Lia van Bekhoven
‘Wat blijft twintig jaar later over van de nalatenschap van prinses Diana?’
‘De Britten zitten volop in Dianamaand, een soort Mariamaand waarin uitvoerig wordt stilgestaan bij leven, dood en betekenis van Lady Di’, schrijft Lia van Bekhoven vanuit Londen.
De prinses van Wales die twintig jaar geleden, op 31 augustus omkwam, was een hele wereldlijke heilige, getuige de TVdocumentaires (minstens zes), artikelen en programma’s aan haar gewijd. Ze maakte het koningshuis populair en vertegenwoordigde een Groot Brittannie dat modern en eensgezind was. Het eerste is gebleven. Maar wat is er over van het tweede?
‘Wat blijft twintig jaar later over van de nalatenschap van prinses Diana?’
Toen Diana overleed was ik op vakantie in Turkije. Een Engelse in een aanpalend vakantiehuisje had net aangeklopt met de vraag of we haar pak corn flakes wilden. Haar vakantie zat erop, ze had al uitgecheckt bij de receptie en daar gehoord dat volgens de Turkse TV Diana was omgekomen bij een auto-ongeluk. Goh, lachten we nog, die Turkse TV toch. Een dag of wat later had de NOS mij, zonen, man en nichtje teruggevlogen naar huis. Op school zou de oudste nog lang volhouden, nonchalant met een hand door het haar strijkend, dat wij halsoverkop terug hadden moeten komen ‘voor de begrafenis van Diana’. Alsof die hele teraardebestelling van de beroemdste vrouw ter wereld nooit had kunnen doorgaan als wij niet in Londen zouden zijn geweest.
De dagen na haar dood waren de meest turbulente die ik als correspondent meemaakte. Niemand had vermoed dat Diana, met wie in de periode voorafgegaan aan de fatale rit in Parijs, steeds meer de spot gedreven was vanwege haar keuze in minnaars, vakantiebestemmingen en coupe soleils, op slag een martelares zou worden. Dat snotterende onderdanen het land een week verlamden, dat ze twee miljoen boeketten bij de paleizen neerlegden, dat ze niet meer kookten of naar hun werk gingen, dat ze op straat spontane, zij het betraande, gesprekken aanknoopten met vreemden. Dat ze op een haar na de paleispoorten bestormden. Dat ze zich, kortom, zo konden laten gaan.
In leven en in dood (ze was 36 toen ze stierf) had de prinses van het volk de natie beroerd als geen ander. Ze hielp Engeland verdraagzaam lijken, progressief en pluraal. Waar haar schoonfamilie stond voor kerk, leger en een nostalgisch verlangen naar het wereldrijk, stond Diana met beide lange benen in de tegenwoordige tijd. Ze kuste een aidspatient toen men nog dacht dat je van een wc-bril besmet kon raken, ze bezocht daklozencentra en voerde campagne tegen landmijnen. Ze werd het symbool van een land dat vooruit keek, liever dan op de koloniale lauweren te rusten. Bij tijden kwetsbaar en sterk, slachtoffer en dader was ze zoals de meeste mensen zijn.
De prinses van Wales had Groot-Brittannie op de kaart gezet. Ze inspireerde honderden discussies, artikelen en proefschriften over wie de Britten waren, of wilden worden. Ze hield de natie een spiegel voor door voortdurend zichzelf, haar rol en neuroses ter sprake te brengen.
Maar die eerste week van september 1997 liet ook iets anders zien. De Britten hadden niet alleen het slot van hun emoties gehaald, maar ook van hun ingeboren respect voor hun meerderen. De koningin werd harteloos gedrag verweten, politici werden genegeerd. Als de boosheid groot genoeg was, ging de pragmatiek overboord. De Britten bleken in staat hun gezond verstand ondergeschikt te maken aan hun instinct. Het was een eigenschap die bijna twintig jaar lang onder de oppervlakte bleef. Maar eenzelfde vorm van populisme zou in het Brexitreferendum van 2016 opnieuw zegevieren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier