Waarom dictators homo’s haten: ‘Het gaat finaal over gehoorzaamheid’
De lgbtq+-beweging is de geliefkoosde boksbal van menig autoritair regime. Van Rusland tot Turkije over Oeganda en China: overal worden maatregelen getroffen om homoseksualiteit te marginaliseren. Hoe komt dat?
Wie dacht dat Recep Tayyip Erdogan na de ongemeen harde verkiezingscampagne gas zou terugnemen, was eraan voor de moeite. ‘We zullen iedereen wurgen die maar durft om aan het gezin te raken’, bezwoer de Turkse president tijdens zijn overwinningsspeech op 29 mei. Hij verzekerde dat zijn AKP-partij ‘nooit geïnfiltreerd zal worden’ door de homobeweging. Zijn speech kwam er na een campagne waarin hij homoseksuelen ervan beschuldigde ‘de vernietiging van de natie’ te beogen.
Erdogan is lang niet de enige autoritaire leider die de lgbtq+-beweging tot nationale vijand heeft uitgeroepen. Het voorbije decennium heeft zowat elk autoritair regime de homobeweging in het vizier genomen. In Rusland is er sinds 2013 de veelbesproken wet op ‘homoseksuele propaganda’, die eind november 2022 grondig verstrengd werd. Het is in Rusland nu verboden om homoseksuele relaties als normaal te bestempelen. In China kondigde het Beijing LGBT Centre, ’s lands grootste lgbtq+-organisatie, op 15 mei aan dat het onder de groeiende druk van het Chinese veiligheidsapparaat de deuren moest sluiten. In Egypte voert het regime van Abdul Fatah al-Sisi de repressie tegen de lgbtq+-gemeenschap op. Begin dit jaar raakte bekend dat de politie er datingapps gebruikt om homoseksuelen op te sporen en te arresteren. In Oeganda werd eind mei een nieuwe wetgeving goedgekeurd waardoor burgers die homoseksualiteit ‘promoten’ een celstraf tot twintig jaar riskeren. Wie via homoseks een ander met aids besmet, riskeert zelfs de doodstraf.
In Rusland, Turkije en Hongarije worden anti-lgbtq+-maatregelen voorgesteld als een vorm van kinderbescherming.
Electorale boksbal
Op zich is het niet nieuw dat er anti-lgbtq+-wetgeving bestaat in landen met een autoritair regime. In landen zoals de Golfstaten en Iran is homoseksualiteit al langer verboden. In Afrika is homoseksualiteit in slechts 22 van de 54 staten toegelaten. Zulke verboden hebben – ook in landen die als min of meer democratisch beschouwd worden – vaak religieuze gronden. In veel voormalige Britse kolonies in Afrika en Azië komen de strenge antihomowetten rechtstreeks uit het koloniale wetboek, dat in strenge straffen voorzag voor ‘onnatuurlijke handelingen’. In het gros van de communistische landen was homoseksualiteit illegaal.
Toch is de expliciete aanval op de lgbtq+-beweging in veel autoritair bestuurde landen relatief recent. Toen Recep Tayyip Erdogan nog een veelbelovende kandidaat-premier was in 2002, sprak hij zich uit voor homorechten. In het televisieprogramma Genç Bakış nam hij zelfs expliciet de verdediging op van de lgbtq+- gemeenschap: ‘Homoseksuelen moeten wettelijk beschermd worden. De manier waarop ze soms op televisie worden behandeld, is onmenselijk.’ Bij latere verkiezingen bleef de AKP vooral weg van het thema. Het onderwerp werd voor het eerst geproblematiseerd bij de Gezipark-protesten van 2013, waarin de lgbtq+-gemeenschap een voorname rol speelde. Pas bij de jongste verkiezingscampagne werd de beweging als electorale boksbal gebruikt.
Ook in Rusland liet het regime de kwestie lange tijd links liggen. Meer nog: in 2003 zond Rusland t.A.T.u, een popduo dat zich voordeed als een lesbisch koppel, naar het Eurovisiesongfestival. Hoewel de teksten van de songs inspeelden op de onzekerheden bij het uit de kast komen, bleek het gefrunnik op het podium vooral een marketingstrategie. Ook de dames zelf waren allesbehalve gangmakers van de gelijkberechtiging van seksuele minderheden. In 2014 zei zangeres Joelija Volkova in een interview dat ze homoseksualiteit bij vrouwen nog kan aanvaarden, maar bij mannen ondraaglijk vindt. Volkova deed in 2021 tevergeefs een gooi naar een parlementszetel voor Verenigd Rusland, de partij van Vladimir Poetin.
In China, waar homoseksualiteit in 1997 gelegaliseerd werd, kregen ngo’s die rond lgbtq+ werkten tot voor kort enige ruimte. Ze boekten er bescheiden successen met informatiecampagnes over aids. Hét succesmoment was in 2014, toen het Beijing LGBT Center erin slaagde een organisatie voor de rechter te brengen die een therapie aanbood om homoseksuelen met elektrische schokken van hun seksuele geaardheid te ‘genezen’.
Hongarije was in 1961 een van de weinige landen van het Warschaupact die homoseksualiteit uit het strafwetboek haalden. Hoewel vandaag een aanzienlijk deel van de samenleving om religieuze redenen problemen heeft met homoseksualiteit, had het land tot voor kort een van de actiefste homobewegingen van Oost-Europa.
Lees ook: ‘Laten we de Oekraïense LGBTI+-vluchtelingen welkom heten’
Crisismanagement
Het valt op dat anti-lgbtq+-maatregelen vaak verbonden zijn aan crisismomenten. In Rusland kwam de ‘homoseksuele propagandawet’ van 2013 er niet toevallig na de grootschalige protesten van 2012. De wet was een antwoord op de slinkende populariteit van Poetin, die verkondigde dat Rusland een bastion van conservatieve waarden moest worden. Ook in Turkije was de anti-lgbtq+-retoriek tijdens de voorbije campagne verbonden aan de heersende economische crisis. Ook in China neemt de druk op de beweging toe op een moment dat het Chinese regime het lastig heeft.
Net zoals democratische regimes hebben immers ook autoritaire regimes een vorm van legitimiteit nodig. Een autoritaire leider moet een voldoende groot deel van de bevolking achter zich zien te krijgen om aan de macht te blijven. Verkiezingen zijn in zulke regimes vaak een lachertje, maar het mag ook niet té gênant worden. De typische truc bestaat erin om het conservatievere, meer nationalistische deel van de bevolking op te zwepen. Het opvoeren van de repressie in het Egypte van Al-Sisi is niet los te zien van de presidentsverkiezingen van volgend jaar, wanneer de ex-generaal zich wil verzekeren van de steun van de conservatief-religieuze kiezers. Ook Yoweri Museveni, sinds 1986 president van Oeganda, weet dat anti-lgbtq+-uitspraken het goed doen bij zijn conservatieve achterban. Het is alvast een stuk gemakkelijker dan een stabiele economische groei waar te maken.
Ook in landen die als een democratie worden beschouwd, is het opvallend hoe vaak leiders met autoritaire neigingen de beweging in het vizier nemen. In Brazilië verkondigde Jair Bolsonaro tijdens zijn campagne dat hij liever een dode dan een homoseksuele zoon had. Op zijn eerste dag als president beval hij dat het ministerie van Mensenrechten zich voortaan niet meer om de lgbtq+-gemeenschap hoorde te bekommeren. In Polen richtte de regerende conservatieve PiS-partij van Jaroslaw Kaczynski in 2019 lgbtq+-vrije zones in, waarmee gemeenten kunnen aangeven dat ze homorechten afwijzen. Het merendeel werd intussen opgeheven.
Ideale zondebok
Opmerkelijk genoeg gaat het in die autoritaire regimes vrijwel nooit over homoseksualiteit op zich. Zowel in Rusland, Turkije als Hongarije worden anti- lgbtq+-maatregelen voorgesteld als een vorm van kinderbescherming. Wie zich dan niet achter die lijn schaart, kan worden weggezet als een samenzweerder die erop uit is de bloem der natie te breken in de knop. ‘Het is een typisch verschijnsel bij autoritaire regimes die onder politieke druk staan,’ zegt Koen Slootmaeckers, die aan de City University of London onderzoek doet naar lgbtq+-beleid en internationale politiek. ‘Vaak proberen ze dan zelf een crisis te creëren, waarbij ze zichzelf naar voren schuiven als de enige oplossing. Ze stellen de lgbtq+-beweging voor als een bedreiging voor een traditionele manier van leven, of als een gevaar voor het welzijn van kinderen. Het is een politiek wapen om politieke tegenstanders mee aan te vallen.’
‘Elk autoritair systeem viseert minderheden’, zegt Graeme Reid, expert in lgbtq+- rechten voor Human Rights Watch. ‘Het is een manier om de bevolking te verenigen tegen een gemeenschappelijke vijand. Je creëert een zondebok die het gezin, de staat of het volk bedreigt. Je ziet dat heel goed in Hongarije: daar waren eerst de vluchtelingen de vijand, dan waren het de ngo’s, en nu zijn het de feministen en de lgbtq+-beweging. De logica is dat het land een sterke leider nodig heeft om het te beschermen tegen al die dreigingen. Door hard op te treden tegen die minderheden, geef je tegelijk een duidelijke boodschap aan de rest van de bevolking: dit kan er gebeuren als je je tegen de staat keert.’
De homobeweging is een ideaal doelwit. ‘Lgbtq+-mensen kunnen in veel landen niet eens op de steun van hun eigen familie rekenen’, zegt Gregory Woods, professor Gay and Lesbian Studies aan de Nottingham Trent University. ‘Ze groeien op in isolement, omdat ze vaak geen mogelijkheden hebben om andere lgbtq+-personen te ontmoeten. Omdat ze niet openlijk over hun gevoelens kunnen praten, worden ze gezien als onbetrouwbaar, geheimzinnig en subversief.’
Lees ook: In kaart: dit zijn de meest LGBTQ+-vriendelijke vakantiebestemmingen
Niet te letterlijk
Nogmaals: het gaat autoritaire regimes niet om homoseksualiteit op zich. Het gros van de autoritaire leiders – nobele uitzonderingen als de Tsjetsjeense leider Ramzan Kadyrov daargelaten – snapt dat homoseksualiteit geen ‘perversie van de natuur’ is. Zelfs als de meerderheid van de bevolking er homoseksualiteit nadrukkelijk afwijst, stelt het regime zich doorgaans niet tot taak om homoseksualiteit te verdelgen. Integendeel: in veel van die regimes is heimelijke homoseksualiteit geen bezwaar om carrière te maken.
Binnen Fidesz, de partij van premier Viktor Orban, blijken heel wat kopstukken in hun doen en laten een stuk breeddenkender dan wat de partij-orthodoxie toestaat. Het meest markante voorbeeld is het verhaal van József Szájer, het Europees Parlementslid dat in 2020 internationaal bekend werd. Hij probeerde in adamskostuum via een Brusselse dakgoot te ontsnappen toen hij tijdens de lockdown betrapt werd op een feestje waar duchtig de mannenliefde werd bedreven. Szájer was een Fidesz-voorman van het eerste uur, die in 2010 de pen vasthield toen de Hongaarse grondwet werd herschreven, een grondwet die onder andere het homohuwelijk verbood. Van Judit Varga, die afgelopen juni ontslag nam als minister van Justitie, werd eind 2021 een filmpje verspreid waarin ze seks had met twee vrouwen. Over Péter Szijjártó, sinds 2014 de Hongaarse minister van Buitenlandse Zaken, loopt het hardnekkige gerucht dat hij een relatie heeft met de voormalige profvoetballer Balázs Dzsudzsák, die hij bij zijn inauguratie had uitgenodigd als gast. ‘Orbán geeft geen moer om de seksuele geaardheid van zijn ministers’, zegt Erzsébet Barát, professor genderstudies aan de Universiteit van Szeged. ‘Het gaat finaal over gehoorzaamheid. Zolang je braaf in de pas loopt, is er geen probleem.’
In veel Afrikaanse landen wordt homohaat aangejaagd door Amerikaanse religieuze groeperingen.
Gaystapo
Zowat elk autoritair regime dat maatregelen neemt tegen de lgbtq+-gemeenschap, stelt homoseksualiteit voor als iets volksvreemds, iets wat van buitenaf geïmporteerd wordt. In die logica kan de homobeweging uitsluitend een vreemd element zijn, een buitenlandse samenzwering, bekokstoofd door het boze Westen om de traditionele Turkse, Oegandese, Oezbeekse of Wit-Russische waarden te ondergraven. Yoweri Museveni stelde zijn strenge antihomowetten voor als een vorm van zelfverdediging tegen ‘westerse landen die hun praktijken aan andere volkeren willen opleggen’. Het is een discours dat sterk lijkt op dat van Poetin of Erdogan. ‘Erdogan zegt niet dat alle homo’s op de brandstapel moeten’, zegt Israfil Ozkan, een vooraanstaande lgbtq+-activist in Turkije. ‘Zijn verwijt is dat ze van buitenaf komen, en de Turkse maatschappij verzwakken.’
Het idee dat er een wijdvertakte homobeweging bestaat die als doel heeft overal ter wereld de zeden te doen verwilderen, bestaat al vele decennia. De naam ‘Homintern’ (ook de namen ‘Gaystapo’ of ‘Roze Khmer’ circuleren) werd in de jaren zestig gemunt als een grap, maar werd door tegenstanders van homoseksualiteit in alle ernst overgenomen. ‘Het speelt in op het idee dat bij bepaalde minderheden de ultieme loyaliteit niet bij de eigen natie ligt’, stelt Gregory Woods. ‘Net zoals joden of communisten staan homoseksuelen bijna automatisch onder verdenking.’ Woods wijst erop dat dat fenomeen niet alleen in autoritaire regimes voorkomt. Ook de Amerikaanse communistenjager Joseph McCarthy sloot zowel communisten als homoseksuelen uit van overheidsbanen.
De ultieme implicatie van dat discours is dat het op slinkse wijze homoseksualiteit associeert met democratische waarden. ‘Het probleem met lgbtq+-verenigingen is dat ze individuen bijeenbrengen die rechten opeisen’, stelt Bart Dessein, Chinakenner aan de Universiteit Gent en bij het Egmontinstituut. ‘In zekere zin ondermijnt dat het centrale gezag. Autoritaire regimes vrezen dat ze een doos van Pandora openen als ze dat toelaten. Het begint met homorechten, en voor je het weet, eisen mensen algemene verkiezingen: dat is de vrees.’ Zoals de Wit-Russische dictator Aleksandr Loekasjenko het in 2012 al verkondigde: ‘Het is beter om dictator te zijn dan homo’.
De tegenbeweging
Dat alles betekent nu ook weer niet dat homorechten wereldwijd onder druk staan. Meer nog, op wereldschaal wordt homoseksualiteit vandaag meer aanvaard dan twee decennia geleden. Die evolutie voltrekt zich niet alleen in West-Europa en Noord-Amerika, maar ook in Latijns- Amerika, Japan, Zuid-Korea, Zuid-Afrika en India. Waar in 2002 slechts 38 procent van de Amerikanen homoseksuele relaties als ‘moreel aanvaardbaar’ beschouwde, was dat in 2022 liefst 71 procent, volgens het onderzoeksbureau Gallup. Die toenemende aanvaarding beperkt zich niet tot de liberale democratieën. Zelfs in conservatieve maatschappijen als Kenia is er nu meer aanvaarding dan twintig jaar geleden.
Banden met westerse landen spelen een rol. Hoewel in Servië weinig maatschappelijke sympathie voor de homobeweging bestaat, moet de radicaal-rechtse premier Nikola Vucic minstens lippendienst bewijzen aan de Europese waarden. Zo stelde hij met Ana Brnabic een openlijk lesbische premier aan, die overigens niet echt actie onderneemt om lgbtq+-rechten te verdedigen. Kazachstan, dat in 2015 de Russische ‘homoseksuele propagandawet’ overnam, besloot die vorig jaar weer in te trekken om zich van Rusland te distantiëren en om bij Europa in de gunst te komen. En in Oekraïne, waar homoseksualiteit slechts door een kleine minderheid van de bevolking aanvaard wordt en waar in 2012 ei zo na een wet tegen homoseksuele propaganda werd aangenomen, komen soldaten vandaag openlijk uit voor hun geaardheid. Zelfs in Turkije leek het lange tijd de goede kant op te gaan. In een peiling van de Istanboelse Kadir Has-universiteit in 2020 gaf 45 procent van de Turken aan dat homoseksuelen gelijke rechten verdienen. In zowat alle steden bestaan al dan niet kleinschalige lgbtq+-gemeenschappen. ‘Dat komt nu allemaal onder druk te staan’, zucht de Turkse lgbtq+-activist Israfil Ozkan. ‘Er komt ongetwijfeld meer repressie aan. De komende jaren wordt het vooral overleven.’
Bovendien komt de stemmingmakerij tegen lgbtq+ niet exclusief van autoritaire regimes. In veel Afrikaanse landen worden die sentimenten aangejaagd door Amerikaanse religieuze groeperingen. Organisaties zoals het World Congress of Families en de American Family Association leveren wereldwijd steun aan anti-lgbtq+-activisten. Ron DeSantis, de gouverneur van Florida die zich opwerpt als de voornaamste uitdager van Donald Trump in de Republikeinse voorverkiezingen, voerde in Florida een ‘antipropagandawet’ in die lijkt op de Russische.
Terwijl veel radicaal-rechtse partijen zich tegenwoordig opwerpen als verdedigers van de lgbtq+-gemeenschap blijkt de aanvaarding toch niet overal doorgedrongen. Onder de radicaal-rechtse Italiaanse premier Giorgia Meloni werden homorechten teruggeschroefd, en bij het aantreden van Petra De Sutter (Groen) als vicepremier, tweette Vlaams Belang-parlementslid Bart Claes dat De Sutter ‘een verpersoonlijking van het cultuurmarxisme’ was, die ‘alle fundamenten van onze westerse beschaving’ wil ‘vervangen en wegvagen’.
Vlaams Belang: van homonationalisme tot complotdenken
Illustratief is Vlaams fractieleider Chris Janssens. Eind 2021 outte hij zich als homo, maar niettemin distantieert hij zich van de Brussels Pride, een manifestatie voor rechten van lgbtq+-personen. ‘Wie de belangen van holebi’s wil verdedigen,’ schreef hij op Twitter, ‘loopt niet in lingerie of in obscene kledij in een mars waar ook kinderen in opgevoerd worden.’
De link met kinderen wordt vaker gemaakt. Dries Van Langenhove is daarbij het extreemst. Op een protestactie in maart bij een voorleessessie door een dragqueen in Brugge toonde zijn groep Schild & Vrienden onder meer de slogan ‘Genderideologie = pedofilie’, een idee dat leeft bij extreemrechtse complotdenkers.
Begin deze maand dienden onder meer çavaria en het gelijkekansencentrum Unia een klacht in tegen Van Langenhove nadat hij in een filmpje Brugs winkelpersoneel had gevraagd om de regenboogvlag (die hij een ‘pedofielenvlag’ noemt) te verwijderen. Ze willen laten onderzoeken of die actie aanzette tot discriminatie, haat of geweld.