‘Waarom de wereldwijde minimumbelasting een pleister op een houten been is’
De G20 keurde de hoofdlijnen van de internationale belastinghervorming goedgekeurd. Sommigen beschouwen deze overeenkomst als historisch . Maar om nu victorie te kraaien is voorbarig, schrijft Julien Desiderio. ‘De internationale belastinghervorming die vorm krijgt, blijft immers grotendeels ontoereikend en zeer ongelijk. Het is een pleister op een houten been.’
Om te weten waar we heen willen, moeten we weten waar we vandaan komen. In de jaren negentig bedroeg het theoretische belastingtarief voor multinationals ongeveer 40 procent. Vandaag is het reële belastingtarief in de Europese Unie gedaald tot ongeveer 14 procent. Dit kan enerzijds worden verklaard door het doorsluizen van winsten van multinationals naar belastingparadijzen en anderzijds door praktijken van bepaalde landen die belastingoptimalisering aanmoedigen. En dit terwijl, zo herinnert econoom Gabriel Zucman ons, in vele rijke landen belastingbetalers nu meer dan 40 procent op hun inkomen worden belast.
De status quo leidt tot een groot verlies aan inkomsten voor overheden, dat wereldwijd wordt geschat op enkele honderden miljarden dollars per jaar. Middenin de pandemie, nu de rijksten de grote winnaars van de crisis zijn en miljoenen mensen in armoede vervallen, zouden deze financiële middelen kunnen worden ingezet in de strijd tegen de groeiende onzekerheid en ongelijkheid. Laten we niet vergeten dat in België de inkomstenderving als gevolg van belastingontwijking wordt becijferd op bijna 10 procent van het budget voor onze gezondheidszorg.
Een stap vooruit, twee stappen achteruit
De hervorming die in de OESO werd besproken (en die in twee pijlers uiteenvalt) was dan ook meer dan noodzakelijk. Maar voldoet het echt aan de eisen van deze tijd?
Pijler 1 wil de rechten op belasting herverdelen door een fractie van de winsten van bepaalde multinationals op uniforme wijze te belasten. De marktlanden (die waar de verkoop plaatsvindt) zouden aldus het recht hebben multinationals te belasten. In theorie zou België Facebook dus kunnen belasten. Deze maatregel is absoluut noodzakelijk om in te spelen op de uitdagingen van de digitalisering van de economie, dus het principe is een grote stap vooruit.
Waarom de wereldwijde minimumbelasting een pleister op een houten been is.
Maar de realiteit is dat de regels rond de eerste pijler ontstellend zwak zijn. De maatregel zal slechts een klein deel van de winsten van 78 multinationals treffen. Bovendien zal de financiële sector de facto van het toepassingsgebied worden uitgesloten (waardoor de te herverdelen winsten met de helft worden verminderd). Landen als de Democratische Republiek Congo zouden zelfs als te ‘rijk’ kunnen worden beschouwd om bepaalde bedrijven te mogen belasten. Een aberratie. Hoewel sommigen vrezen dat bedrijven als Amazon buiten de werkingssfeer van de maatregel zouden kunnen vallen (ook al is dat niet de bedoeling), is de toegang tot de eerste pijler afhankelijk van het louter en alleen achterwege laten van alle nationale belastingen op digitale diensten. Onder deze omstandigheden is het moeilijk om tevreden te zijn. We kunnen belastingontduiking enkel bestrijden met ambitieuze en solide maatregelen.
Pijler 2 is nog emblematischer. Het is de bedoeling de winsten van multinationals te belasten op basis van een wereldwijde minimumbelasting. Economen als Stiglitz, Piketty en Zucman pleiten voor een tarief van ten minste 25 procent, wat ook het standpunt van Oxfam is. De regering-Biden was daarentegen voorstander van een tarief van 21 procent.
Uiteindelijk werd een percentage van amper 15 procent gevalideerd. Piketty’s reactie hierop laat weinig ruimte voor interpretatie: ‘Dit is niets minder dan de officialisering van een echte license to defraud voor de machtigste actoren’. Dit tarief is immers bijna gelijk aan dat in belastingparadijzen zoals Ierland of Singapore. Dit tarief zal de race to the bottom dus nog verscherpen. Bovendien is een aantal uitzonderingen ontworpen zodat het werkelijke tarief in feite nog lager zou kunnen zijn.
Het gebrek aan ambitie is niet het enige slechte aan pijler 2, de verdeling van de inkomsten is ook zeer ongelijk. De rijke landen zullen meer dan 65 procent van het geld in hun portefeuille hebben, terwijl de armste landen ter wereld minder dan 3 procent zullen krijgen, hoewel zij meer dan een derde van de wereldbevolking herbergen.
We moeten de suggesties van kwetsbare landen opvolgen
Om dit recht te zetten, roept Oxfam dringend op te luisteren naar de suggesties die kwetsbare landen tijdens de onderhandelingen hebben gedaan.
Wil de eerste pijler effectief zijn, dan moet de werkingssfeer ervan worden uitgebreid tot alle multinationals, over een groter deel van de winst en op basis van een eerlijker verdeling die de minder welvarende landen niet benadeelt.
In het kader van de tweede pijler moeten uitzonderingen tot een minimum worden beperkt en moet een minimumtarief van 25 procent worden ingevoerd. Dit zou de 38 armste landen bijna 17 miljard dollar per jaar meer opleveren, genoeg om 80 procent van hun bevolking te vaccineren.
Er moet ook aan herinnerd worden dat het tarief van 15 procent een minimumtarief blijft. Elk land zal zijn tarief unilateraal kunnen verhogen. In België schat het Europees Waarnemingscentrum voor belastingen dat een belastingtarief van 15 procent 10,5 miljard euro per jaar zou opleveren. Maar een tarief van 21 procent, zoals verdedigd door de Verenigde Staten, zou 15,5 miljard euro opleveren, dus 50 procent meer inkomsten om de door de crisis getroffen sectoren te helpen.
Lees ook de opinie van Bert Bultinck:
‘Heeft Silicon Valley na de G7 plots het algemeen belang ontdekt?’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier