‘Vijf jaar hier’: wat Phara de Aguirre leerde van de bootvluchtelingen
Haar eigen vader werd door zijn ouders op een vluchtelingenboot gezet. ‘Ik zou het nooit opnieuw doen’, vertelde haar grootmoeder achteraf. Echt niet? Voor de nieuwe Canvasserie Vijf jaar hier volgde VRT-journaliste Phara de Aguirre achttien vluchtelingen die in België asiel kregen. Haar conclusie: in oorlogstijd doen mensen wat ze nooit voor mogelijk gehouden hadden. Een vooruitblik.
Een Koerdisch gezin was met drie jonge kinderen in een rubberboot gestapt. Ze waren in augustus uit Iran vertrokken, hadden 25.000 euro betaald voor de reis naar het Verenigd Koninkrijk, waren tot in Frankrijk geraakt en namen op dinsdag 27 oktober in Loon-Plage de boot, samen met 23 andere mensen. Veel te veel volk voor een veel te kleine boot. Na 15 kilometer op zee kwam de boot in de problemen. Het hele gezin kwam om, de jongste peuter is niet teruggevonden. Wie is er nu zo dom/gek/onverantwoordelijk om met zijn kinderen in een rubberboot te stappen, hoor ik u denken.
Ik lees het bericht enkele dagen nadat ik de Canvasreeks Vijf jaar hier heb ingelezen, over mensen die in 2015 tijdens de grote Europese vluchtelingencrisis in ons land asiel hebben aangevraagd. Ik begin te tellen. Van de achttien mensen die we vijf jaar lang gevolgd hebben voor de reeks, hebben er negen in een rubberboot op de Egeïsche Zee gezeten. De jongste was vijf.
Mijn vader was tien, toen hij tijdens de Spaanse burgeroorlog op een boot werd gezet, samen met twee broers, zonder ouders. In de nieuwe taal die hij hier geleerd heeft, beschreef hij die dag als volgt: ‘Het was 31 mei 1937. Grauwe wolkenmassa’s joegen over de haven van Bilbao. Hoge golven sprongen als hengsten over de pier. In de verte roffelde kanongeschut. Wij moesten vluchten. De ‘Habana’ lag gemeerd aan de kade van Santurce. Zodra de nacht viel, zou hij koers zetten naar La Pallice in Frankrijk met vijfhonderd Baskische kinderen. Wij moesten lang wachten om aan boord te gaan en wij zochten beschutting tegen de wind achter grote stapels hout. Eindelijk mochten wij inschepen. En toen ik mijn voet op de loopbrug zette, verloor een kind voorgoed vaste grond.’
De Habana was geen rubberboot, maar een passagiersschip voor de Trans-Atlantische oversteek. De oudste broer van mijn vader schreef vele jaren later een brief naar het Britse ministerie van Defensie. Het kind van toen was bang geweest, maar ook onder de indruk van de Britse oorlogsschepen die de Habana escorteerden. Of ze nog wisten welke schepen dat waren? Hij kreeg antwoord van de Naval Historical Branch van de Royal Navy:
‘According to our Pink Lists, records of the movements and locations of Royal Navy Warships, the battleships HMS ROYAL OAK and HMS RESOLUTION, in company with the destroyers HMS FORRESTER and HMS FOXHOUND, arrived off La Pallice on 1st June 1937. (…) The Cia. Transatlantica Liner HABANA made several evacuation voyages between Bilbao and La Pallice, escorted by Britisch warships, before Bilbao fell to Nationalist forces on 19th June 1937.’ Was getekend, Ian MacKenzie, Curatorial Officer.
Vier Britse oorlogsschepen voor één schip met vijfhonderd kinderen aan boord, veiliger kan bijna niet. Maar mijn grootmoeder zei dat ze het nooit opnieuw zou doen. Ik heb het mezelf vaak afgevraagd. Zou ik mijn kind van tien op een boot zetten, zonder te weten of en wanneer ik dat kind zou terugzien? Zou ik zelf in een rubberboot stappen met mijn kinderen om een Grieks eiland te bereiken? In vredestijd zegt een mens natuurlijk nee. In oorlogstijd doen mensen wat ze nooit voor mogelijk gehouden hadden. Dit is het verhaal van vier van de achttien vluchtelingen die ik de voorbije vijf jaar heb gevolgd.
Mohamed
Leeftijd: 12 jaar
Uit: Aleppo
Zijn vlucht: met een oom, per boot
Bij aankomst: kreeg opvang in een pleeggezin in Ieper
Mohamed is geboren in 2008. Hij woonde met zijn zus en ouders in Aleppo, toen in 2011 de oorlog begon. ‘Er waren slechte politiemensen en die kwamen soms voorbij ons huis. Er waren ook mensen die achter elkaar liepen. De politie schoot op die mensen, meestal op hun voeten. Dat overleef je beter dan wanneer het in je buik is. Papa wilde ook eens meegaan met de mensen die achter elkaar liepen. Ik zei tegen papa: “Niet vooroplopen, maar wel achteraan.” Toen heeft een politieagent op zijn voet geschoten. De volgende dag zijn we met een grote bus naar Turkije gevlucht, want papa wou dat niet meer meemaken.’
De ouders van Mohamed proberen te overleven in Turkije, net als 3,6 miljoen Syrische vluchtelingen. In 2015 stelt een oom, die naar Europa vertrekt, voor Mohamed mee te nemen. Mohamed is dan zeven jaar, zijn zus Hala is negen. ‘Papa was aan het twijfelen. Hala was ouder dan ik, maar Hala is een meisje. Daarom heeft hij mij gestuurd. Ik was perfect, blijkbaar.
‘Het engste vond ik de boot. We moesten de boot eerst opblazen en dan vertrekken. We waren met een stuk of zestig. Je mocht niet veel bewegen. In het midden van de zee viel de motor uit en moesten we met onze handen roeien. Veel kinderen vielen uit de boot, mensen moesten hen opvangen. Ik zag een baby in het water vallen. Ik weet niet zeker of hij verdronken is. Iedereen was aan het huilen en aan het overgeven. Soms waren we ook in de verkeerde richting aan het varen. We waren ’s nachts vertrokken en om zes uur ’s ochtends zijn we aangekomen, zonder eten en zonder drinken.
Ik zag een baby in het water vallen. Ik weet niet zeker of hij verdronken is.
‘Toen we aankwamen, waren er supergrote golven. Op het einde was ik mijn schoen kwijt. Die ligt op de bodem van de zee. Toen heb ik een andere schoen gevonden op het strand, een supergrote. Daar moest ik de hele tijd mee wandelen.’
Mohamed krijgt opvang in een pleeggezin in Ieper. Twee jaar na zijn aankomst kan zijn familie naar België komen met een humanitair visum.
Ahmed
Leeftijd: 35 jaar
Uit: Aleppo
Vluchtroute: via Turkije over Griekenland, Servië, Hongarije en Duitsland naar België
Ahmed is in 1985 geboren in Idlib en had in Aleppo een eigen zaak als schrijnwerker. In 2012 wordt zijn zaak gebombardeerd. Ahmed is alles kwijt en vertrekt naar Turkije.
‘In Istanbul vond ik een Syrische smokkelaar. Hij vroeg 1500 dollar. Ik moest het geld naar een kantoor brengen en naar Izmir gaan. Ik heb daar tien dagen gewacht en toen begreep ik dat hij gelogen had. Maar in Izmir vond ik wel honderd andere smokkelaars, ook iemand van Aleppo.
‘Hij had gezegd dat we met twintig in de boot zouden zitten. Maar toen we op het vertrekpunt aankwamen, waren er zestig mensen. Het had geen zin om terug te keren, want we hadden er twaalf uur over gedaan om daar te raken. Ik had een kleine rugzak bij me, met een broek, een hemd en ondergoed, maar die hebben ze weggegooid. Enkel mijn paspoort, mijn rijbewijs en mijn telefoon kon ik meenemen, in plastic gewikkeld en tegen mijn lichaam gekleefd.
‘Om vier uur ’s morgens hebben we de boot opgeblazen en moest iedereen aan boord, kinderen, vrouwen, jonge en oude mensen. De zee was kalm. Maar na een uur varen werden de golven hoger en begonnen de kinderen te huilen. We dachten dat de Griekse kustwacht ons gezien had, maar het waren gemaskerde mannen die op onze boot afkwamen. Ze voeren rond onze boot tot die omsloeg. Gelukkig hadden we zwemvesten aan. Ze haalden eerst de kinderen uit het water, dan de vrouwen, dan de mensen die niet konden zwemmen. Ik kan niet zwemmen. Ze bonden onze boot vast aan hun schip en brachten ons naar internationale wateren. Daar moesten we weer in onze rubberboot gaan zitten. Ze namen de motor uit de boot, riepen de Turkse kustwacht op en vertrokken. Drie uur hebben we moeten wachten tot de kustwacht arriveerde. Met zestig in een boot voor twintig, zonder zwemvesten, zonder motor, we hadden dood kunnen zijn.
Ik heb België gekozen zonder specifieke reden. Ik wilde gewoon veilig zijn.
‘Drie keer heb ik het geprobeerd. De vierde keer heb ik een andere smokkelaar gezocht. Die vroeg 2200 euro. Toen was het geen rubberboot, maar een klein jacht, een snellere boot. We zaten met tien in een ruimte van 2 vierkante meter, die niet hoger was dan 60 centimeter. In twintig minuten voeren we van Marmaris naar het Griekse eiland Symi. We kwamen aan op het uiterste punt van het eiland, waar niemand woont. We hebben de hele nacht gestapt tot we bij een kleine verlaten kerk kwamen. Daar hebben we gewacht tot de kustwacht ons heeft opgemerkt. Ik heb mensen zien sterven op zee, maar er was geen weg terug voor mij. Mijn optimisme om verder te gaan was groter dan mijn angst om dood te gaan.
‘In Griekenland heb ik een smokkelaar 4000 euro betaald om verder te reizen, maar hij is verdwenen met het geld. Ik heb een jaar op Kreta in de bouw gewerkt om weer geld te hebben om mijn tocht voort te zetten. Ik ben van Griekenland naar Servië gestapt. In Hongarije ben ik opgepakt en hebben ze vingerafdrukken genomen. Iedereen die onderweg was, wilde naar Duitsland. Ik was bang dat Duitsland vol zou zitten met vluchtelingen. Toen ik in München aan het busstation kwam, zag ik bussen naar Zweden, Denemarken, Noorwegen, maar ook naar Nederland en België. Dat was minder ver. Ik heb België gekozen, zonder specifieke reden. Ik wist niet dat België drie talen had en wat die talen waren. Ik wilde gewoon veilig zijn.’
Ahmed is in België getrouwd met Hafiza, die uit Homs komt. Zij en haar familie zijn met het vliegtuig naar België gekomen, dankzij het resettlementprogramma van de Verenigde Naties.
Farouk
Uit: Daraa (Syrië)
Woont nu in: Kessel-Lo, met zijn vrouw en kinderen
Toekomstperspectief: ‘Ik heb geen hoop ooit terug te keren’
Farouk draagt een maatpak als ik hem de eerste keer ontmoet. Hij is vereerd dat hij door een Belgische journalist geïnterviewd wordt en zal de foto die hij van onze opnames maakt meteen op zijn Facebookpagina zetten. Het geeft hem heel even het gevoel weer belangrijk te zijn, zoals hij in Syrië belangrijk was. Farouk was professor Frans aan de universiteit van Damascus en had een privécentrum voor vreemde talen. Hij woonde met zijn vrouw en twee kinderen in de Syrische stad Daraa, waar in 2011 de opstand tegen dictator Bashir al-Assad begon. Farouk hield zich politiek afzijdig in het conflict, maar zijn rijkdom stak de ogen uit: zijn huis en auto werden hem afgenomen. Farouk, die nooit gedacht had zijn land ooit te verlaten, besloot in 2015 te vertrekken. Zijn zoon Abdul is dan elf, zijn dochter Saly vijf.
‘Ik wilde onder geen beding met de kinderen de boot nemen. Ik heb contact opgenomen met verschillende Europese ambassades om een visum ‘lang verblijf’ aan te vragen, maar ik kreeg geen reactie. Of men zei me dat ik een familielid moest hebben in hun land om een visum te krijgen. We zijn naar Beiroet in Libanon vertrokken en naar de Franse ambassade gegaan. Ik mocht langskomen op 27 mei 2015. Ze hebben vingerafdrukken en foto’s genomen. We hebben alle kosten betaald en toen ze vroegen wanneer we wilden vertrekken, heb ik gezegd: “Indien mogelijk, vandaag nog.” Ze zeiden: “Oké, koop de vliegtuigtickets en kom morgen de visa halen.” Toen ik de dag nadien terugkeerde, zeiden ze me: “Sorry, er is een nieuwe regeling. We moeten uw vraag doorsturen naar Parijs, u moet wachten. Maar het zal geen probleem zijn, want u bent al vaker in Frankrijk geweest.” We hebben gewacht in een hotel in Beiroet, één maand, twee maanden, zes maanden. Het antwoord van Parijs is nooit gekomen. Na de aanslagen in Parijs in november 2015 ben ik teruggegaan naar de ambassade en zei de bediende: “Kijk, ik ga je iets zeggen. Het is niet officieel, maar Syriërs krijgen geen visum. Je moet de weg nemen die alle anderen nemen, over zee.” Ik ben dan naar de Russische ambassade in Beiroet gegaan. Rusland heeft goede banden met Syrië. Misschien kregen we daar een visum. De ambassade vroeg me hotelreservaties en een officiële uitnodiging. Toen ik al die documenten verzameld had, mocht ik de ambassade niet meer binnen. Ze zeiden dat Syriërs naar de Russische ambassade in Damascus moesten gaan. Daar kreeg ik te horen dat inwoners van Daraa nooit een visum zouden krijgen voor Rusland. Er zat dus niets anders op dan ‘het traject van de dood’ te nemen. Ik kan niet zwemmen, ik ben bang van de zee, maar ik had geen andere keuze.
Als het militaire conflict stopt, zal de echte oorlog beginnen. Als iemand uw dochter heeft gedood of aangerand, ga je dat zo laten?
‘In Turkije stelde een smokkelaar me voor om met een jacht de zee over te steken. Toen we aankwamen op de plaats van vertrek, stonden er gewapende mannen en lagen er rubberboten. Het was nacht. Er was niemand om de boot te besturen. Een van ons, een Afghaan die nog nooit gevaren had, heeft de boot bestuurd. Ik probeerde de weg te zoeken op mijn smartphone, maar ik kon niets uitleggen aan de Afghaan. Hij sprak geen Engels of Frans. We hebben geprobeerd om vissersboten te benaderen, maar wanneer die ons zagen afkomen, probeerden ze te schieten op onze boot. Na 4,5 uur op zee bleek dat we terug in Turkije waren. Vijf keer hebben we moeten proberen. De laatste keer hebben we een snellere boot genomen.
‘Voor onze kinderen was het verschrikkelijk. Ze waren doodsbang. Maar het was vooral om hen een toekomst te geven dat we het gedaan hebben. Frankrijk heeft me ontgoocheld. Ik had er vrienden die ik voor de oorlog gratis liet logeren in mijn appartement in Damascus. Sinds de oorlog heb ik niets meer van hen gehoord. Maar een man in Limburg die ik ooit ontmoet had, bleef me regelmatig bellen.
‘Ik mis de mensen met wie ik goede banden had, de plaats waar we leefden. Maar ik heb geen hoop ooit terug te keren. De echte oorlog moet nog beginnen. Het militaire conflict zal stoppen, maar als iemand je huis heeft afgenomen, zal hij dat dan teruggeven als je terugkeert? Of zal hij je doden? Of jij hem, als je sterker bent? Als iemand je broer, je zoon of dochter heeft gedood of aangerand, ga je dat zo laten? Ik denk het niet. Op dat moment gaat de oorlog echt beginnen.’
Farouk woont met zijn gezin in Kessel-Lo. Hij werkt als tolk en heeft een roman geschreven, Weg van Syrië, een verhaal van oorlog en liefde. Zijn kinderen, Saly en Abdul, doen het goed op school.
Antoine
Uit: Aleppo
Vluchtroute: Beiroet, Istanbul, Izmir, Marmaris, Symi, Athene, Rhodos, Athene, Brussel
Het dieptepunt: twee nachten in de gevangenis op Rhodos
Is nu: student aan de VUB
Antoine woonde in Aleppo en zat in 2015 in zijn eerste jaar ingenieursstudie. Omdat hij niet naar het leger wilde na zijn studie, besloot hij te vertrekken, samen met enkele vrienden. ‘Als Syriër krijg je geen visum, want ze weten dat je land in oorlog is en je dus niet zult terugkeren. Ik zou de tocht illegaal moeten maken en zakendoen met smokkelaars, wat ik nog nooit in mijn leven gedaan had.
‘De luchthaven van Aleppo was al drie jaar dicht. Ik nam de bus naar Beiroet in Libanon. Daar kon ik met mijn Syrisch paspoort legaal binnen. Met het vliegtuig reisden we door naar Izmir in Turkije. Na twee dagen belde de smokkelaar en zei me dat ik naar Marmaris moest gaan. Twintig dagen heb ik daar gewacht, tot de smokkelaar belde dat ik twee uur later kon vertrekken. Met een rubberboot zijn we in zes uur tijd naar het Griekse eiland Symi gevaren. We stapten naar een kerk en belden de politie. Die kwam ons halen maar vroeg 10 euro per persoon voor de rit. Ze brachten ons naar een verlaten plek en vroegen nog eens 10 euro voor heel slecht eten. Na twee dagen kregen we een document waarin stond dat we binnen de zes maanden Griekenland moesten verlaten. We zijn dan met de boot naar Athene gereisd.
‘Ik wilde naar België omdat mijn ouders daar intussen waren. Zij hadden een humanitair visum gekregen. Maar ik had geen visum. Als je het vliegtuig wilt nemen, zijn er twee opties. Ofwel koop je zelf valse papieren en een ticket. Dat kost je maximaal 1000 euro. Maar als je betrapt wordt, ben je dat geld kwijt. Als je niet betrapt wordt, heb je veel geld bespaard. Mensen die blond zijn en blauwe ogen hebben, kunnen voor die optie kiezen, maar ik, met mijn zwart haar en donkere ogen, kon dat niet.
‘De andere optie – en daar heb ik voor gekozen – is dat je 4000 euro betaalt aan een smokkelaar. Hij regelt de valse papieren en het vliegtuigticket. Als je betrapt wordt, krijg je nieuwe documenten, tot het lukt. Ik heb geprobeerd met een Spaans paspoort, een Bulgaars, een Italiaans. Ik moest de naam op het paspoort uit het hoofd leren, de geboortedatum, geboorteplaats. Soms vroegen ze me wat de naam van mijn president was of ze vroegen me een handtekening te zetten. Zes keer heb ik geprobeerd. De security zei me op een bepaald moment: “Probeer het nog eens.”
Toen ik zei dat ik een Syrische christen ben, gaf de Griekse bewaker me gratis eten en drinken.
‘Ik heb ook één keer geprobeerd het vliegtuig te nemen in de luchthaven op het eiland Rhodos. Maar ik werd betrapt en ze hebben me in de gevangenis gegooid voor twee nachten. Dat waren de ergste dagen van mijn hele reis. Ik voelde me daar echt niet veilig. Alles wat ik bij me had, hadden ze afgenomen, ook mijn telefoon. Ik vroeg aan de bewaker of ik mijn ouders een bericht mocht sturen, maar dat mocht niet. Twee uur later vroeg ik aan de bewaker of ik mijn bijbel kon krijgen. Ik ben christen en had een kleine bijbel mee in mijn rugzak. Mijn bewaker bekeek me: “Ben jij christen? Wat is je naam?” “Antoine, ik ben een Syrische christen.” De bewaker gaf me mijn bijbel én mijn telefoon. Ik kreeg zelfs gratis eten en drinken, terwijl je daar eigenlijk voor moest betalen.
‘Op een dag kwam er in Athene een smokkelaar langs die een vals Belgisch paspoort had voor mij. Hij vroeg 7000 euro. Ik wou maar 4000 betalen. Ik kreeg het paspoort een dag voor we zouden vliegen, zodat ik alles weer van buiten kon leren. Als we aan de instapbalie waren, vroeg hij me het geld, maar ik wou het pas geven als we in het vliegtuig zaten, want de andere keren was ik bij het inchecken teruggestuurd. Plots vroeg een Amerikaanse man voor me of ik kauwgum wilde. De smokkelaar zei me: “Doe alsof je met hem reist.” Maar de man zat achteraan in het vliegtuig en moest wachten. Ik ben dan achter een blonde Belgische familie gaan staan om in te checken. De man aan de balie wilde me tegenhouden, maar ik zei dat ik Belg was. Toen zei hij: “Bon voyage.” Toen we opgestegen waren, heb ik de smokkelaar zijn geld gegeven.’
Antoine studeert politieke wetenschappen aan de VUB.
***
We zouden nog verhalen kunnen vertellen, over Yousif, een Iraakse jongen van dertien, of Noor, een Afghaanse jongen van vijftien. De boot was in 2015 voor velen de enige mogelijke weg naar Europa. Het akkoord tussen de Europese Unie en Turkije in maart 2016 heeft de route over de Egeïsche Zee minder aantrekkelijk gemaakt. Maar de boten blijven varen, nu ook op de Noordzee.
Vijf jaar hier, vanaf 24 november op Canvas, na De afspraak
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier