‘Vaticaanstad kent een van de grootste homoseksuele gemeenschappen ter wereld’
Vier jaar lang nam de Franse schrijver Frédéric Martel interviews af waarin steeds hetzelfde verhaal naar boven kwam: het Vaticaan is één van de grootste homoseksuele gemeenschappen ter wereld. Martel bundelde zijn onderzoek in Sodoma. Het geheim van het Vaticaan. Knack biedt u de proloog van het boek aan.
‘Hij is lid van de parochie,’ fluisterde de prelaat samenzweerderig in mijn oor.
De eerste die deze code in mijn bijzijn gebruikte, was een aartsbisschop van de Romeinse curie.
‘Hij is heel praktiserend. Hij is van de parochie,’ benadrukte hij met gedempte stem toen hij het had over de levensstijl van een beroemde kardinaal in het Vaticaan, een voormalige ‘minister’ van Johannes Paulus ii, die we allebei goed kenden.
Hij voegde eraan toe: ‘U gelooft me nooit als ik u zou vertellen wat ik weet.’
Natuurlijk heeft hij het me wel verteld.
In dit boek kruisen we nog verschillende keren het pad van die aartsbisschop, de eerste in een lange stoet priesters die me een realiteit hebben beschreven waarvan ik het bestaan wel vermoedde, maar die velen als fictie zullen beschouwen. Een onwezenlijke wereld.
‘Het probleem is dat men u niet zal geloven als u de waarheid vertelt over de “kast” en de intieme vriendschappen in het Vaticaan. Ze zullen zeggen dat u het hebt verzonnen. Want hier overtreft de werkelijkheid de verbeelding,’ vertrouwde een franciscaan me toe die al meer dan dertig jaar in Vaticaanstad woont en werkt.
Van hoog tot laag flirtten de prelaten vaak wat met me en een paar van hen probeerden me – het was sterker dan henzelf – actief of zelfs met overgave te versieren.
Toch hebben tal van personen me die ‘kast’ beschreven. Sommigen maakten zich zorgen over wat ik openbaar zou maken. Anderen verklapten me eerst fluisterend hun geheimen en vervolgens, zonder talmen, hardop de schandalen. Nog anderen waren spraakzaam, buitengewoon spraakzaam zelfs, alsof ze al die jaren hadden gewacht om hun stilzwijgen te verbreken. Een veertigtal kardinalen en een honderdtal bisschoppen, monsignori, priesters en nuntiussen (ambassadeurs van de paus) waren bereid me te ontmoeten. Onder hen bevinden zich openlijk homoseksuelen die elke dag in Vaticaanstad aanwezig zijn en me tot hun wereld van insiders lieten doordringen.
Is het een publiek geheim? Zijn het geruchten? Roddels? Zoals de heilige Thomas moet ik iets kunnen verifiëren om erin te geloven. Dit vergde een uitgebreid onderzoek, waarbij ik mezelf helemaal in de Kerk moest onderdompelen. Ik verbleef elke maand een week in Rome en logeerde zelfs regelmatig in het Vaticaan, dankzij de gastvrijheid van hooggeplaatste prelaten die soms zelf ‘van de parochie’ bleken te zijn. Ik heb ook de wereld rondgereisd, naar meer dan dertig landen, om van geestelijken in Latijns-Amerika, Azië, de Verenigde Staten en het Midden-Oosten meer dan duizend getuigenissen te verzamelen. Gedurende dit lange onderzoek was ik bijna honderdvijftig nachten per jaar op reportage, weg van huis, weg van Parijs.
Tijdens die vier jaar van onderzoek heb ik nooit mijn identiteit als schrijver, journalist en onderzoeker verborgen gehouden om kardinalen en priesters te benaderen, die soms als onbenaderbaar werden beschouwd. Alle interviews zijn onder mijn echte naam gevoerd en mijn gesprekspartners hoefden alleen maar even op Google, Wikipedia, Facebook of Twitter te zoeken om de details van mijn biografie als schrijver en onderzoeksjournalist te achterhalen. Van hoog tot laag flirtten de prelaten vaak wat met me en een paar van hen probeerden me – het was sterker dan henzelf – actief of zelfs met overgave te versieren. Dat is nu eenmaal het risico van het vak!
Waarom hebben mensen die hier gewoonlijk over zwijgen toch toegestemd de omerta te verbreken? Dat is een van de mysteries van dit boek en ook zijn bestaansreden.
Wat ze mij hebben verteld, was lang onuitsprekelijk. Twintig jaar geleden, of zelfs maar tien jaar geleden, was het moeilijk geweest dit werk uit te geven. De wegen van de Heer zijn lange tijd, als ik mij zo mag uitdrukken, ondoorgrondelijk geweest. Vandaag is dat minder het geval omdat het aftreden van Benedictus XVI en de hervormingswil van paus Franciscus bijdragen aan het open debat. Door sociale media, de toenemende stoutmoedigheid van de pers en de talloze zedenschandalen waarbij katholieke geestelijken zijn betrokken, is het mogelijk en noodzakelijk dat geheim nu te onthullen. Dit boek heeft het dus niet gemunt op de Kerk als geheel, maar op een zeer specifieke ‘soort’ gaycommunity, en vertelt het verhaal van het leeuwendeel van het College van Kardinalen en het Vaticaan.
Veel kardinalen en prelaten die in de Romeinse curie zetelen, de meerderheid van degenen die in conclaaf gaan onder de fresco’s van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel – een van de meest grandioze taferelen uit de gaycultuur vol viriele lichamen en ignudi, gespierde, naakte jongelingen – delen dezelfde ‘voorkeuren’. Ze delen iets met elkaar, als een ‘familie’. Zoals een priester me met een knipoog naar de discocultuur toefluisterde: ‘We are family!’
De meeste monsignori die tussen het pontificaat van Paulus VI en dat van Franciscus op de buitenloggia van de Sint-Pietersbasiliek het woord hebben genomen om bedroefd de dood van de paus mee te delen of om met oprechte blijdschap ‘Habemus papam!’ uit te roepen, delen allemaal hetzelfde geheim. È bianca!
Of ze nu praktiserend, homofiel, ingewijd, unstraight, werelds, flexibel, questioning, closeted zijn of eenvoudigweg ‘in de kast’ zitten: de wereld die ik heb ontdekt, met zijn vijftig tinten gay, gaat het verstand te boven. Het persoonlijke verhaal van die mannen die zich in het openbaar vroom voordoen maar achter gesloten deuren een heel ander leven leiden, is een complexe kwestie die moeilijk te ontwarren is. Schijn bedriegt, misschien wel nergens meer dan in deze instelling, en de principeverklaringen over het celibaat en de geloften van kuisheid zijn al even bedrieglijk, want hierachter schuilt een totaal andere realiteit.
Het best bewaarde geheim van het Vaticaan is helemaal geen geheim voor paus Franciscus.
Het best bewaarde geheim van het Vaticaan is helemaal geen geheim voor paus Franciscus. Hij kent zijn ‘parochie’. Al sinds zijn aankomst in Rome begreep hij dat dit een vrij buitengewoon genootschap was dat niet, zoals lang werd gedacht, tot een paar verloren schapen was beperkt. Het is een systeem, en het gaat om een grote kudde. Hoeveel het er zijn? Dat doet er niet toe. Ze zijn veruit in de meerderheid, zoveel kunnen we vaststellen.
In het begin was de paus natuurlijk verrast door de omvang van die ‘kwaadsprekende kolonie’, haar ‘charmante eigenschappen’ en ‘onverdraaglijke gebreken’, waarover de Franse schrijver Marcel Proust het had in zijn beroemde Sodom en Gomorra. Maar Franciscus ergert zich niet zozeer aan die wijdverbreide homofilie als wel aan de extreme hypocrisie van geestelijken die een bekrompen moraal uitdragen terwijl ze een partner hebben, avontuurtjes beleven en soms escorts inhuren. Daarom hekelt hij aldoor de schijnheiligen, de onoprechte kwezels, de huichelaars. Die dubbelhartigheid, die gespletenheid, heeft Franciscus vaak aan de kaak gesteld in zijn ochtendpreken in het Domus Sanctæ Marthæ. Zijn uitspraak verdient een plaatsje vooraan in dit boek: ‘Achter rigiditeit zit altijd iets verborgen; en in veel gevallen is dat een dubbelleven.’
Een dubbelleven? Het hoge woord is eruit en de getuige is deze keer niet te wraken. Franciscus heeft zijn kritiek op de Romeinse curie al vaker geuit: hij heeft de ‘hypocrieten’ met de vinger gewezen, die ‘een verborgen en vaak losbandig leven leiden’, zij die ‘de ziel vervalsen en van vervalsing leven’; de ‘leugen’ aan de kaak gesteld die een systeem is geworden dat ‘veel kwaad aanricht; hypocrisie richt veel kwaad aan: het is een levensstijl.’ Doe wat ik zeg, niet wat ik doe!
Moet het nog gezegd worden dat Franciscus degenen over wie hij spreekt kent, hoewel hij hen niet met naam noemt: kardinalen, pauselijke ceremoniemeesters, voormalige staatssecretarissen, minutanten of camerlengo’s. In de meeste gevallen gaat het niet om een vage voorliefde, een bepaalde fluïditeit, homofilie of ‘neigingen’, zoals men vroeger zei, zelfs niet over verdrongen of gesublimeerde seksualiteit, wat ook vaak voorkwam in de Rooms-Katholieke Kerk. Veel van die kardinalen hebben ‘geen vrouwen liefgehad, ook al ontbrak het hun niet aan passie!’ zoals de grote Dichter Rimbaud zei, en zijn praktiserend. Wat een omwegen om zulke eenvoudige dingen te zeggen. Dingen die gisteren nog aanstootgevend waren, maar nu zo alledaags zijn!
Praktiserend, zeker, maar nog wel ‘in de kast’. Het heeft geen zin de naam van de kardinaal te noemen die zich in het openbaar op de buitenloggia van de Sint-Pietersbasiliek vertoont en ooit werd gearresteerd voor een prostitutieschandaal dat daarna snel in de doofpot is gestopt; of van die andere Franse kardinaal die lang een anglicaanse minnaar had in Amerika, of nog een andere die tijdens zijn jeugd de avontuurtjes aan elkaar reeg, als een vrome non die kraal na kraal haar rozenkrans bidt; en dan heb ik het nog niet eens over de kardinalen die ik in de paleizen van het Vaticaan heb ontmoet en die me hun partner hebben voorgesteld als hun assistent, minutant, substituut, chauffeur, kamerdienaar, manusje-van-alles of zelfs hun lijfwacht.
Vaticaanstad kent een van de grootste homoseksuele gemeenschappen ter wereld en ik betwijfel zelfs of er zoveel gays te vinden zijn in Castro, de iconische homowijk in San Francisco, die tegenwoordig meer gemengd is.
Bij de oudere kardinalen moet die geheimhouding in het verleden worden gezocht: hun stormachtige jeugd en liederlijke jaren voor de homo-emancipatie verklaren hun dubbelleven en ouderwetse homofobie. Vaak kreeg ik tijdens mijn onderzoek de indruk dat ik in de tijd was teruggekeerd en dat ik me in de jaren dertig of vijftig bevond – een periode die ik overigens niet heb meegemaakt -, met die dubbele mentaliteit van uitverkoren en vervloekte mensen, wat aan een van de priesters die ik vaak heb ontmoet de uitspraak ontlokte: ‘Benvenuto a Sodoma!’ (Welkom in Sodom!)
Ik ben niet de eerste die dit fenomeen bespreekt. Verscheidene journalisten hebben al schandalen en affaires binnen de Romeinse curie onthuld. Maar dat is mijn onderwerp niet. In tegenstelling tot die Vaticaankenners die individuele ‘dwalingen’ aan de kaak stellen, maar op die manier het ‘systeem’ maskeren, moeten we ons niet zo hard concentreren op smerige zaakjes, maar vooral op het alledaagse dubbelleven van de meeste hoogwaardigheidsbekleders in de Kerk. Niet op de uitzonderingen, maar op het systeem en het model, ’the pattern’, zoals Amerikaanse sociologen het noemen. Individuele situaties interesseren mij niet zoveel; het gaat mij om het algemene beeld, de collectieve psychologie, de gegeneraliseerde homoseksualiteit. Uiteraard moet de focus op de details liggen, maar ook op de grote wetten – en er zijn, zoals zal blijken, veertien algemene regels in dit boek. Mijn onderwerp is: de vertrouwelijke gemeenschap van priesters, hun kwetsbaarheid en hun lijden door het gedwongen celibaat, dat een systeem is geworden. Ik wil die homoseksuelen dus niet veroordelen, zelfs niet als ze in de kast zitten – ik mag ze graag! – maar wel hun geheim en collectieve levensstijl doorgronden. Het is niet de bedoeling die mannen te verraden, of hen tijdens hun leven te outen. Mijn project is geen naming and shaming, die Amerikaanse praktijk waarbij namen bekend worden gemaakt om mensen in opspraak te brengen. Laat het duidelijk zijn dat ik vind dat een priester of kardinaal zich niet hoeft te schamen voor het feit dat hij homoseksueel is; ik vind zelfs dat er onder andere een sociaal statuut voor zou moeten bestaan.
Het is evenwel noodzakelijk het systeem aan het licht te brengen dat vanaf de kleinste seminaries tot in het heilige der heiligen – het College van Kardinalen – zowel op een homoseksueel dubbelleven als op extreme homofobie is gebouwd. Vijftig jaar na de Stonewall-rellen, de homoseksuele revolutie in de Verenigde Staten, is het Vaticaan het laatste bastion dat moet worden bevrijd. Tegenwoordig zijn veel katholieken zich instinctief al bewust van de leugen, nog voordat ze over Sodoma hebben gelezen.
Zonder die invalshoek is de recente geschiedenis van het Vaticaan en de Rooms-Katholieke Kerk moeilijk te doorgronden. Als we dat aanzienlijke homoseksuele aspect negeren, missen we een van de belangrijkste sleutels om de meeste feiten te begrijpen die de geschiedenis van het Vaticaan al decennialang bezoedelen: de geheime beweegredenen van Paulus VI om het verbod op kunstmatige voorbehoedsmiddelen te onderschrijven, condooms te verwerpen en het strikte priestercelibaat te bekrachtigen; de oorlog tegen de ‘bevrijdingstheologie’; de schandalen van de Vaticaanse bank ten tijde van de beroemde aartsbisschop Marcinkus, die ook homoseksueel was; de beslissing om condooms te verbieden als een middel om aids te bestrijden, terwijl de pandemie tot meer dan 35 miljoen doden zou leiden; Vatileaks I en II; de terugkerende, vaak mateloze misogynie van tal van kardinalen en bisschoppen die leven in een omgeving zonder vrouwen; het aftreden van Benedictus XVI; de huidige opstand tegen paus Franciscus… Telkens weer speelt homoseksualiteit een centrale rol, waarvan velen het bestaan vermoeden maar die nooit echt is beschreven.
Het homoseksuele aspect verklaart natuurlijk niet alles, maar het is wel een doorslaggevend punt voor wie het Vaticaan en zijn morele houding wil begrijpen. Hoewel het niet het onderwerp is van dit boek, zou je ook kunnen veronderstellen dat het lesbianisme een belangrijke sleutel is om het kloosterleven van slotzusters of zusters en nonnen te begrijpen. Maar helaas is homoseksualiteit ook een van de sleutels die de geïnstitutionaliseerde cover-up verklaart van seksuele misdrijven en vergrijpen, waarvan er intussen tienduizenden zijn gemeld. Waarom? Hoe? Door de ‘cultuur van geheimhouding’ die noodzakelijk was om de grote invloed van homoseksualiteit in de Kerk stil te zwijgen, kon misbruik verborgen blijven en konden seksuele roofdieren profiteren van de bescherming die dit systeem bood, zonder medeweten van het instituut – hoewel pedofilie niet het centrale onderwerp vormt van dit boek.
‘Wat is er een hoop vuiligheid in de Kerk,’ zei kardinaal Ratzinger, die de omvang van de ‘kast’ had ontdekt naar aanleiding van een geheim rapport van drie kardinalen – waarvan de inhoud me is beschreven – dat een van de belangrijkste redenen was voor zijn aftreden als paus. Het rapport maakt niet zozeer gewag van een gaylobby, zoals werd gezegd, als wel van de alomtegenwoordigheid van homoseksuelen in het Vaticaan, en van systematische chantage en pesterijen. Zoals Hamlet zou zeggen, er is wel degelijk iets rot in het rijk van Vaticaanstad.
De homoseksuele sociologie van het katholicisme verklaart ook een ander feit, de achteruitgang van roepingen.
De homoseksuele sociologie van het katholicisme verklaart ook een ander feit, de achteruitgang van roepingen. Lange tijd, zoals in dit boek zal blijken, kozen jonge Italianen die ontdekten dat ze homoseksueel waren, of over hun geaardheid twijfelden, voor het priesterschap als toevluchtsoord. Zo werden deze paria’s ingewijden, die van een zwakte een kracht maakten. Met de homo-emancipatie in de jaren zeventig en de socialisatie van de gays in de jaren tachtig zijn de katholieke roepingen op natuurlijke wijze gedaald. Een homoseksuele adolescent heeft tegenwoordig andere opties, zelfs in Italië, dan bij een kloosterorde in te treden. Het einde van de roepingen heeft verschillende oorzaken, maar de homoseksuele revolutie is paradoxaal genoeg een van de grootste drijfveren ervan.
Ten slotte verklaart de structuur ook de oorlog tegen Franciscus. Om dit te begrijpen, moet men contra-intuïtief redeneren. Deze Latijns-Amerikaanse paus is de eerste die het woord ‘gay’ heeft gebruikt – en niet alleen het woord ‘homoseksueel’ – en hij kan in vergelijking met zijn voorgangers beschouwd worden als de meest homovriendelijke moderne opperherder. Hij heeft verrassende, sluwe uitspraken gedaan over homoseksualiteit: ‘Wie ben ik om te oordelen?’ En we mogen aannemen dat deze paus waarschijnlijk niet dezelfde neigingen of geaardheid heeft die vier van zijn recente voorgangers zouden hebben gehad. Franciscus is vanwege zijn veronderstelde tolerante houding tegenover kwesties van seksuele moraal tegenwoordig echter het doelwit van een agressieve campagne van behoudzuchtige kardinalen, die zeer homofoob zijn – en van wie de meesten ook heimelijk homofiel zijn.
Een omgekeerde wereld, in zekere zin! Er kan zelfs gesteld worden dat er een ongeschreven regel bestaat die in Sodoma bijna altijd wordt bevestigd: hoe homofober een prelaat, hoe groter de kans dat hij zelf homoseksueel is. De conservatieven, de traditionalisten, de ‘dubia’, zijn de beruchte ‘rigide geestelijken die een dubbelleven leiden’ waar Franciscus het zo vaak over heeft.
‘Het carnaval is over,’ zou de paus tegen zijn ceremoniemeester hebben gezegd toen hij werd verkozen. Sindsdien heeft de Argentijn het spel van complotten en homoseksuele verbonden in de war gestuurd. Die praktijken ontstonden heimelijk onder Paulus VI, werden intenser onder Johannes Paulus II en ontspoorden onder Benedictus XVI, wat zijn val heeft bespoedigd. Met zijn rustige karakter en zijn gemoedelijke houding tegenover seksualiteit valt Franciscus uit de toon. Hij is geen lid van de parochie!
Zouden de paus en zijn liberale theologen zich hebben gerealiseerd dat het priestercelibaat heeft gefaald? Dat het slechts fictie was en bijna nooit echt heeft bestaan? Hebben ze beseft dat de oorlog die het Vaticaan onder Johannes Paulus II en Benedictus XVI tegen gays voerde, al bij voorbaat was verloren? En zich zelfs tegen de Kerk keerde naarmate iedereen hun echte motivatie doorzag: een oorlog van homo’s die in de kast zitten, tegen degenen die openlijk gay zijn! Kortom, een oorlog tussen gays.
Franciscus was verdwaald in die kwaadsprekende gemeenschap, maar is intussen goed op de hoogte. Zijn assistenten, naaste medewerkers, ceremoniemeesters en andere liturgische experts, theologen en kardinalen, van wie er veel ook praktiserend zijn, weten dat homoseksualiteit in het Vaticaan veel geroepenen en uitverkorenen telt. Ze suggereren tijdens interviews zelfs dat de Kerk sociologisch gezien homoseksueel is geworden omdat priesters niet mogen trouwen; en dat de Kerk door het opleggen van die tegennatuurlijke onthouding en de cultuur van geheimhouding voor een deel verantwoordelijk is voor de tienduizenden gevallen van seksueel misbruik die haar van binnenuit ondermijnen. Ze weten ook dat seksueel verlangen, en in de eerste plaats het homoseksuele verlangen, een van de belangrijkste drijfveren zijn van het leven in het Vaticaan.
Franciscus weet dat hij de standpunten van de Kerk moet laten evolueren en dat hij dat alleen kan bewerkstelligen door een meedogenloze strijd te voeren tegen iedereen die seksuele moraal en homofobie gebruikt om zijn hypocriete gedrag en dubbelleven te verbergen. Maar die verborgen homoseksuelen zijn nu eenmaal in de meerderheid, ze zijn machtig en invloedrijk, en de meest ‘rigide’ onder hen steken hun homofobie niet onder stoelen of banken.
Dat is de situatie van de paus: hij woont momenteel in Sodoma.
Franciscus wordt bedreigd, van alle kanten aangevallen, bekritiseerd en is volgens sommigen ‘omringd door wolven’.
Dat klopt niet helemaal: hij is omringd door homo’s.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier