Naftuli Pollak
‘Vanaf wanneer bestempelen we kritiek op Israël als antisemitisch?
Naftuli Pollak reageert op de column van Jean-Marie Dedecker van vorige week over het aanhoudende geweld in Gaza.
In de wekelijkse column van Jean-Marie Dedecker in Knack probeert hij Joden de kans te ontnemen om Israel te verdedigen door hen monddood te maken met het fabeltje dat de Joden elke kritiek op Israël als antisemitisme wegzetten. In essentie was het hele stuk bedoeld om te bewijzen dat kritiek op Israël geen antisemitisme kan zijn, omdat de Joodse staat volgens Dedecker schuldig is aan de ergste misdaden tegen de menselijkheid.
Hij begint en eindigt het artikel met de verdediging van Herman Brusselmans, de auteur die -in wat bedoeld was als een satirisch stuk- schreef: “ik word zo woedend dat ik elke Jood die ik tegenkom een puntig mes door de keel wil rammen”.
Daarna besteedt Dedecker een heel artikel om de uitspraken van Brusselmans goed te praten, omdat hij naar eigen zeggen dezelfde woede voelt. Deze woede zou voortkomen uit hun oprechte bezorgdheid over de Palestijnen. De vraag die zich stelt is waarom zijn woede alleen gereserveerd is voor Palestijnse slachtoffers, en nooit voor Israëlische slachtoffers, of voor Syriërs, Jemenieten, Irakezen, Pakistani’s, Afghanen, Congolezen, Soedanezen, die ook allen slachtoffer zijn van oorlogen? Want kennelijk verdienen geen van hen Dedeckers woede. De vraag is waarom.
Nee, kritiek op de Israëlische regering is niet gelijk aan antisemitisme. Het zou onjuist en onverantwoordelijk zijn om deze vergelijking te maken, aangezien de helft van de Israëli’s en de wereldwijde Joodse gemeenschap kritisch is voor de Israëlische regering. Dus wanneer bestempelen we kritiek op Israël als antisemitisch?
De eerste is een eenvoudige: ontken de Joden hun zelfbeschikkingsrecht in hun oude thuisland.
De tweede: bekritiseer Israël op een onevenredige manier, zonder Israëls verliezen en grieven te erkennen, en richt je disproportioneel op Israël terwijl er wereldwijd helaas een hele hoop andere conflicten zijn, waar vaak ook nog veel meer slachtoffers vallen.
De derde: beschuldig Israël van de ergste misdaden tegen de menselijkheid, zoals apartheid en genocide, terwijl beide claims geen enkele basis hebben. En terwijl veel andere landen veel sneller aan deze beschrijvingen voldoen dan Israël ooit zou kunnen. Er is tenslotte sprake van massale systematische onderdrukking in veel delen van de wereld.
Hoe kan Israël een apartheidsstaat zijn als Israël iedereen gelijke behandeling voor de wet garandeert en zijn democratische aard op alle mogelijke gebieden heeft bewezen: van parlementariërs in de Knesset tot vrije meningsuiting, rechters in het Hooggerechtshof tot het nationale voetbalelftal van Israël; noem maar op, Israël heeft bewezen net zo divers te zijn als elk ander democratie. Arabische studenten profiteren van positieve discriminatie en zijn vrijgesteld van veel toelatingseisen om aan hoog aangeschreven Israëlische universiteiten te studeren. Een treffend voorbeeld dat alles zegt: voormalig Israëlisch president Moshe Katzav werd wegens verkrachtingsaantijgingen veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf door een Arabische rechter.
Daarom is het simplistisch voorstellen van het conflict en de complexe situatie op de Westelijke Jordaanoever als apartheid wegzetten ófwel een gevolg van gebrekkige kennis ófwel van kwade wil. Want wat moet er anders met een apartheidsstaat gebeuren dan deze volledig te ontmantelen? Apartheid is tenslotte een van de ergste misdaden tegen de menselijkheid.
Hetzelfde geldt voor de claim van genocide. 43.000 mensen zouden zijn gedood, maar volgens Dedecker is 70% daarvan vrouwen en kinderen. En de rest dan? Ouderen of onschuldige mannen? Blijkbaar is het Israëlische leger, volgens Dedecker, totaal niet in staat om Hamas-terroristen uit te schakelen. In werkelijkheid, heeft Israël voortdurend inspanningen geleverd om telefoontjes te plegen, folders te verspreiden, humanitaire hulp te bieden en corridors te creëren voor burgers om veilig te evacueren voor aankomende aanvallen. Dit alles wordt door Dedecker bewust over het hoofd gezien of, erger nog, hij stelt: “Israël is niet te vertrouwen.” Hij haalt het Internationaal Strafhof erbij om zijn claims geloofwaardigheid te geven. Natuurlijk weet Dedecker maar al te goed dat de landen die dicht bij Rusland, China, Iran en consoorten staan partij kiezen voor de Palestijnen, wat ook blijkt bij stemmingen in de VN, maar dat ook tot uiting komt bij beslissingen van internationale organen waar al die landen een zeg hebben; Dedecker zwijgt daarover want voor hem kan niets erger zijn dan Israël.
Bovendien zorgt hij ervoor dat zijn lezers ervan overtuigd raken dat Joden verachtelijke mensen zijn: hij gebruikt de term “untermenschen” om Joden als monsters te laten overkomen, vergelijkbaar met de nazi’s. Hij haalt de Maccabi-supporters aan en hun anti-Arabische leuzen, alsof geen andere voetbalclub zich hier ooit schuldig aan maakte. Hij beschrijft de aanval op Maccabi-supporters als “geen wonder”. Misschien moet hij eraan herinnerd worden dat sommige Vlaamse clubs scandeerden: “Hamas, Hamas, joden aan het gas”, maar in tegenstelling tot wat er in Amsterdam gebeurde, waren er geen boze Joodse menigten die hen achterna zaten vanwege hun antisemitische leuzen. En het is opmerkelijk dat Dedecker de rechtszaak van de Joodse gemeenschap tegen Brusselmans problematischer vindt dan het fysieke geweld van de antisemitische relschoppers. Men zou denken dat geweld nooit gerechtvaardigd is. Maar, helaas, in beide gevallen verdedigt hij geweld.
Joden beschuldigen van de ergste misdaden tegen de menselijkheid is al eeuwenlang de modus operandi van hun vervolgers: Joden werden beschuldigd van het vergiftigen van waterputten, het doden van christelijke kinderen voor hun bloed om matzes te bakken, het opzettelijk verspreiden van ziekten, enz. Vandaag wordt de Joodse staat op dezelfde manier beschuldigd van de ergste misdaden tegen de menselijkheid: apartheid en genocide.
Dedecker claimt dat hij geen antisemiet is, net zoals elke racist ook eerst altijd eerst een disclaimer moet plaatsen door te zeggen ‘ik ben geen racist, maar….’
Men kan immers niet in zijn ziel kijken maar de lezers kunnen zelf hun mening vormen, en Dedecker zou zichzelf een paar vragen moeten stellen om te begrijpen waar zijn woede echt vandaan komt.
Naftuli Pollak is bestuurslid bij het Joods Informatie- en Documentatiecentrum (JID vzw).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier