‘We moeten de verspreiders van fake news beter opvoeden’
Via sociale media kan de Belg Maarten Schenk nepnieuws sneller opsporen en ontkrachten. Dat doet hij op zijn factchecksite Leadstories.com. ‘De kans dat je in Amerika wordt geconfronteerd met een nieuwssite die je niet kent, is groot.’
In het debat over fake news spelen sociale media vaak een cruciale rol. Ze vormen ideale platformen voor mensen die onware verhalen viraal willen laten gaan. Dat ze ook wapens kunnen zijn in de strijd tegen nepnieuws, bewijst Maarten Schenk al enkele jaren met zijn tool Trendolizer (zie afbeelding hieronder), volgens hemzelf een ‘uit de hand gelopen hobbyproject’, en zijn factcheckingsite Leadstories.com.
MAARTEN SCHENK: Ik was een jaar of vijf geleden actief op Reddit, een van de grootste forums ter wereld. Mensen kunnen er links op plaatsen en andere bezoekers kunnen daarop stemmen. Ik vroeg me af of ik kon voorspellen welke links populair zouden worden en op de homepage van Reddit zouden belanden. Ik schreef er een scriptje voor en dat bleek te werken. De blog waarop die links automatisch werden gepubliceerd, haalde na een tijdje een paar honderdduizend pageviews per maand.
Later zocht een bekende uitgeverij in België iets om opkomende modeblogs mee te volgen en heb ik Trendolizer wat aangepast door een aantal opties toe te voegen. Vervolgens kocht een Amerikaanse clickbaitsite de tool over voor intern gebruik. Door een aanpassing in het algoritme van Facebook verloor die site zes maanden later twee derde van zijn trafiek en moest er dringend bespaard worden.
Ik lag dus buiten, kocht Trendolizer terug en geraakte toen bevriend met oud-CNN-journalist Alan Duke. Hij en zijn kompaan, een ondernemer uit Colorado Springs, wilden een manier om nieuwe trending berichten op internet snel op te sporen en te fact checken via een site die ze wilden oprichten samen met mij. Dat is uiteindelijk Leadstories.com geworden. Na verloop van tijd is de focus van die site volledig op het ontkrachten van nepartikelen komen te liggen, vooral naar aanleiding van de explosieve groei van fake nieuws tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016.
Donald Trump heeft de term fake news vergiftigd.
Beperkt u zich tot bewust fake nieuws of gaat u ook onjuistheden in echte stukken detecteren?
SCHENK: Ik houd het op fakesites en satirische nieuwssites. Met biased nieuws, zoals Breitbart, ben ik niet zo bezig. Mijn belangrijkste werkterrein zijn toch de de hardere fakenewssites, zoals bijvoorbeeld die van Macedonische teenagers.
Hebt u ook al fake news in Vlaanderen of Nederland gevonden?
SCHENK: Hier zitten we vrij safe. Een van de verklaringen daarvoor is volgens mij dat je in de Lage Landen perfect alle grote nieuwswebsites en kranten kent. Als je iets zou lezen van Het Belang van Brugge, weet je dat die titel verzonnen is. De VS heeft daarentegen vijftig staten, met elk hun eigen regionale kranten en sites. Fox Channel 87 kan bestaan, maar je weet niet of het bestaat. De kans dat je in je dagelijks leven wordt geconfronteerd met nieuwssite dat je niet kent, is er veel groter. Wat in Nederland nog het dichtst in de buurt komt, zijn de site met geneeskundige quatsch over vaccinatie en chakra’s en zo.
Fake news wordt steeds vaker gebruikt als term voor allerhande fenomenen, niet enkel voor bewust nepnieuws. Elke journalistieke fout lijkt tegenwoordig wel fake news te zijn.
SCHENK: Dat is de schuld van Donald Trump. Hij heeft de term vergiftigd door hem als bijnaam voor zijn critici in de media te gebruiken. In de factcheckinggemeenschap roepen verschillende mensen op om de term fake news niet langer te gebruiken.
Het is gebruikelijk dat een woord van betekenis verandert. Vroeger was fake news een goede zoekterm om nieuwssites met verzonnen artikels op te sporen, maar nu worden ook artikel van The Guardian of New York Times met die hashtag gedeeld op Twitter. Een deel van de publieke opinie gebruikt het nu voor alles wat zij percipiëren als niet-neutrale journalistiek.
Je kan factchecks schrijven zoveel je wil, maar mensen die het oorspronkelijk nepbericht op Facebook delen, zullen die checks niet vinden.
Ondermijnen we ernstig journalistiek werk, waar weliswaar menselijke fouten in gebeuren, als we het op dezelfde lijn zetten als fantasieverhaaltjes die clicks moeten lokken?
SCHENK: Ja, maar wat doe je eraan? En als CNN-journalisten een Ruslandverhaal brengen dat achteraf niet klopt, is het dan onterecht om dat fake news te noemen?
Op sociale media zag ik dat u onlangs met enkele factcheckers experimenteerde met fake fakenewssites.
SCHENK: Je kan factchecks schrijven zoveel je wil, maar mensen die het oorspronkelijk nepbericht op Facebook delen, zullen die checks niet vinden. Als je ze in de comments post, wordt het vaak als een persoonlijke belediging beschouwd. Daarom hadden we op een congres een crappy WordPresspagina gemaakt en daarop onze factchecks geplaatst, uitgeschreven in clickbaitstijl en met titels vol hoofdletters. Vervolgens werden we lid van een aantal Facebookgroepen waar fake news massaal werd gedeeld en postten we daar de checks. Iets dat best goed bleek te werken.
‘Factchecks zullen nooit de gloed van de overtuiging, de drive van het ressentiment of de kracht van een droom kunnen overtreffen’, schreef Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck in maart in Knack. Geeft u hem gelijk?
SCHENK: Ja, maar het blijft niettemin belangrijk om die berichten tegen te spreken. Mensen die die verhalen geloven en hun gedrag er van laten afhangen, dat kan dramatische gevolgen hebben. Als een clickbaitsite beweert dat wiet gelegaliseerd wordt in een bepaalde Amerikaanse stad en iemand gaat daar rondlopen met een joint in zijn mond, kan dat weleens negatieve gevolgen hebben voor die persoon.
Doet de journalistiek voldoende tegen fake news?
SCHENK: Veel fake news is geen journalistiek probleem, maar een spamprobleem met menselijke factor. Het kan die Macedonische tienerjongens geen lap schelen wie er president is of hoe de politiek in elkaar zit, het gaat hen gewoon om clicks en geld. Ik heb ooit een interview met enkele fakenewsschrijvers gelezen, waarin ze zeiden dat ze probeerden om links fake news te maken, maar dat werkte gewoon niet.
Sociale netwerken staan er zelden om te springen om de arbiter van de waarheid te zijn.
Ik denk dat de journalistiek wel genoeg doet tegen fake news, maar het kan altijd sneller. Dat proberen we met Leadstories.com te doen. Ik vergelijk het met een bosbrand. Een lucifer kun je uitplassen, een klein brandje is opgelost met een emmer water. Als het vuur uitbreidt, krijg je pas echt een probleem. Wat Facebook doet, is een bordje zetten met brandgevaar als het bos al in de as ligt. Tegen dat factchecksites het bericht hebben kunnen flaggen, is het al duizenden keren verspreid. Net daarom moeten we niet alleen de bron aanpakken, maar ook de mensen die het verspreiden. We moeten hen beter opvoeden.
Leadstories speelt daarop in: op het einde van elk artikel over een vals bericht hebben we een link geplaatst naar een Facebook zoekpagina met het overzicht van de gebruikers die dat vals bericht hebben gedeeld. Zo kunnen mensen die dat willen ook de factcheck helpen verspreiden.
Welke rol hebben de sociale media daarin te spelen?
SCHENK: Lastig om te zeggen. Ik denk dat ze meer kunnen doen, maar ik denk niet dat ze het compleet moeten censureren. Sociale netwerken staan er zelden om te springen om de arbiter van de waarheid te zijn. Je kunt ook gebruikers die rol niet laten vervullen, want dan open je de deur voor gecoördineerde aanvallen op politieke tegenstanders.
Voor Facebook is het dubbel. Ze verdienen veel geld aan fake news, omdat nepnieuwsmakers hen soms betalen om hun bericht meer zichtbaarheid te geven.
Maar Facebook censureert wel veel andere dingen.
SCHENK: Het blijven Amerikaanse bedrijven natuurlijk, een tepel is erger dan een lijk. Veel fakenewsverhalen gaan over bekende personen en dan zit er altijd wat meer rek op de definitie van laster en eerroof.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier