoolstof onder zijn ogen krijgt hij er niet af, hoe hard hij ook schrobt. ‘De omstandigheden waarin we werken zijn nog erger dan tijdens de Sovjet-Unie’, zegt hij.
De oorlog in Oekraïne begon in maart 2014, na de Maidanrevolutie in Kiev. Rusland bewapende en ondersteunde rebellen in het oosten, om buurland Oekraïne te destabiliseren en verdere aansluiting bij de EU of NAVO onmogelijk te maken. In het zuiden werd de Krim geannexeerd, in het oosten richtten separatisten twee zelfverklaarde ‘volksrepublieken’ op in Luhansk en Donetsk. Oekraïne kwalificeert hen als terroristische organisaties. Zo begon een internationaal getinte burgeroorlog die tot de dag van vandaag hevig woedt.
Vasily, die in zijn carrière verschillende methaanontploffingen heeft overleefd, ontdekte hoe granaten klinken vanuit de diepste krochten van een mijn. ‘Als een huiveringwekkend gemompel.’
Er zijn al meer dan 9700 mensen gestorven in het vergeten Oekraïense conflict met pro-Russische rebellen. ‘Ik heb geluk dat mijn vrienden nog leven, maar verschillende kennissen zijn ondertussen dood’, zegt Vasily. ‘Ook buren van mij.’ Bij die woorden spert hij zijn ogen iets wijder open.
De oorlog heeft immense schade aangericht aan de economie in Oekraïne. De financiële putten zijn nog dieper dan tijdens de economische crisis van 2008. Het land doet het vandaag slechter dan tien jaar geleden.
Maar hoe moeilijk het ook is voor Oekraïne, de separatistische pro-Russische republiek doet het nog veel slechter. De economie achter de frontlijn is bijna tot stilstand gekomen. De meeste wegen en infrastructuur zijn beschadigd en meer dan 2 miljoen mensen, waaronder een groot deel van de werkende bevolking, is weggevlucht.
De zogenaamde ‘artillerie-oorlog’ bombardeert duizenden middenklassers uit hun sociale stand. Zakenlui en jongemannen zijn plots dakloos en kansloos. Ze bedelen in de straten van Donetsk. Niemand vergoedt de schade aan de huizen. Plastiekfolie klappert op de plaats waar ramen zaten. Daarachter zakt de temperatuur iedere week dieper onder nul. Alleen de herstellers van ramen doen hier goede zaken.
Buitenlandse hulporganisaties wijzen op de gevaren die een stukgeslagen economie met zich mee brengt voor de inwoners, maar ze werden bijna allemaal door de separatisten uit de republiek gezet. In oktober 2015 werd de accreditatie voor bijna alle hulporganisaties ingetrokken.
‘De winter gaat de mensen pijn doen’, zegt Tomas Kocian, coördinator van ‘People in Need’ (PIN), een organisatie die zich richt op noodhulp zoals voedselbedeling, onderdak, watervoorziening en hygiëne.
Tot voor kort waren PIN en het Internationaal Comité van het Rode Kruis de enige twee internationale hulporganisaties die nog actief waren in de separatistische gebieden, maar op 26 november werd ook PIN weggestuurd.
De separatistische autoriteiten bezochten hun kantoor in Donetsk en verplichten hen om binnen de 24 uur vertrekken. ‘Ze hebben geen geweld gebruikt, maar wel ons kantoor en warenhuis met humanitaire voorzieningen gesloten’, vertelt Kocian.
Alle lopende activiteiten van de NGO werden in één klap gestaakt. De pro-Russische propaganzender TVC.ru maakte een item over een verzonnen corruptieschandaal bij PIN. Het management van PIN, die nog steeds wachten op een officiële verklaring van de autoriteiten, ontkent de beschuldigingen.
Ondertussen zijn bijna 140.000 inwoners van de zelfverklaarde Volksrepubliek Donetsk door de sluiting getroffen. Tienduizenden voedselpakketten, bedoeld voor de meest kwetsbaren tijdens de winter, kunnen niet verspreid worden. Het internationaal recht verplicht de autoriteiten nochtans om humanitaire hulp te voorzien.
Ondertussen aan de frontlijn, enkele tientallen kilometer van de mijnwerkers van Severnaya, is oorlog dagelijkse realiteit geworden. Grootmachten onderhandelden tot twee keer toe een staakt-het-vuren en de enige oorlog in Europa werd langzaam vergeten. De bommen bleven echter vallen en de lucht boven het front kleurt nog iedere nacht oranje. Honderden brandende granaten vliegen voorbij en de vernietiging houdt niet op. In 2016 alleen werden meer dan duizend bewoonde huizen ernstig beschadigd. Er is een acuut tekort aan onderdak, drinkbaar water, verwarming, voedsel en toegang tot medische hulp.
‘Ik zet geld opzij om te overleven’, vertelt mijnwerker Vasily. Hij is 57 en heeft al 40 jaar gewerkt, zoals veel ouderen in de bezette gebieden heeft hij recht op een pensioen in Oekraïne. De separatisten hebben het geld niet om dat te betalen dus moeten ze naar de andere kant van het front. ‘Zonder pensioen zou mijn loon als mijnwerker niet genoeg zijn om van te leven.’
Werk loont niet in het pro-Russische gebied. Voor ongeveer 60 procent van de huishoudens vormt het pensioen de voornaamste bron van inkomsten. Om die in ontvangst te nemen, moeten gepensioneerden de vuurlinie oversteken en dat is keer op keer een hachelijke onderneming.
Aan de check-points tussen Oekraïne en separatistische republieken, tussen de loopgraven, kan je hen zien. Duizenden sjofele grijsaards die urenlang schuifelen in een wachtrij. Zelfs als de kogels aan weerszijden van de weg door de bomen klapperen, zijn ze er, weggedoken achter de bevroren bermen: vormeloze hoopjes mens, handen over hun hoofden, gehuld in minstens vijf dikke lagen groezelige kledij.
Volgens het laatste rapport van de Verenigde Naties steken iedere maand 700.000 mensen de frontlinie over. “Ik doe het twee keer per maand”, zegt een man in de rij. “Ik kan me geen huis veroorloven in het veilige Oekraïne, laat staan in België of Duitsland. Ik wil mijn thuis ook helemaal niet verlaten.”
Zijn thuis, de stad Donetsk, de hoofdstad van de separatistische republiek, lijkt tegenwoordig niet meer op de rest van Oekraïne. Behalve vernielde gevels en kapotte ramen, is ook propaganda een vaste waarde geworden in het straatbeeld. Reclame voor goedkope afwasmachines moest plaats ruimen voor afbeeldingen van heroïsche mijnwerkers.
‘Dit is Donetsk. Bijna iedereen hier werkt in de mijnen, dat is altijd zo geweest’, zegt Vasily. Toen hij 40 jaar geleden begon te werken, gebruikten de Sovjet-propagandamakers ook al mijnwerkers als helden van hun socialistisch realisme.
Zelfs de Hamer en Sikkel zijn vanonder het stof gehaald. Op de alom tegenwoordige staatsportretten van de separatistische leider Alexander Zakharchenko pronkt het communistische logo. ‘De propagandamakers van de Oekraïense separatisten maken gebruik van nostalgie naar de Sovjet-Unie’, verklaart Tanya Lokshina van Human Rights Watch.
Erger dan de uiterlijke schijn, zijn de teruggekeerde totalitaire technieken uit de tijden van de Sovjet-Unie. Er heerst ‘rauwe angst’, zegt Lokshina. ‘In minder dan drie jaar tijd hebben de separatisten een solide militaire dictatuur uitgebouwd. Mensen zijn zelfs bang van hun buren.’
Buitenlandse journalisten worden wel toegelaten, maar als ze zich kritisch uitlaten over het separatistische regime, krijgen ze zelden opnieuw toegang. Amerikanen worden sowieso geweerd en in november werden onafhankelijke Russische journalisten zes uur lang opgesloten zonder uitleg.
Ook aan Oekraïense zijde zijn er willekeurige arrestaties gemeld, maar in het separatistische gedeelte is de rechtsstaat helemaal verdwenen. Amnesty International en Human Rights Watch rapporteren gedetailleerd over marteling, onwettige aanhoudingen en zelfs executies.
De zelfverklaarde Volksrepublieken van Donetsk en Luhansk konden zo’n repressie uitbouwen door de constante en voelbare angst voor bombardementen. In de namiddagen, meestal rond een uur of vijf, bereiken de doffe echo’s van ontploffingen Donetsk, het lijkt wel een alarm dat het einde van de werkdag aankondigt. Om zogenaamde veiligheidsredenen is er een avondklok. Wie zich na elf uur op straat waagt, wordt gearresteerd.
In het noorden van Donetsk, op 20 kilometer van de mijn Severnaya, doen mensen hun boodschappen tegenwoordig op straat. De 55-jarige Alik en zijn vrouw verkopen fruit en groenten, maar de zaken gaan ook voor hen niet goed.
‘Aardappelen kosten vijf keer zo veel als drie jaar geleden (voor de oorlog, nvdr.)‘, vertelt Alik. ‘Ook mijn fruit is verdubbeld in prijs’. Volgens de marktkramer ligt het probleem vooral bij de lonen die niet meegestegen zijn met de prijzen, waardoor mensen arm worden. Vorig jaar voerden de separatisten de Russische Roebel in als enige geldige betaalmunt. Dat deed de koopkracht nog verder afnemen. ‘De mensen kopen minder’, zegt Alik. ‘Ze eten zelfs minder.’
Aliks winkel in de vroeger welvarende Putilovskiy-markt ligt maar 40 meter achter zijn huidige kraam, maar geen weldenkend mens zou zich er tegenwoordig nog wagen. De gangen van de markt zijn bestrooid met glasscherven, de muren liggen erbij als verbrokkeld oud brood. Alle muurkalenders eindigen op dezelfde pagina: september 2014. In die maand werd de markt die dicht bij de volledig verwoeste luchthaven van Donetsk ligt, herhaaldelijk gebombardeerd. Een groot deel van Putilovskiy brandde af en in de dagen daarop werden de kapotte kraampjes leeggeroofd door een hongerige menigte.
Sindsdien staat Alik op straat met zijn groenten en fruit. Hij heeft gespaard voor een paar planken en vandaag legt hij de laatste hand aan zijn nieuwe stalletje. Met zijn donkergrijze handschoenen veegt hij het zweet van zijn voorhoofd voor het kan bevriezen. Het is onduidelijk waar de wallen onder zijn ogen eindigen en het stof van de straat begint.
Alik zaagt de laatste planken in stukken terwijl zijn vrouw appels probeert te slijten aan enkele voorbijgangers. Hij gebruikt een zeildoek van de UNHCR (vluchtelingenorganisatie van de VN, nvdr.) als dak voor het kraam. ‘Vergis u niet, niemand sponsort mijn nieuwe winkel’, grapt hij cynisch. Hij hoopt vooral dat het VN-logo kan voorkomen dat zijn zaak opnieuw het doelwit wordt van bombardementen.
De Putilovskiy-markt huisde 200 winkels en kraampjes en had dagelijks duizenden bezoekers. De hele buurt was afhankelijk van de markt, maar ondanks de herhaaldelijke beloftes van de separatistische regering om de markt in zijn glorie te herstellen, is er nog geen enkele steen heraangelegd.
Enkele vrienden van Alik worden nerveus als ze hem met buitenlandse journalisten zien praten. Ze bijten hem toe dat hij moet zwijgen. Het is niet slim om de indruk te geven dat je kritisch bent over het beleid. ‘De laatste jaren is iedereen die met een openlijk kritische mening gevlucht of gearresteerd’, vertelt Tanya Lokshina van Human Rights Watch. ‘Er is geen sprake van vrije meningsuiting in de Volksrepubliek van Donetsk’, zegt ze.
De separatisten kunnen niet legaal handel drijven met buurlanden en al zeker niet met de rest van Oekraïne. Zo goed als alles wat in Donetsk verkocht wordt, is dan ook illegaal de stad binnengekomen. Gepensioneerden die de oversteek maken, mogen tot veertig kilo levensmiddelen meenemen langs de check-points. De rest komt van Rusland of is illegaal binnengesmokkeld.
De zelfverklaarde Volksrepubliek van Donetsk werd al in 2014 werd opgericht, maar het duurde even voor de formaliteiten in orde waren. De regering had haar handen vol met de oorlog en het ministerie voor Industrie en Handel werd pas in februari 2016 opgericht. De verantwoordelijke minister, Aleksey Granvosky, is nog steeds in de war over zijn eigen bevoegdheden. ‘We zullen in 2017 beslissen wie verantwoordelijk is voor handel, de minister van Economie of ikzelf’, zegt hij met een ernstig gezicht.
Granovsky verschaft wel uitleg over zijn visie op handel. Hij zegt dat de enige handelspartner van de separatistische Volksrepubliek op dit moment Rusland is, maar dat ze van plan zijn om verdragen te sluiten met andere oud-Sovjetlanden zoals Kazachstan en Wit-Rusland. Over Oekraïne is hij duidelijk: ‘We drijven geen handel met de vijand.’
De minister is ofwel slecht geïnformeerd of vertelt bewust onwaarheden. Er wordt nog steeds steenkool verkocht aan ‘de vijand’. Dat bevestigen verschillende bronnen in de Volksrepubliek, waaronder Vera Grigoryevna, het hoofd van de persdienst van de mijnindustrie.
In de negentiende eeuw heette dit gebied ‘de tiende provincie van België’. Er waren hele dorpen met Belgische arbeiders en ingenieurs. Belgische aristocraten verrijkten zich met de Oekraïense bodemschatten. Tegenwoordig is de industrie verlieslatend en door de oorlog zijn de Oekraïense subsidies weggevallen. In 2013 ontving het gebied nog jaarlijks 490 miljoen euro. Nadat de separatisten aan de macht kwamen en 55 mijnen overnamen, zijn de Oekraïense subsidies voor steenkool gekelderd tot minder dan 40 miljoen euro.
Gekelderde export, verdwenen subsidies en werkonderbrekingen door bombardementen verklaren waarom de mijndirecteur zijn werkkrachten in de diepte niet meer volledig kan uitbetalen.
De mijnwerkers kunnen geen gesmokkeld degelijk Oekraïens vlees meer betalen. Het smerige varkensvet op hun boterhammen is met vrachtwagens uit Rusland gekomen. Nieuwe ramen kunnen ze zich al helemaal niet permitteren. De kale velden zijn bevroren en watermaatschappijen hebben te weinig elektriciteit om iets drinkbaars omhoog te pompen.
Dus keldert de levensstandaard samen met het kwik in de thermometers terwijl voorzichtige noodkreten van bewoners worden gesmoord in een totalitaire houdgreep. Daarmee staan de vergeten slachtoffers van deze derde Europese oorlogswinter opnieuw voor een verscheurende keuze: sterven in stilte of alsnog vluchten.
Dit artikel kwam tot stand dankzij het Fonds Pascal Decroos
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier