Waarom het beroep van Amerikaans president niet zonder risico is

John F. Kennedy en zijn echtgenote in Dallas, Texas, op 22 november 1963, enkele minuten voor zijn dood. © getty
Jonas Raats Journalist en historicus

Acht van de 44 Amerikaanse presidenten lieten het leven tijdens hun ambtstermijn. Sommigen overleden aan een hersenbloeding, een beroerte of een banale ziekte. Maar ‘moordaanslag’ staat met stip op nummer 1 als voornaamste doodsoorzaak van presidenten in functie: niet minder dan vier presidenten werden het slachtoffer van een dodelijke aanslag.

Abraham Lincoln (president van 1861 tot 1865) heeft de twijfelachtige eer de eerste president te zijn die tijdens zijn ambtstermijn werd vermoord. In de nasleep van de Burgeroorlog kon de jonge acteur John Wilkes Booth de nederlaag van de Geconfedereerde Staten niet verkroppen. Hij wilde zijn woede koelen op de president en schoot Lincoln met een revolver in het achterhoofd. De moordaanslag maakte deel uit van een groter complot, waarbij kompanen van Booth de vicepresident en de minister van Buitenlandse Zaken zouden vermoorden. Booth was de enige die in zijn missie slaagde.

De moordaanslag op Lincoln maakte deel uit van een groter complot, maar John W. Booth was de enige die in zijn missie slaagde.

***

James Garfield (president in 1881) kwam om veel banalere redenen aan zijn einde. Hij werd het slachtoffer van een gefrustreerde baantjesjager en – bij uitbreiding – van het ‘spoilssysteem’ dat door zijn voorgangers was gecreëerd. Dat systeem hield in dat de partij van de winnende presidentskandidaat zowat alle ambtelijke functies uitdeelde aan vrienden, verwanten en medestanders. Op die manier kon de winnaar zijn medewerkers belonen voor de geleverde inspanningen tijdens de verkiezingscampagne. Cliëntelisme ten top dus.

Na Garfields verkiezingszege meende ene Charles Guiteau recht te hebben op een lucratief postje. De jurist uit Chicago had tijdens de afgelopen verkiezingscampagne op eigen initiatief enkele speeches ten behoeve van Garfield gehouden en vond dat hij daarvoor beloond moest worden. Hoewel hij geen Frans sprak, had hij heel concreet een job als consul in Parijs in gedachten.

Toen bleek dat hij die niet zou krijgen, beraamde hij een aanslag op de president. Hij wist dat Garfield op 2 juli 1881 met de trein uit Washington zou vertrekken. Guiteau wachtte hem die dag op in het station en vuurde uiteindelijk twee kogels op hem af. De gewonde Garfield werd naar het ziekenhuis overgebracht, waar hij eerst leek te herstellen. Maar na enige tijd raakten zijn wonden geïnfecteerd, waarschijnlijk door het gebruik van onvoldoende gesteriliseerd medisch materiaal. Garfield werd alsmaar zieker en overleed op 19 september. De labiele Guiteau werd veroordeeld voor moord en in de zomer van 1882 opgehangen.

***

Na de moord op McKinley nam de aandacht voor de presidentiële veiligheid toe.

Ook William McKinley (president van 1897 tot 1901) werd van dichtbij met een vuurwapen neergeschoten. McKinley was een typische exponent van de Republikeinse Partij in de overgang van de 19e naar de 20e eeuw: een conservatief die nauwe banden onderhield met bedrijven en ondernemers. Hij was president in een periode waarin anarchistische groeperingen – vooral in Europa – aanslagen beraamden op het politieke en economische establishment. De jonge anarchist Leon Czolgosz keek erg op naar zulke geestgenoten en wilde een soortgelijke ‘heldendaad’ stellen. Hij trof de nodige voorbereidingen en trok op 6 september 1901 met een revolver naar een expositie in New York, waar de president de bezoekers zou begroeten. Czolgosz raakte zonder problemen tot vlak bij McKinley – de president kreeg in die periode nauwelijks bescherming – en schoot hem in de buik. McKinley bezweek acht dagen later aan gangreen.

Na de moord op McKinley nam de aandacht voor de presidentiële veiligheid toe. Ondanks de investeringen in veiligheidsagenten en permanente bewaking bleek totale bescherming een illusie.

***

Op 22 november 1963 werd president John F. Kennedy onder vuur genomen terwijl hij samen met zijn vrouw in een limousine door Dallas reed. Eén kogel raakte hem in de hals, een tweede kogel trof de president dodelijk in het hoofd. De beelden van de moord op Kennedy gingen de wereld rond en werden zo vaak getoond dat ze ondertussen in het collectieve geheugen gegrift staan. Lee Harvey Oswald werd aangeduid als de moordenaar van Kennedy, maar over de precieze toedracht van de aanslag bestaat nog altijd heel wat onduidelijkheid.

Lee Harvey Oswald
Lee Harvey Oswald© Reuters
Ook na Kennedy bleven presidenten een begeerd doelwit.

***

Ook na Kennedy bleven presidenten een begeerd doelwit. In 1975 ontsnapte Gerald Ford aan twee moordaanslagen in nauwelijks drie weken tijd. Ronald Reagan werd aan het begin van zijn eerste ambtstermijn in 1981 het slachtoffer van een ernstige aanslag. Hij werd zwaargewond naar het ziekenhuis overgebracht. Terwijl hij daar herstelde, zag hij zijn populariteit enorm toenemen. Cynici stellen dat hij zijn presidentschap op geen betere manier had kunnen beginnen.

In juli 2024, tijdens de campagne voor de komende presidentsverkiezingen in november, werd ook Donald Trump het mikpunt van een schutter. Tijdens een toespraak van Trump op een openluchtbijeenkomst ontsnapte de Republikeinse kandidaat op een haar na aan de dood.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Knack Historia: Amerika en zijn presidenten.

Partner Content