Waarom de internationale gemeenschap de Catalaanse onafhankelijkheid niet zal erkennen
Vrijdagmiddag stemt het Catalaans parlement over de eventuele onafhankelijkheid van de Spaanse regio. Op buitenlandse erkenning moeten de Catalanen alleszins niet rekenen. Het belang van Spanje op het internationale toneel blijkt te groot.
In Catalonië is de patstelling compleet. De Spaanse regering activeerde zaterdag artikel 155, waarmee ze de regering wil ontbinden en nieuwe verkiezingen zal uitschrijven. Die procedure naar alle waarschijnlijkheid tegen het einde van deze maand zijn afgerond, omdat de Spaanse Senaat haar fiat nog moet geven. Catalaans president Carles Puigdemont beschouwt dit manoeuvre als het zoveelste bewijs dat de Spaanse regering zich dictatoriaal opstelt. ‘Dit is de ergste aanval op Catalonië sinds Franco’, klonk het verontwaardigd.
Ondertussen vond in Brussel de Europese top plaats, waar de regeringsleiders van de lidstaten samen zaten over de uitdagingen van de Unie . De Europese regeringsleiders waren het er unaniem over eens: het onafhankelijkheidsreferendum is ongrondwettelijk en meer autonomie voor Catalonië kan enkel plaatsvinden binnen de Spaanse Grondwettelijke context. Ook minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) sprak vorige vrijdag in De Afspraak op Canvas dezelfde woorden.
Dialoog in Quebéc
Maar voor de onafhankelijkheidsbeweging is dat geen realistische piste gebleken. Als antwoord grijpt die daarom graag terug naar een uitspraak van het Hooggerechtshof van Quebéc uit 1998, drie jaar nadat de Franssprekende regio in Canada een onafhankelijkheidsreferendum had georganiseerd. Het oordeel stelde dat Quebéc niet het recht heeft om unilateraal de onafhankelijkheid uit te roepen. Een referendum met meerderheid was immers niet voldoende om onder meer de wettelijke orde en het federalisme zomaar opzij te schuiven. Maar langs de andere kant hadden de federale staat van Canada en de andere provincies op hun beurt niet het recht om het onafhankelijkheidsstreven te beknotten. Het is daarentegen de plicht van alle betrokken actoren om in dialoog te gaan, zo oordeelde het Hooggerechtshof.
Moeien de Europese Unie en de lidstaten zich niet met de Catalaanse kwestie, dan doet Rajoy boter bij de vis.
Maar net bij dat laatste knelt volgens de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging het schoentje. De huidige Spaanse regering heeft tot nog toe elke vorm van dialoog steevast geweigerd ondanks de vele pogingen Catalonië om gesprekken in gang te zetten. Het akkoord dat in 2005 door zowel het Catalaanse als het Spaanse Parlement werd bereikt om Catalonië meer bevoegdheden te geven, werd na de verkiezingsoverwinning van Mariano Rajoy prompt naar de vuilbak verwezen. Ook na het referendum en de bekendmaking van de officiële resultaten riep Puigdemont niet meteen de onafhankelijkheid uit. Hij sprak wel over het recht om deze onafhankelijkheid uit te roepen, maar schortte die verklaring op om ruimte te laten voor onderhandeling. Tevergeefs, zo bleek wederom.
In Madrid zijn ze ondertussen volop bezig om artikel 155 van de Spaanse Grondwet, die de autonomie van de Catalaanse regio deels moet opheffen, te activeren. In het Catalaanse parlement stemmen ze op hun beurt of de regio onafhankelijk wordt of niet.
Zelfbeschikking versus grondwet?
De essentie van het Catalaanse kwestie is als het ware een conflict tussen het zelfbeschikkingsrecht enerzijds, dat een onderdeel is van internationaal publiekrecht, en het nationaal recht anderzijds. De Catalaanse regering wil immers op basis van het internationaal recht de nationale wettelijke orde van zich afwerpen en vervolgens een compleet nieuwe starten. Maar dat internationale recht bepaalt en beoordeelt veel meer de verhouding tussen naties, dan wel wat er in naties plaatsvindt.
Zo oordeelde het Internationaal Gerechtshof in 2010 dat de Kosovaarse onafhankelijkheid niet in strijd is met het internationale recht, simpelweg omdat het internationaal publiekrecht geen verbod kent op unilaterale onafhankelijkheidsverklaringen. Hoewel de Kosovaarse zaak op verscheidene vlakken enorm verschilt, zijn er wel enkele interessante parallellen van de Catalaanse kwestie te trekken.
Wanneer Kosovo in 2008 de onafhankelijkheid uitriep, stelde – net als in Spanje – ook artikel acht van de Servische grondwet dat het land een en ondeelbaar is. Bovendien beoordeelde het Servisch Nationaal Parlement een week voor de onafhankelijkheidsverklaring dat de onafhankelijkheid illegaal was, waarmee het zich baseerde op een eerdere uitspraak van het Servisch Grondwettelijk Hof. Nochtans kan het verschil tussen onafhankelijkheidsbewegingen niet groter zijn.
Internationale erkenning
Zo wordt Kosovo ondertussen door 23 van de 28 landen van de Europese Unie erkend. Het hoeft niet te verbazen dat Spanje het enige West-Europese land is dat Kosovo niet formeel als onafhankelijke staat aanvaarden. Het lijkt erop dat Catalonië daar in de nabije toekomst alleen maar van zal kunnen dromen. Momenteel is er nog geen enkele staat die zich bereid heeft getoond om Catalonië te erkennen eens het zich officieel van Spanje zou afscheuren.
Daaruit blijkt nogmaals dat de toepassing van het zelfbeschikkingsrecht en/of de nationale grondwet vaak afhankelijk blijken van de politieke context. Volgens het internationale recht zijn er vier voorwaarden waaraan een entiteit moet voldoen alvorens het een staat kan worden. Er moet sprake zijn van een duidelijk omschreven territorium, een permanente populatie, een overheid en de mogelijkheid om internationale betrekkingen aan te gaan. Aan die voorwaarden kan Catalonië wel voldoen, maar een succesvolle onafhankelijkheid wordt in de praktijk vaak bepaald door de mate waarin een nieuwe ‘staat’ erkend wordt door de internationale gemeenschap.
Naar aanloop van het onafhankelijkheidsreferendum was het voor Catalonië immers van enorm belang om op een of andere manier het internationale publiekrecht op de Spaanse grondwet te laten primeren. Op die manier zou de Spaanse regio er in zijn geslaagd om internationale erkenning te genereren. Even zag het er naar uit dat de Spaanse regering zelf haar duit in het zakje deed door op 1 oktober hardhandig in te grijpen. Maar uit de reacties van de Europese leiders bleek al snel dat de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging op niet veel moest rekenen. Enkel Belgisch premier Charles Michel en de eerste minister van Slovenië Miro Cerar reageerden snel en openlijk afwijzend op het gebruikte geweld.
Naïeve verwachtingen
Op voorhand hadden veel Catalanen er alleszins vertrouwen in dat de Europese Unie hen na het referendum niet in de koude zou laten staan, zo vertelde Catalaans minister van Buitenlandse Zaken Raul Romeva aan Knack. ‘Als de Europese Unie miljarden over had om Griekenland bij de EU te houden om erger te voorkomen, zal het dat ook doen bij Catalonië’, zo klonk het overtuigd.
Maar de weken na de het onafhankelijkheidsreferendum werd het stapsgewijs duidelijk dat de hoop op eventuele internationale erkenning volstrekt naïef was. Frans president Emmanuel Macron gaf daags voor de onafhankelijkheidsverklaring onder voorbehoud al aan dat Frankrijk Catalonië hoe dan ook niet zou erkennen. De redenen waarom noch de Europese Unie noch Europese lidstaten Catalonië zouden erkennen, zijn voor de hand liggend. Zo zijn er in quasi elke lidstaat van de Europese Unie een of meerdere regio’s met onafhankelijkheidsaspiraties en regeringen willen vanzelfsprekend geen spill-over effect. Voorzitter van de Europese Comissie Jean-Claude Juncker zei twee dagen nadien dat de erkenning van een onafhankelijk Catalonië een gevaarlijk precedent vond.
Rajoys politieke druk
Bovendien werd op de Europese top van afgelopen weekend werd nogmaals duidelijk dat het belang van Spanje voor zowel de Europese Unie als voor haar lidstaten primeert boven de eventuele legitimiteit van een Catalaanse onafhankelijkheid. Voor alle duidelijkheid, op de Europese top werd -althans officieel – met geen woord gerept over de Catalaanse zaak. Maar uit de andere beleidsthema’s bleek nogmaals dat de Europese Unie tal van redenen heeft om Spanje niet te schofferen door zich te moeien met de Catalaanse kwestie.
Op deze Europese top zei Rajoy dat hij net als zijn Franse collega graag een aparte begroting en minister van Financiën voor de Eurozone wil. Dat zijn tevens plannen die ook Italiaans premier Paolo Gentiloni erg hoog op de agenda staan. Hoewel we voorlopig moeten afwachten hoe het regeerakkoord in Duitsland er zal uitzien, heeft ook bondkanselier Angela Merkel heeft al aangegeven dat ze zulke plannen – weliswaar in beperkte mate – genegen is. En dat Juncker zo’n verdieping van de Eurozone wel ziet zitten, komt natuurlijk niet als een verrassing.
Om zulke ambitieuze Europese plannen daadwerkelijk een greintje kans op slagen te geven, is het voor de Europese Unie als voor de regeringsleiders cruciaal om Spanje mee aan boord te houden. Het land, dat met de brexit in het vooruitzicht het vierde grootste bruto binnenlands product van de Europese Unie heeft, is voor velen van te groot belang. Voor de Europese lidstaten en de Unie is Catalonië het simpelweg niet waard om Madrid voor de borst te stoten.
En dat weet Rajoy maar al te goed. De Spaanse premier overleefde al meerdere crises en weet zich als geen ander stevig in het zadel te nestelen. Rajoy deed zijn ambities voor meer Europese Unie wijselijk al voor het onafhankelijkheidsreferendum uit de doeken. Daarmee zou hij de politieke druk kunnen opvoeren indien bepaalde landen of de Europese Unie het er toch op zouden wagen om zich met de Catalaanse kwestie te bemoeien. Maar tot hiertoe heeft quasi iedereen netjes zijn of haar mond gehouden. Zoals dit weekend bleek, is Rajoy dan bereid om boter bij de vis te doen. Catherine De Bolle, de Belgische kandidate voor de topfunctie bij Europol, kan na de tussenkomst van Michel alvast naar de Spaanse steun fluiten. Voor Rajoy is het oog om oog, tand om tand.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier