Vechten tegen de generaals in Myanmar: intussen al 714 doden na 80 dagen van ongelijke strijd
Sinds de militaire staatsgreep van 1 februari vinden in Myanmar de grootste protesten ooit plaats. Experts waarschuwen voor staatsimplosie en willen dat de internationale gemeenschap ingrijpt.
Voor Myanmar waren de afgelopen tachtig dagen historisch: ongewapende mannen, vrouwen en kinderen trotseerden dag aan dag de kogels van de militaire coupplegers. Ze deden dat met weinig meer dan gongs, katapulten, molotovcocktails, vuurwerk en gasmaskers. Minstens 714 burgers lieten ondertussen het leven. Meer dan 50 van hen waren kinderen, het jongste een meisje van 6.
De protesten beperken zich niet tot miljoenensteden als Yangon of Mandalay – tot in de kleinste districtshoofdplaatsen wordt slag geleverd met de ordetroepen. En elke avond gaat het internet plat, dan is het bang wachten op een militaire inval. Meer dan 3000 mensen werden al van hun bed gelicht, sommigen kregen de doodstraf.
Toch houden de burgers hun ongelijke strijd vol. In tegenstelling tot bij de Democratische Opstand van 1988 – waarbij minstens 3000 doden vielen – of de Saffraanrevolutie van 2007, heeft het geweld van de junta voorlopig weinig effect. De rust keert niet terug, de malaise wordt groter. In een toespraak voor de VN-Veiligheidsraad eerder deze maand waarschuwde expert Richard Horse (International Crisis Group) voor staatsfalen. ‘Het bankwezen functioneert al twee maanden niet meer. Zaakvoerders kunnen geld innen noch overschrijven, burgers hebben geen toegang tot cash, de lonen worden niet uitbetaald. Stakingen bij de douane en de havenarbeiders blokkeren alle in- en uitvoer, het binnenlands transport ligt stil. Een humanitaire crisis dreigt. Het gezondheidssysteem is ingestort door personeelsstakingen en militaire bezetting. Dokters die gewonde demonstranten helpen, worden beschoten.’
Deze generatie beseft hoe erg het vroeger was en is daarom bereid om nu tot het uiterste te gaan.
Onverwacht
Weinigen hadden de februaricoup verwacht. ‘In de week voor de coup waren er geruchten’, vertelt Ben Dunant, een Britse ngo-werker en journalist, die de voorbije zes jaar in Myanmar woonde en onder meer voor het onafhankelijke blad Frontier Myanmar werkt. ‘Mijn Myanmarese vrienden hechtten daar weinig geloof aan. Waarom zouden de militairen alles op het spel zetten? Ze hadden al grote politieke en economische macht. Ze controleren twee grote holdings, de Myanmar Economic Holdings Limited (MEHL) en de Myanmar Economic Corporation (MEC), die meer dan 120 bedrijven in alle sectoren omvatten.’
De coup vond plaats op de dag waarop de eerste bijeenkomst was gepland van het nieuwe parlement, na de verkiezingen van november. Die werden door Aung San Suu Kyi’s Nationale Liga voor Democratie (NLD) gewonnen met maar liefst 83 procent van de stemmen, tegenover 7 procent voor de partij van het leger.
De gewezen Australische ambassadeur in Myanmar, Nicolas Coppel, maakt zich geen illusies over coupleider generaal Min Aung Hlaing. ‘Dat is de man’, zo schrijft hij in Nikkei Asia, ‘die menig dorp liet platbranden. In 2017 was hij verantwoordelijk voor de vervolging van de Rohingya’s, die uitmondde in de vlucht van 700.000 burgers naar buurland Bangladesh.’
Volgens Coppel heeft de juntaleider presidentiële ambities en een duidelijk plan: na de opheffing van de noodtoestand komen er begin volgend jaar verkiezingen, waarbij de legerpartij zo’n 25 procent zal behalen. Daar zorgt de nieuwe kiescommissie wel voor. Voor de NLD hoeven ze niet bang te zijn: wellicht is de partij tegen die tijd buiten de wet gesteld, en in het andere geval zal ze de stembusgang boycotten. Meer dan een kwart van de stemmen heeft de coupleider overigens niet nodig: volgens de door en voor het leger geschreven grondwet van 2008 mogen de militairen al 25 procent van de parlementsleden aanwijzen. Bovendien mogen zij ook de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken aanstellen.
Generatie Z
Het leger heeft de zaak fout ingeschat, gelooft Dunant. ‘Voor de jongeren die nu al maandenlang demonstreren, is het protest een existentiële kwestie. Die Generatie Z groeide op tijdens de democratische transitie van het voorbije decennium, in een tijdvak van toenemende vrijheden, economische groei en internettoegang. Tegelijk beseffen ze hoe het vroeger was: het Myanmar van de generaals was in de halve eeuw na de coup van 1962 een van de ergste dictaturen ter wereld. Daarom zijn ze nu bereid om tot het uiterste te gaan.’
Alleen, hoe groot zijn hun slaagkansen? Protesten in Hongkong en Thailand kregen ook brede steun maar werden uiteindelijk in de kiem gesmoord. ‘De verschillen zijn fundamenteel’, meent Phil Robertson, de in Bangkok gevestigde vicedirecteur Azië van Human Rights Watch. ‘In tegenstelling tot Hongkong en Thailand is Myanmar niet intern verdeeld. Op hun eigen verwanten na, steunt niemand het leger of de politie. De etnische minderheden die een derde van de bevolking uitmaken, voeren al sinds de onafhankelijkheid van 1948 oorlog tegen het leger, dat een unitair, centralistisch model voorstaat. Nu is daar de rest van de maatschappij, de 66 procent van etnische Bamar, bijgekomen.’
In deze ongelijke strijd klinkt de roep om gewapend verzet steeds luider, wat VN-mensenrechtencommissaris Michelle Bachelet vorige week voor ‘een Syrië-scenario’ deed vrezen. ‘Dat is een manke vergelijking’, meent Robertson. ‘Met uitzondering van China mengden alle grootmachten zich in het Syrisch conflict. Dat gebeurt in Myanmar niet.’
Wel zouden de jeugdige demonstranten zich bij de milities van de etnische minderheden in de grensregio’s kunnen aansluiten, zoals wanhopige studenten in 1988 al deden. Dunant: ‘Die verhalen circuleren inderdaad, maar of daar een valabele strijdmacht uit kan voortkomen, is erg de vraag. Ik zie geen externe bewapening en financiering. Bovendien is het die etnische minderheden niet om democratie in Myanmar te doen maar om autonomie en een menswaardig leven voor het eigen volk.’
En ondertussen blijft de internationale gemeenschap talmen. De regionale Asean-club is verdeeld: Cambodja, Vietnam en Thailand noemden de coup een ‘interne aangelegenheid’, terwijl Maleisië, Indonesië en Singapore kritiek uitten. In de VN-Veiligheidsraad houden Peking en Moskou echte strafmaatregelen tegen. Robertson: ‘De Chinese leiders zijn geenszins opgezet met de coup, ze hebben in de voorbije jaren goede relaties opgebouwd met de NLD en proberen nu vooral de eigen economische belangen te beschermen: de contracten van de Nieuwe Zijderoute, de olie- en gaspijplijnen, het spoorlijnproject en de zeehaven. Dé dwarsligger is Moskou, dat dit jaar zelfs viceminister van Defensie Alexander Fomin naar de militaire parade van 27 maart stuurde.’
Sinds 2008 is Rusland de tweede belangrijkste wapenleverancier, goed voor 835 miljoen dollar aan militair materieel. Coupleider Min Aung Hlaing was in de voorbije jaren zes keer in Rusland en een week voor de coup sloot de Russische minister van Defensie Sergei Shoigu in Myanmar een overeenkomst voor de levering van surveillancedrones.
Vooral de EU en de VS zouden meer kunnen doen, meent Robertson. ‘Echte economische sancties tegen de twee militaire holdings afkondigen bijvoorbeeld. En bovenal: de eigen bondgenoten aanspreken. De EU zou haar steun aan Oekraïne voorwaardelijk kunnen maken aan de stopzetting van wapenleveringen aan Myanmar. De VS kunnen hetzelfde doen met Israël en ook Japan, Zuid-Korea en Australië tot actie bewegen. De burgers van Myanmar hebben nu een unieke kans om zich voorgoed van de generaals te ontdoen, maar daarvoor hebben ze onze hulp nodig.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier