UNICEF-directeur Geert Cappelaere na acht jaar burgeroorlog: ‘Europa is niet solidair genoeg met Syrië’
Na acht jaar Syrische burgeroorlog maakt regionaal UNICEF-directeur Geert Cappelaere de humanitaire balans op. Een verhaal over solidariteit en toekomstperspectief. ‘Er zijn geen “IS-kinderen”. Die terminologie is erg belangrijk.’
Niet elke verjaardag vier je met taart. Vrijdag gaat de burgeroorlog in Syrië ‘officieel’ zijn achtste levensjaar in. Met de teller op meer dan een half miljoen doden en minstens een twintigvoud aan vluchtelingen, zijn er weinig redenen tot feeststemming op het Belgisch kwartier van UNICEF. Het is dinsdagmiddag en bijzonder druk op de tweede verdieping van het statige kantoorgebouw tegenover de Brusselse Sint-Goedelekathedraal.
Geert Cappeleare is voor de gelegenheid nog eens een paar dagen in het land en dus is het alle hens aan dek op de werkvloer. De Belgische vijftiger mag zich sinds oktober 2016 regionaal UNICEF-directeur voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika noemen. Daarmee krijgt hij het volle gewicht van meer dan dertien miljoen Syrische hulpbehoevenden in zijn nek, de helft kinderen. Of zijn ngo niet op haar tandvlees zit? ‘Onze ploeg is meer dan ooit gemotiveerd’, zal het later klinken.
Cappelaere laat zijn mok nog eens tot op het randje vullen met koffie voor hij gaat zitten. De dag voor dit gesprek gaf hij in Beirut nog een veelbesproken persconferentie waarin hij het opnam voor de teruggekeerde kinderen van IS-strijders. Het uur ervoor zat hij in vergadering terwijl die ochtend het nieuws doorsijpelde dat de EU zich als donor terughoudender zou opstellen tegenover ngo’s in het Midden-Oosten. De West-Vlaming laat het niet aan zijn hart komen en strijdt moedig verder in zijn zoektocht naar solidariteit.
De Europese Unie heeft zonet op een donorconferentie laten weten dat het spaarzaam gaat zijn met fondsen voor Syrië omdat er nog geen sprake is van enig vredesproces en heropbouw dus zinloos is. Wat denkt u daarvan?
Ik denk niet dat er momenteel binnen de Europese Unie enige sympathie is voor Assad.
GEERT CAPPELAERE: Een aantal donoren hebben inderdaad een erg principiële houding aangenomen. Zolang er geen politieke oplossing is voor de crisis, zijn enkele belangrijke geldschieters niet bereid mee te werken aan de heropbouw.
Hetzelfde regime dat acht jaar geleden de oorlog startte, is nog steeds aan de macht en dus zien sommige donoren het somber in. Maar wanneer het gaat om humanitaire hulpverlening op korte termijn, blijven de meesten wel nog steeds genereus geven. En dat is belangrijk want een organisatie als UNICEF heeft om de crisis in Syrië het hoofd te bieden dit jaar 1,2 miljard dollar nodig.
Vorige week nog schreef het gerenommeerde magazine Foreign Policy dat er steeds meer onenigheid binnen Europa is over de houding tegenover Assad. Onder andere Italië is terug te vinden op de donorlijst van UNICEF maar sympathiseert volgens het blad steeds meer met de Syrische president.
CAPPELAERE: Ik denk niet dat er momenteel binnen de Europese Unie enige sympathie is voor die man. Uiteraard is het wel een regime waar rekening mee moet worden gehouden. Niemand had echt verwacht dat in 2019 Assad nog altijd in het zadel zou zitten. Acht jaar geleden is Syrië uit de Arabische Liga gezet, vandaag gaan er stemmen op om het land terug op te nemen. Het is een politiek gevoelige realiteit. Voor ons als UNICEF is er jammer genoeg vanuit kinderstandpunt wel bitter weinig veranderd. De situatie is dramatisch te noemen, voor zowel de kinderen in Syrië als die in de buurlanden.
Turkije is een van die buurlanden die meer dan twee miljoen Syrische kinderen opvangt. De laatste jaren komen er steeds meer negatieve berichten naar buiten over hun situatie daar.
CAPPELAERE: Het is belangrijk om te beklemtonen dat zowel de Turkse regering als de Turkse bevolking – maar ook landen als Jordanië of Libanon – heel vrijgevig zijn geweest tegenover de vluchtelingen. Veel meer dan eender welk Europees land. Het overgrote deel van de mensen leeft er ook niet in kampen, maar bij de lokale gemeenschappen.
Na acht jaar beginnen overheden zich natuurlijk wel af te vragen hoe dit verder moet. Mensen willen om goede redenen niet terug naar Syrië. De vraag is hoe we hen blijven steunen zonder de lokale bevolking onrecht aan te doen. Ook daar zijn veel mensen die geen vluchteling zijn maar wel kwetsbaar. Zij moeten ook geholpen worden.
In hoeverre kunnen we van vrijgevigheid spreken wanneer internationale media aantonen dat Syriërs in Turkije als tweederangsburgers worden beschouwd en dat minderjarigen in de kinderarbeid worden gedwongen?
CAPPELAERE: Dat kun je de lokale bevolking niet verwijten. Je moet de realiteit van de vluchtelingen zien. De meeste mensen hebben hun laatste spaarcenten kunnen meenemen. Die zijn nu, na acht jaar, op. De internationale gemeenschap steunt hen wel, maar dat is niet gelijk aan een inkomen. En dus zie je mensen toch maar zoeken naar een beetje geld. Dat is wat wij negatieve coping mechanismen noemen. Als je aan het einde van het touwtje zit, gaan mensen hun kinderen laten werken in plaats van hen naar school te sturen. Niet omdat dat de beste oplossing is, maar uit noodzaak.
We zien ook het aantal kindhuwelijken stijgen. Is dat omdat ouders dat absoluut dromen voor hun meisjes? Absoluut niet. Maar het is een mond minder te voeden.
De wanhoop is groot. Het is door dit soort realiteiten dat we blijven pleiten voor meer internationale solidariteit. Hier in Europa heeft men op het moment dat diezelfde vluchtelingen op de drempel stonden gezegd dat ze maar terug moeten gaan.
Zit UNICEF in Syrië op haar tandvlees? Ook de binnenlandse opvangkampen schuren tegen inhumane overbevolking aan.
CAPPELAERE: U verwijst naar de kampen in het noordoosten van het land waar de situatie inderdaad hectisch is. Maar nee, we zitten niet op ons tandvlees. Ik denk dat onze ploeg meer dan ooit gemotiveerd is. Laatst kochten we nog massaal huwelijkstenten op om op z’n minst wat bescherming te bieden aan nieuwe vluchtelingen. We hebben een heroïsche groep mensen die voor UNICEF dag in dag uit in heel moeilijke omstandigheden werken. Enerzijds is er de omvang van deze crisis: acht miljoen kinderen! Sta daar even bij stil. Acht miljoen mensen die dagelijks humanitaire hulp nodig hebben. Dat is de bevolking van Vlaanderen plus nog wat extra. Laat dat even inzinken. Daarnaast is het conflict nog altijd bezig. Het regime maakt de steun en hulpverlening niet altijd goed mogelijk.
Gelooft u dat de voorlopige oplossing in regionale opvang ligt of moet Europa actief mensen laten overkomen?
CAPPELAERE: Waar we mensen opvangen is op zich niet zo belangrijk. Het punt is dat er internationale solidariteit moet zijn met kwetsbare bevolkingen. Komt dat tot stand door mensen hier in Europa op te vangen? Fine. Is dat door middelen vrij te maken om andere landen voor te bereiden op opvang. Ook goed.
Zijn de Europese staten solidair genoeg?
CAPPELAERE: (resoluut) Nee. Nee. We hebben het hier verdomme goed. Ik zie weinig landen waar ik actief ben die ook maar aan onze hielen komen qua levensstandaard. Daar moeten we naar kijken wanneer we spreken over internationale solidariteit. Niet meer, meer, meer maar beter voor een grotere groep. En het kan altijd beter, ook al doen we het relatief goed.
U waarschuwde gisteren op een persconferentie in Beirut nog voor de stigmatisering van IS-kinderen. Dat debat ligt hier erg gevoelig.
Het overgrote deel van de kinderen zijn minder dan zes jaar oud. Hen afschilderen als potentiële terroristen houdt geen steek.
CAPPELAERE: Er zijn geen ‘IS-kinderen’. Die terminologie is erg belangrijk. Het overgrote deel van de kinderen zijn minder dan zes jaar oud. Hen afschilderen als potentiële terroristen houdt geen steek. Ik begrijp dat mensen bekommerd zijn over hun veiligheid. Maar het zijn kinderen. Laten we voor hen mogelijk maken wat we ook voor onze eigen minderjarigen zouden willen. Dat is dat ze kind kunnen zijn. Dat ze naar school kunnen, dat ze kunnen spelen en dat ze gezond zijn.
Het is ook belangrijk dat de landen van herkomst hun verantwoordelijk nemen voor hen. Zij moeten niet enkel in het belang van hun eigen veiligheid kiezen maar ook in het belang van het kind. UNICEF staat klaar om elk land dat de politieke moed heeft zich over zijn kinderen te ontfermen, te steunen.
Hier in België eindigde de terugkeer van kinderen en hun moeders in een rechtsslag waarbij Theo Francken (N-VA) in het juridisch zand beet. ‘Lang leve het kalifaat dankzij de Belgische rechtstaat‘, twitterde de voormalige staatssecretaris achteraf.
CAPPELAERE: Geen commentaar.
Hebt u in de kampen zelf ooit sporen van jong radicalisme ontwaard? Er zou vooral in Jordanië en Libanon sprake zijn van infiltratie van ronselaars.
CAPPELAERE: Laat mij een verhaal vertellen over de bevrijding van de Iraakse stad Mosul. Aan alle uitvalswegen hadden we kampen opgezet om kinderen op te vangen die jaren waren blootgesteld aan extremistisch gedachtengoed. We waren op alle vlakken grondig voorbereid. Wat ik toen zag, heeft me geraakt. Het moment waarop die kinderen in de kampen een stuk speelgoed zoals een bal of een pop zagen, werden zij gewoon oprecht gelukkig en blij. Een kleine minderheid heeft extreme dingen gedaan en gezien. Maar zelfs voor hen is er een oplossing. Laat hen spelen. Laat hen zingen. Kinderen kijken vooruit.
Een tijdje geleden zat ik in Aleppo met minderjarigen die in de oorlog ernstig verwond zijn. Sommigen kregen een kogel in hun ruggenmerg en waren verlamd, anderen waren een been kwijt. Ik kreeg twee uur met hen. Ze hebben één minuut over hun problemen gepraat. Eén minuut (toont wijsvinger). De rest van het gesprek ging over hun dromen, hun aspiraties, hun toekomst. Ze hebben lak aan het feit dat ze in een rolstoel zitten, dat ze iedere dag de trap op gedragen worden of dat ze ledematen verloren hebben. Zij willen dokters, ingenieurs en leerkrachten worden. Dat houdt hen bezig (klopt op tafel).
Denkt u dat de toekomst van gevluchte Syrische kinderen in Syrië ligt of toch hier in Europa?
CAPPELAERE: Ik denk dat hun toekomst daar ligt waar de beste opportuniteiten zijn. Als we in Syrië veiligheid, goed onderwijs en kwaliteitsvolle zorg kunnen garanderen dan zullen de meeste families met veel plezier terugkeren. Maar als dat niet gaat, kan je ouders en kinderen het dan verwijten dat ze hier toekomstperspectief zien? Zie het als een kans.
De discussie over Syrische kinderen kan een discussie zijn om ons onderwijs te verbeteren, onze gezondheidszorg aan te pakken en naar meer en betere werkgelegenheid te gaan. Dat zijn ambities die we met z’n allen kunnen koesteren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier