Matthew Wells
‘VN-Veiligheidsraad moet de etnische zuivering van Rohingya in Myanmar stoppen’
De genadeloze campagne van het Myanmarese leger tegen de Rohingya gaat onverminderd voort, zegt Matthew Wells van Amnesty International. Hij roept de VN-veiligheidsraad op om de etnische zuivering een halt toe te roepen.
Abdu Salam bleef in zijn dorp toen Myanmarese soldaten en lokale milities daar in augustus tientallen huizen in brand staken. Hij bleef toen het nieuws over gruweldaden door soldaten in andere Rohingyadorpen in het noorden van de deelstaat Rakhine de ronde deed. Hij bleef omdat Hpon Nyo Leik zijn dorp was, de enige thuis die hij kende, en omdat hij zijn familiebezittingen en zijn recht om daar te leven wilde vrijwaren. Eind 2017 vond Abdu Salams gezin amper nog eten, een gevolg van de uithongeringstactiek van het Myanmarese leger. Ze konden niet anders dan vertrekken en zich aansluiten bij de uittocht naar Bangladesh.
Abdu Salam en ik zaten in zijn pas gebouwde bamboehut aan de rand van Kutupalong Extension, het almaar groeiende vluchtelingenkamp in het zuiden van Bangladesh; daar wonen de meeste van de 688.000 Rohingya die sinds augustus uit Myanmar zijn gevlucht. Hij was er met zijn vrouw en zes kinderen, onder wie zijn zoontje, die zichtbaar uitgemergeld lag te slapen in een geïmproviseerde wieg die aan het plafond van de hut was bevestigd.
Zijn gezin kwam begin januari in Bangladesh aan, net zoals de honderden andere mensen die nog elke week de grens oversteken.
Op 13 februari wordt de VN-Veiligheidsraad opnieuw geïnformeerd over de situatie in Myanmar. Dat gebeurt op een moment dat de Myanmarese regering zegt klaar te zijn om van start te gaan met de repatriëring van mensen van Bangladesh naar Myanmar. Maar de militaire inspanningen om de Rohingya-bevolking het land uit te drijven, zijn niet eens gestopt. De laksheid van de VN-veiligheidsraad, en de zwakke internationale respons op de aanhoudende misdaden tegen de menselijkheid, vormen een belangrijk deel van het probleem.
Tijdens ons meest recente onderzoek in Bangladesh interviewden mijn collega’s van Amnesty International en ik negentien mannen en vrouwen uit deze jongste vluchtelingenstroom. Ik hoorde keer op keer hetzelfde verhaal: het Myanmarese leger dreef hen uit het noorden van Rakhine door hen uit te hongeren.
Abdu Salam vertelde me dat hij vroeger altijd op een heuvel in de buurt van zijn dorp hout ging rapen om op de markt te verkopen. Zelfs vóór de huidige crisis begon, werd die bron van levensonderhoud afgesneden omdat de Rohingya-bevolking sterk beperkt werd in zijn verplaatsingen, een onderdeel van het apartheidsregime.
Minstens 6.700 mensen gedood in één maand
Nadat het Arakan Rohingya Salvation Army (ARSA) op 25 augustus ongeveer dertig militaire buitenposten had aangevallen, ontketende het Myanmarese leger een campagne van geweld tegen de Rohingya in het noorden van Rakhine. Ons rapport van oktober 2017 documenteerde gedetailleerd de misdaden tegen de menselijkheid door het leger, met onder meer wijdverspreide moorden op mannen, vrouwen en kinderen, verkrachtingen en andere vormen van seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes, gedwongen deportatie en het gericht in brand steken van dorpen.
Artsen Zonder Grenzen schat dat minstens 6.700 mensen gedood werden in de eerste maand van de crisis. De VN, andere rechtenorganisaties en media schetsten allemaal hetzelfde, verwoestende beeld.
Afpersing
Het dorp Hpon Nyo Leik bleef gespaard van het ergste militaire geweld, maar de veiligheidsdiensten arresteerden Abdu Salams veertienjarige zoon. Ze beschuldigden hem van betrokkenheid bij het ARSA. Om de jongen te vrij te krijgen moest het gezin bijna al zijn spaargeld bijeenschrapen, een van de vele voorbeelden van arrestaties voor afpersing, een praktijk die we al lang vaststellen.
De VN-Veiligheidsraad moet de etnische zuivering van Rohingya in Myanmar stoppen
In de maanden sinds 25 augustus kregen de overblijvende Rohingya nog minder bewegingsvrijheid. De avondklok, die al streng was, werd uitgebreid. Soldaten en milities plunderden Rohingya-markten en staken ze in brand. Of ze beperkten, zoals in Hpon Nyo Leik, de toegang tot de markt tot mensen die een Nationale Verificatiekaart (NVC) hadden, een tijdelijk identiteitsdocument dat door het grootste deel van de Rohingyagemeenschap wordt verworpen omdat het hen niet als burgers erkent.
Ondanks de toenemende druk en het vertrek van honderden en duizenden mensen, bleven veel Rohingyagezinnen. Landbouw is in Rakhine van cruciaal belang voor het levensonderhoud, en de oogst van rijst, het belangrijkste voedsel in de regio, vindt plaats in november en december. De voorraden van de vorige oogst begonnen te slinken. Het Myanmarese leger moet geweten hebben wat eraan kwam aangezien ze de mensen verbood naar hun rijstvelden te gaan.
Ondervoeding en etnische zuivering
Toen de oogst begon, ging Abdu Salam verschillende dagen aan de slag. ‘Toen kwamen de soldaten en zeiden “Dit is niet jouw oogst”. Verschillende (van ons) waren daar aan het oogsten, we moesten allemaal vertrekken.’ Kort nadien zag hij dorpelingen die geen Rohingya waren, met machines om dezelfde gewassen te oogsten.
Zonder eten voor hun zes kinderen, met uitzondering van occasionele aalmoezen van wat rijst die ze van rijkere buren kregen, ging het gezin van Abdu Salam eind december op de vlucht, samen met anderen die in dezelfde situatie zaten. Zelfs vóór de aanvallen van augustus en de daaropvolgende lockdown waarschuwde het Wereldvoedselprogramma dat de ondervoeding in het noorden van Rakhine het alarmpeil had bereikt.
Toen Rohingya-gezinnen de voorbije weken naar de kust vluchtten, bracht het Myanmarese leger hen de genadeslag toe door hen systematisch te beroven aan controleposten. Meer dan tien pas gearriveerde mensen, onder wie Abdu Salam, beschreven me één van de ergste controleposten, vlak bij de weg naar het dorp Sein Hnyin Pyar in Buthidaung Township. Soldaten scheidden er mannen van vrouwen, doorzochten zakken, fouilleerden lichamen, waarbij ze vaak vrouwen seksueel aanrandden en stalen alles van waarde wat ze vonden, waaronder geld, juwelen, kleren en telefoons.
Ook al kan de tactiek veranderd zijn, het is geen verrassing dat de genadeloze campagne van het leger onverminderd voortgaat. De bijna onbegrijpelijk efficiënte etnische zuivering van de Rohingya-bevolking heeft sommige landen over de hele wereld alarm doen slaan of de gruweldaden zelfs doen veroordelen. Maar de internationale gemeenschap heeft bijna geen concrete actie ondernomen.
Wapenembargo en journalisten vrijlaten
De Veiligheidsraad moet nu eindelijk actie ondernemen, een duidelijke, verenigde boodschap sturen naar het Myanmarese leger dat de gruweldaden moeten stoppen, en dat zijn misdaden niet meer straffeloos zullen blijven.
Om te beginnen moet de Veiligheidsraad een uitgebreid wapenembargo opleggen, en ook gerichte financiële sancties nemen tegen hoge functionarissen die betrokken zijn bij ernstige rechtenschendingen. Hij moet onderzoeken hoe daders van internationale misdrijven berecht kunnen worden. En hij moet Myanmar oproepen het apartheidssysteem te ontmantelen dat aan de grondslag ligt van de huidige crisis.
Daarnaast moet de Veiligheidsraad eisen dat de Myanmarese autoriteiten in het hele land volledige en duurzame toegang bieden aan hulpverleners, en ook aan onafhankelijke onderzoekers, onder wie die van de VN-Feitenonderzoeksmissie. Hij moet ook eisen dat Myanmar de persvrijheid respecteert en onmiddellijk twee Reutersjournalisten, Wa Lone en Kyaw Soe Oo, vrijlaat, die alleen zijn aangehouden en worden vervolgd omdat ze hun werk deden en over de gruweldaden van het leger berichtten.
De Veiligheidsraad moet snel beslissen aan welke kant van de geschiedenis hij wil staan. Elke dag dat hij er niet in slaagt actie te ondernemen, moeten meer mensen als Abdu Salam op de vlucht gaan.
Rohingya
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier