Hoe het leven van een president verandert na zijn verkiezing
Het Amerikaanse presidentschap is als een rit op een achtbaan die minstens vier jaar duurt. Daarbij wordt niet alleen het leven van de president maar ook dat van zijn hele omgeving radicaal overhoopgehaald.
Op 12 april 1945 overleed Franklin D. Roosevelt in zijn buitenverblijf in Georgia. Als vicepresident was Harry Truman zijn opvolger. Zo kwam Truman nog diezelfde dag tot zijn eigen verrassing aan het hoofd van de natie te staan. Zonder degelijke voorbereiding moest hij het roer overnemen van een land dat meevocht in de Tweede Wereldoorlog, een land dat bovendien net de atoombom ontwikkeld had. De verantwoordelijkheid die plots op zijn schouders rustte, was enorm. Niet verwonderlijk dat Truman zich voelde alsof hij ‘de maan, de sterren en de planeten op zijn hoofd had gekregen’.
In tegenstelling tot Truman hebben verkozen presidenten doorgaans wel enige tijd om zich op hun nieuwe job voor te bereiden. Sinds 1937 ligt de datum van de machtsoverdracht vast op 20 januari, goed twee maanden na de verkiezingsdag. In de periode tussen de eigenlijke verkiezing en de inhuldiging kan de president-elect zich samen met de entourage van de aftredende president voorbereiden op de machtsoverdracht.
In de periode tussen de eigenlijke verkiezing en de inhuldiging kan de president elect zich samen met de entourage van de aftredende president voorbereiden op de machtsoverdracht.
De eerste werkdag
De ambtstermijn van de president vangt aan met de eedaflegging. Tijdens dit formele moment neemt de voorzitter van het hooggerechtshof de eed af volgens een geijkte procedure. Omdat die formulering grondwettelijk vastligt, is het belangrijk dat er niet van de bestaande tekst wordt afgeweken. Toen bij Obama’s eedaflegging in 2009 de voorzitter per ongeluk enkele woorden in de verkeerde volgorde voorlas, werd de eedaflegging voor alle zekerheid een dag later overgedaan. Het gevolg was dat grondwetsspecialisten zich daarna konden uitleven in een discussie of Obama nu al dan niet één dag onterecht president is geweest.
Na afronding van alle formaliteiten volgen plechtigheden en bals. De hele inauguratie bestaat uit een opeenvolging van tradities, die de nieuwe president naar goeddunken kan kruiden met eigen accenten. De eerste presidenten hielden het nog bescheiden, maar geleidelijk aan is de inhuldiging uitgegroeid tot een massa-evenement, een feest van de democratie in de ware zin van het woord.
Obama brak wellicht alle records. Zijn eerste inhuldiging ging gepaard met een vierdaags feest, waar artiesten als Bruce Springsteen en Beyoncé optraden. De viering lokte naar schatting 2 miljoen toeschouwers naar Washington, een heel pak meer dan bij de inhuldiging van zijn voorganger George W. Bush, die slechts 400.000 belangstellenden trok. Obama verpulverde zelfs het record van Lyndon B. Johnson, die in 1965 1,2 miljoen mensen op de been kon brengen. De meeste mensen volgen de inauguratie thuis. Ongeveer 38 miljoen Amerikanen keken op televisie naar Obama’s aantreden.
Terwijl de president en zijn familie de dag vullen met plichtplegingen en festiviteiten, wordt er in het Witte Huis hard gewerkt. Een nieuwe president betekent een nieuwe familie in de ambtswoning. In één dag tijd worden alle persoonlijke en werkgerelateerde spullen van de aftredende president vervangen door de inboedel van de nieuwe bewoners. Erg veel verhuiswagens hoeven er niet aan te pas te komen. Het Witte Huis heeft een grote stockageruimte met meubels waaruit de president een keuze kan maken. Het meubilair van de aftredende president wordt terug in de opslagplaats gezet, tot een toekomstig staatshoofd met een soortgelijke smaak het opnieuw opvraagt. Zo kan de nieuwe president de dag na de inhuldiging in het Oval Office aan het werk terwijl zijn familie zich in de privévertrekken installeert.
Altijd omringd
Een van de ingrijpendste veranderingen in het leven van een nieuwe president is het totale verlies van privacy. Een rist veiligheidsagenten ontfermt zich de klok rond om de veiligheid van de president en zijn familie. Daar zijn goede redenen voor. Van de 43 presidenten die Obama voorgingen, werden er vier vermoord. Een aanslag op de president is dus allesbehalve denkbeeldig.
Toch zijn de excessieve veiligheidsmaatregelen zoals wij die vandaag kennen een relatief recent fenomeen. De meeste 19e-eeuwse presidenten moesten het zonder noemenswaardige bewaking stellen. Ten tijde van Abraham Lincoln, die tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog alle reden had om te vrezen voor een aanslag, was het Witte Huis niet beter bewaakt dan een doorsnee Vlaams gemeentehuis. Pas na de moord op president William McKinley in 1901 kreeg de president structurele bescherming. De Secret Service werd met die opdracht belast, omdat de dienst eerder al ervaring had opgebouwd in het onderzoeken van moordzaken en andere zware misdrijven. Oorspronkelijk moest de Secret Service financiële misdrijven zoals valsmunterij aanpakken. Die opdracht heeft ze nog steeds, maar nu gecombineerd met de presidentiële bescherming.
De bescherming van de president begon bescheiden maar werd systematisch uitgebreid. Met elke moord of moordpoging groeiden de maatregelen. Vroeger kregen enkel de president en de vicepresident bescherming van de Secret Service. Na de moord op Robert F. Kennedy tijdens zijn campagne als presidentskandidaat voor de Democraten in 1968, werd beslist de bescherming uit te breiden naar alle kandidaat-presidenten.
In één dag tijd worden alle persoonlijke en werkgerelateerde spullen van de aftredende president vervangen door de inboedel van de nieuwe bewoners.
Natuurlijk heeft niet iedereen met presidentiële ambities meteen recht op bescherming door de Secret Service. Wie precies wanneer bescherming krijgt, hangt af van het risico op een aanslag en wordt mee beslist door het Congres. Zo kreeg Obama al in mei 2007 staatsbescherming, wat van hem de eerste presidentskandidaat maakte die al zo vroeg in de campagne omringd werd door Secret Serviceagenten. Er was toen sprake van een concrete dreiging. Tijdens zijn verkiezingscampagne werden er racistische moordcomplotten tegen hem opgerold. Ze waren misschien amateuristisch voorbereid, maar daarom niet minder gemeend. Ook na zijn aantreden als president bleef de angst voor een aanslag bestaan. Als eerste gekleurde president was hij het doelwit van racisten die zich niet konden verzoenen met het idee van een Afro-Amerikaan in het Witte Huis.
Vandaag biedt de Secret Service bescherming aan de president, de vicepresident, hun nabije familieleden, en aan presidentskandidaten. Ook voormalige presidenten en hun echtgenotes krijgen bescherming van de Secret Service. Tot voor kort kregen oud-presidenten bescherming tot tien jaar nadat ze het Witte Huis verlaten hadden. Onder Obama veranderde dat in een levenslange bescherming.
Bescherming in en rond het Witte Huis
Het is een traditie geworden dat de president en de first lady op de eerste dag na de inhuldiging een kleine housewarmingparty geven voor gewone burgers. Op die dag kunnen de genodigden het Witte Huis bezoeken. Een uitzonderlijke belevenis, want op alle andere dagen is het Witte Huis een hermetisch afgesloten, extreem beveiligde burcht.
Een speciaal onderdeel van de Secret Service, de Uniformed Division, staat in voor de bescherming van de ambtswoning. Veiligheidsagenten en scherpschutters bewaken het complex de klok rond. Afgetrainde Mechelse herders moeten iedereen die zich nog maar op het presidentiële gras wil begeven, op andere gedachten brengen. Vanaf het moment dat iemand over de hekken klimt, gaat er een alarm af. Toch verloopt de bewaking niet feilloos. Ondanks de uitgebreide bescherming raakten al enkele indringers tot in het Witte Huis. Zo wist een paranoïde Irakveteraan in september 2014 door te dringen tot in de East Room. Hoewel de man al eerder was opgemerkt, slaagde hij erin de bewakingsagenten in de tuin voorbij te snellen en het gebouw binnen te lopen. Een ernstige blamage voor de veiligheidsdienst van de president. Julia Piercon, het hoofd van de Secret Service, moest opstappen.
Wanneer het echt heet onder de voeten wordt, bijvoorbeeld bij een acute terroristische dreiging, kan de president geëvacueerd worden naar het President’s Emergency Operations Center of PEOC, een atoomschuilkelder onder de East Wing van het Witte Huis. Naast de president kunnen ook de vicepresident, familieleden en hoge functionarissen in die ondergrondse bunker worden afgezonderd. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de chaos vlak na de aanslagen van 11 september 2001. Omdat er sprake was van verschillende vliegtuigen die mogelijks op weg waren om zich te pletter te storten op het Witte Huis, brachten veiligheidsagenten vicepresident Dick Cheney onder in het PEOC. Hij kreeg er gezelschap van veiligheidsadviseur Condoleezza Rice, first lady Laura Bush en nog wat hoge functionarissen en familieleden. President George W. Bush was op dat moment niet in het Witte Huis.
Zijn de beschermingsmaatregelen voor de president en zijn familie in Washington D.C. al enorm, wanneer de president op buitenlandse missie gaat, wordt daar nog een schepje bovenop gedaan. Iedere plek die de president bezoekt, wordt op voorhand door de Secret Service minutieus uitgekamd. De uiterst beveiligde presidentiële limousine, bijgenaamd ‘The Beast’, gaat altijd mee. Het huidige model is zwaar bepantserd, bestand tegen een biochemische aanval, en bevat onder andere een zuurstofvoorziening en een bloedbank met bloed van het type van de president.
Baas over de Bom
Met de eedaflegging wordt de president-elect het officiële staatshoofd en daarmee ook de opperbevelhebber van het Amerikaanse leger. De president is de enige die het ultieme bevel kan geven om nucleaire wapens in te zetten.
Er is niets dat die verantwoordelijkheid beter symboliseert dan de ‘Nucleaire Voetbal’, een lederen koffertje dat een militaire officier op de dag van de inhuldiging overhandigt aan de nieuwe president. In die koffer zit een satelliettelefoon waarmee de president de drie nucleaire commandocentra kan bereiken en een draaiboek met aanvalsopties bij een nucleair conflict. De president krijgt ook een plastic kaartje ter grootte van een bankkaart waarop een codecombinatie staat waarmee de president zich kan identificeren in het geval hij een nucleaire aanval zou bevelen.
De codes en het koffertje moeten de president 24 uur op 24 vergezellen. Om de nationale veiligheid te garanderen moet hij op eender welk moment een aanvalsbevel kunnen geven, waar hij zich ook bevindt. De militaire afschrikkingslogica vereist dat de Verenigde Staten op elk moment paraat zijn om een nucleaire aanval met gelijke wapens te beantwoorden. Om te vermijden dat de koffer per ongeluk ergens achtergelaten wordt, is hij via een ketting verbonden met de officier die hem draagt. Maar wat als die officier vergeten wordt? Het overkwam Bill Clinton in 1999. Na een NAVO-top in Washington vertrokken Clinton en zijn gevolg snel naar het Witte Huis, maar de officier met de koffer werd per ongeluk achtergelaten. Al bij al waren koffer en president slechts een uurtje van elkaar gescheiden. Ook het kaartje met de identificatiecodes zou al meermaals zijn zoekgeraakt.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Knack Historia: Amerika en zijn presidenten.
Amerikaanse geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier