Sus van Elzen
‘Wie durft president Xi Jingping tegenspreken dat alles goed gaat in China?’
President Xi Jinping zegt dat alles goed gaat in China. Het wordt groter en rijker en de middenklasse heeft het steeds beter. Wie zou hem durven tegenspreken?
Je hoort dit en je hoort dat. Het Chinese volk kankert en klaagt; wie geld heeft probeert het land te verlaten. Het nepkrantje Global Times, dat het regeringsstandpunt voor buitenlanders aan de man brengt, drukt artikels en editorialen met scheldpartijen tegen Taiwanezen die aan onafhankelijkheid zouden denken; of tegen Hongkongers. De regering, niet de krant, heeft nochtans de taak het Middelste Rijk bijeen te houden. Maakt de Partij zich dan daarover zorgen? Maar misschien moest die krant gewoon vol.
‘Wie durft president Xi Jingping tegenspreken dat alles goed gaat in China?’
Ondertussen staat die andere pseudo-krant, de China Daily, vol met zogenaamd nieuws over met de buit naar Amerika gevluchte corrupte topfiguren die na lange negotiatie door de VS weer op het vliegtuig naar China gezet werden. En hoeveel van hun gestolen geld er gerecupereerd kon worden. Tegelijk is het goed nieuws: dat ze gepakt worden, en ook slecht nieuws: dat de corruptie alomtegenwoordig is, nog steeds, en, dat moet je toch denken, grote stukken van de hemelse bureaucratie verziekt. Dat is dan ook wat iedereen denkt.
Mevrouw Ying klaagt ook. Dat e-mails leeg aankomen met erop gestempeld “Niet goed voor het publiek“ . Dat de televisieprogramma’s vergeven zijn van films over de Lange Mars waar men nu de tachtigste verjaardag van viert. President Xi Jinping zegt dat China een àndere Lange Mars nodig heeft. Of van films en soaps over de oorlog tegen Japan en de Kuomintang; maar dat er véél Kuomintang-generaals gesneuveld zijn in de strijd tegen Japan wordt nergens vermeld. Dat er nu weer een steenkolenbaas gepakt is voor corruptie, bij wie ze twee miljard yuan in de kelder vonden, in kartonnen dozen. De telmachines waarmee ze de biljetten telden liepen er warm van.
Andere mensen zien Mao Zedong weer overal opduiken. Zijn portretten, zijn richtlijnen, zijn tactieken. Hij beheerst niet slechts de toespraken en sommige richtlijnen van Xi Jinping (wat opvalt omdat die zich meestal bij Confucius hield) maar ook de hoofden van veel gewone Chinezen, die nostalgie koesteren naar de maoïstische era.
Aangezien Mao stierf in 1976, verlangen de ze meestal terug naar een periode die ze nooit meegemaakt hebben en waar ze zich dus bij kunnen voorstellen wat ze maar willen, ook dat ze beter was dan de huidige. Er is, schrijven professionele China-watchers in buitenlandse bladen, een duidelijke aangroei van Mao-adepten: bezoekers van het Mao-mausoleum op het Tiananmenplein. Vorig jaar, schrijft Jamil Anderlini in de Financial Times, kwamen er bijna 17 miljoen pelgrims naar Mao’s geboortestad Shaoshan. In de jaren tachtig waren dat er met moeite 60.000.
Wat is de motor achter die populariteit? Men spreekt van jonge maoïstische militanten die trachten het volk op te zwepen met radicale programma’s: terug naar de maoïstische utopie waarin iedereen gelijk was. Men was arm, maar iedereen was arm. En dat dat onwaar was ontkennen ze, net zoals ze de grote hongersnood na de Grote Sprong Voorwaarts ontkennen. Zijn die lui talrijk? Hebben ze invloed? Men weet het niet aangezien ze clandestien blijven. Dat opent de deur naar fantastische extrapolaties: bijvoorbeeld dat ze, als er in China vrije verkiezingen gehouden werden, die zouden winnen.
Aangezien Mao stierf in 1976, verlangen de ze meestal terug naar een periode die ze nooit meegemaakt hebben en waar ze zich dus bij kunnen voorstellen wat ze maar willen
Dat laatste is dus betwijfelbaar, maar er is wel een andere kracht die Mao propageert en je kan je afvragen met welk doel. Dat Xi Jinping hem citeert kan bij de normale werktuigen van regeringspropaganda gerekend worden, maar dat wordt anders waar hij een campagne tegen buitenlandse, en lees dan maar “Westerse” culturele en politieke invloeden lanceert. Terwijl daarbij lijstjes van verboden begrippen verspreid worden, waaronder democratie (uiteraard), civil society, rechtsstaat, en de baas tegenspreken.
Censuur en idiote slogans
Meer dan zijn directe voorgangers heeft hij dissidenten opgesloten — of gewoon maar advocaten die hun taak van verdedigers serieus opnamen. Meer dan tevoren hangt er terug een atmosfeer van angst over China. Niet zoals onder Mao, verzekert mijn vriend de professor in Shanghai, niet zoals tijdens de Culturele Revolutie: “Toen hadden wij dit gesprek niet kunnen hebben!” — maar toch: onaangenaam, terwijl de censuur weer overal uit het behang gekropen komt, idiote slogans de muren ontsieren, en opnieuw niemand meer weet waarmee je deze dagen ongestraft de spot kunt drijven. Maoïsme? Allicht niet. Wellicht gewoon Xi-isme.
De naam doet er ook niet toe. Xi Jinping heeft zich door de leiding van de Chinese Communistische Partij in oktober tot “kern” van de partij laten uitroepen. Dat is een ongebruikelijke term, maar hij komt erop neer dat president Xi nu officieel zoveel macht toegekend wordt als in China sinds Mao en Deng Xiaoping niet meer gezien is. Terwijl bovendien zijn politiek qua repressiviteit en intolerantie voor nieuwe of “vreemde” ideeën dezelfde kant uitgaat. En bot nationalisme, zoals in de Global Times, waarschijnlijk ter compensatie wordt aangewakkerd.
Cynische jongeren
Veel Chinezen, zeker in de “middenklasse” die hij beweert te verzorgen, en ook in kringen van de zogenoemde “rode” tweede generatie — zijn eigen generatie — hadden eigenlijk, bij alle scepsis, iets anders van hem verwacht, al wisten ze niet wàt. Dit zijn dus nu sterk teleurgesteld. Ook de jongeren zijn teleurgesteld en cynisch.
Neem verkiezingen: op 16 november konden zowat 900 miljoen Chinezen stemmen voor lokale vertegenwoordigers in het Nationaal Volkscongres. In veel districten moest opnieuw gestemd worden omdat meer dan de helft van de stemmen gegaan was naar Hillary Clinton, Trump, voormalig president Jiang Zemin, Gestoofde Kip, en zelfs naar de Japanse pornoster Sola Aoi. Op Weibo, de Chinese variant van Twitter, verschenen foto’s van ongeldige stembiljetten, wat natuurlijk commentaar uitlokte bij het publiek. Dat ging van “Die lui verdienen geen stemrecht, die tonen alleen maar aan dat democratie in China niet werkt“, tot: “In China gaat 1 + 1 = 3 op als de Partij het zo beslist. In het Westen is 1 + 1 = 3 waar als de meerderheid het zo wil. Verkiezingssystemen in heel de wereld zijn aan verbetering toe.“
Is dan alles slecht? Niet alles is slecht. Een argument dat in Xi’ s voordeel wordt aangehaald is zijn campagne tegen de corruptie in de Partij. Men is het er over eens dat de Partij aan corruptie kapot gaat, en dat dit de manier kan zijn om haar te redden. Maar men is ook sceptisch: de campagne gaat zo ver dat niet slecht corrupte ambtenaren en partijbonzen nu de daver op het lijf hebben, maar ook menige vaagweg succesvolle ondernemer in die fameuze middenklasse. Wie heeft er immers géén boter op zijn hoofd? Het systeem zelf trekt een mens de vriendenpolitiek en de corruptie in.
En trouwens, wie zegt dat die hele anticorruptiecampagne geen mafieuze onderneming is om zijn vijanden uit te schakelen? “Elke nieuwe keizerlijke dynastie begon met het vermoorden van de concurrentie,” zoals een sinoloog het verwoordde. Maar van de anticorruptiecampagne, hoor je, is het zeker dat Xi ze zal blijven doorduwen.
Het enige antwoord is, dat we zullen moeten afwachten wat Xi, nu hij bijna alle macht in handen heeft, plus de middelen om in Secretariaat en Politiek Bureau zowat te benoemen wie hij wil zonder teveel naar regels en reglementen te moeten kijken, met die macht zal doen. Want dàt weet nog steeds niemand. Al vreest menigeen dat het erin zal bestaan de macht van Xi Jinping te versterken.
En geen Chinees die nog ergens in gelooft.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier