Topbanen bij de Verenigde Naties? Niet voor ontwikkelingslanden
De ontwikkelingslanden, die twee derde uitmaken van de 193 lidstaten van de Verenigde Naties, klagen aan dat ze niet evenredig vertegenwoordigd zijn in de hogere rangen van de organisatie. Nochtans zijn er voldoende competente kandidaten met de nodige professionele en academische kwalificaties.
Voor de Groep van 77 (G77), de grootste coalitie van ontwikkelingslanden, is het onevenwicht inzake billijke geografische vertegenwoordiging in het Secretariaat van de Verenigde Naties een belangrijke bekommernis.
Terwijl de Verenigde Naties (VN) geroemd worden om de inspanningen voor een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen de laatste jaren, wordt de organisatie nu met de vinger gewezen voor het veronachtzamen van gekwalificeerde burgers uit ontwikkelingslanden, zowel uit Azië, het Midden-Oosten, Afrika als Latijns-Amerika en de Caraïben.
Elke secretaris-generaal wordt gekozen in functie van de belangen van de grootmachten. Die landen beschouwen hoge functies in de VN als hun politieke geboorterecht.
Kandidaten uit het rijke Westen gaan voor
De hoogste functies gaan meestal naar inwoners van westerse landen, de voornaamste gelddonoren of van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad (P-5), namelijk de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland en China. Een Aziatische diplomaat stelt het zo: ‘Elke secretaris-generaal wordt gekozen in functie van de belangen van de grootmachten. Die landen beschouwen hoge functies in de VN als hun politieke geboorterecht.’
Egyptenaar Karim Ismail stelde eind vorig jaar in naam van de Groep van 77 dat een evenredige geografische vertegenwoordiging van essentieel belang is om het internationale karakter van de organisatie te verzekeren. Hij maande het Secretariaat aan om de inspanningen daartoe te versnellen, ook wat betreft de vertegenwoordiging van de landen die bijdragen aan vredesmachten en de politie van de Verenigde Naties (de TCC’s en PCC’s). Hij riep op tot meer transparantie over de geografische vertegenwoordiging en een duidelijke basis voor de aanstellingscriteria. Karim Ismail: ‘De Algemene Vergadering van de VN dient te beschikken over meer en transparantere informatie over de gendergelijkheid en de geografische vertegenwoordiging in de 38.000 functies van het VN-Secretariaat’.
Human resources management
De hoogste functies zijn onder meer de adjunct-secretarissen-generaal van de Verenigde Naties (USG’s), assistent-secretarissen-generaal (ASG’s), directeurs (onderverdeeld in categorieën D1 en D2), de hoofden van de vredesmissies in overzeese gebieden (vaak Afrika), en de speciale gezanten van de VN-secretaris-generaal Antonio Guterres.
Wanneer de secretaris-generaal uit een westerse natie komt, zou volgens een systeem van geografisch evenwicht de assistent-secretaris-generaal uit een ontwikkelingsland moeten komen, en omgekeerd. Momenteel bekleedt de Nigeriaanse Amina Mohammed de tweede hoogste functie in het VN-Secretariaat, na Guterres, oud-premier van Portugal.
‘Momenteel hebben personeelsleden uit de ontwikkelingslanden minder kans om door te stoten naar de top’, zegt Ian Richards, voorzitter van het coördinerend comité van de internationale vakbonden en personeelsverenigingen binnen de VN (CCISUA). ‘Dat is een onaanvaardbare situatie, die helaas de politieke en financiële invloeden op het systeem weerspiegelt. ‘De organisatie kan niet pretenderen de best presterende kandidaat als criterium te nemen bij de selectie en bij het human resources management, als de nationaliteit een hoofdbekommernis blijkt op hogere niveaus. Guterres moet hierover een open discussie voeren, want anders zullen de alom gepropageerde hervormingen weinig voorstellen.’
De grootste donateurs aan het VN-budget, die aanspraak maken op de topbanen, zijn de Verenigde Naties, China, Japan, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië en Rusland. China (lid van de G77) en Japan worden wel bevoordeeld bij de benoeming van hoge functionarissen bij de VN, maar Azië is veel meer dan China en Japan alleen. India is een van de dichtst bevolkte landen ter wereld. Volgens Jayantha Dhanapala, voormalig ondersecretaris-generaal voor ontwapeningszaken bij het UNODA, is het algemeen bekend dat de VN een proactief beleid voert om Japanners in dienst te nemen door headhunters naar Japan te sturen, en daarmee de grote financiële bijdrage van Japan wordt erkent.
‘Het headhunten moet ook in andere landen gebeuren, om talentvolle mensen te selecteren. De aanwervingsprocedures bij de VN vertonen grote hiaten. Het westen krijgt nog steeds het kruim van de banen. Hoewel er wél vooruitgang is geboekt wat betreft de aanwerving van vrouwen, om onevenwichten uit het verleden weg te werken.’
De schuld van Guterres?
Is het Guterres die aan de basis ligt van die continue ondervertegenwoordiging, of zijn het de ontwikkelingslanden zelf? Volgens Ramesh Takur, voormalig VN-assistent secretaris-generaal en emeritus van de Australische universiteit Crawford School of Public Policy, ligt het aan beide, maar vooral aan de lidstaten zelf.
Hij stelt dat ondervertegenwoordigde naties twee dingen te doen staat. Ten eerste, lobbyen voor hun landgenoten, en ten tweede, lobbyen voor hun continent. Zo zouden de Aziatisch eilanden kunnen eisen dat de rector van de VN-Universiteit steeds een Aziaat moet zijn, omdat dit het enige VN-onderdeel is dat zijn hoofdzetel in Azië heeft. In realiteit is er maar ooit één Aziatische rector geweest, geen enkele Afrikaanse, en waren vier rectoren afkomstig uit de categorie ‘West-Europa en andere staten’.
‘De lidstaten zouden een tweejaarlijks rapport moeten eisen van het Adviserend Comité over Administratieve en Budgettaire Zaken (ACABQ) over de regionale vertegenwoordiging op de hogere functieniveaus. Het feit dat ze deze informatie moeten leveren, zal de secretaris-generaal en het hele VN-stelsel alerter maken wat betreft de ongelijke vertegenwoordiging’, zegt Takur.
Van kwaad naar erger
‘Billijke geografische vertegenwoordiging voor lidstaten in ontwikkeling – zoals vereist door het VN-charter – is er steeds verder op achteruitgegaan de laatste twee decennia, hoewel er perfect gekwalificeerde kandidaten waren,’ stelt Samir Sambar, voormalig assistent-secretaris-generaal van de VN en ooit hoofd van het departement Openbare Informatie.
‘In de huidige, abnormale situatie, leiden twee Britten nu twee afdelingen van het VN-Secretariaat, een Nieuw-Zeelander is hoofd van het VN-Management, en een Portugees staat aan het hoofd van Legal Affairs. Frankrijk leidt al sedert 1996 het Peacekeeping Department en China staat aan het hoofd van Economic/Social Affairs. De Verenigde Staten leiden traditiegetrouw het Departement of Political Affairs, en Rusland leidt het VN-kantoor in Wenen, nadat het eerder het kantoor in Genève leidde.’
In het begin besliste de secretaris-generaal over benoemingen uit belangrijke landen op basis van de verdiensten van de kandidaten. Sambar: ‘Sommige illustere onder-secretarissen-generaal werden benoemd omwille van hun excellente referenties, zonder dat hun nationaliteit enige rol speelde. Zo werd Brian Urquhart aangesteld tot hoofd van de afdeling Vredesoperaties omwille van zijn verdiensten, en niet omwille van zijn Britse nationaliteit. Hetzelfde geldt voor de Fransman Bernard Miyet. Er zijn ook gerenommeerde onder-secretarissen-generaal benoemd uit ontwikkelingslanden: Sergio Vieira de Mello uit Brazilië, Jayantha Dhanapala uit Sri Lanka en Nitin Desai uit India, die tijdens zijn loopbaan voor vijf opeenvolgende secretarissen-generaal werkte. Ook de kabinetschef van Guterres wordt alom gerespecteerd.
Sanbar: ‘VN-secretaris-generaal Dag Hammarskjold inspireert ons nog steeds en hij stelde het zo: “De VN heeft de grootmachten nodig om te overleven, en de kleine machten om te slagen.”‘
Europese bevelhebbers leiden Aziatische en Afrikaanse strijdkrachten
De 53-leden tellende Asia Pacific Group vertegenwoordigt 27 procent van de lidstaten van de VN en meer dan de helft van de wereldbevolking, maar maakt maar 17 procent uit van de VN-functionarissen. Zakenman Mahesh Kumar uit India wees de Administratieve en Budgettaire Afdeling op dit onevenwicht. Hoewel het VN-charter een billijke geografische vertegenwoordiging vooropstelt in zijn human resources management, zijn er dus nog veel uitdagingen op dat vlak. Bij de meest gewilde 3600 functies bij de VN, zijn er 64 lidstaten ondervertegenwoordigd en 50 daarvan zijn ontwikkelingslanden.
Deze cijfers schetsen een grimmig beeld van de huidige ongelijke vertegenwoordiging van de ontwikkelingslanden.
Het aantal ondervertegenwoordigde lidstaten gaat crescendo sedert 2014 en er riskeren nog 60 ontwikkelingslanden, die nu wel goed vertegenwoordigd zijn, mettertijd ook in deze categorie te belanden, volgens Mahesh Kumar.
‘Deze cijfers schetsen een grimmig beeld van de huidige ongelijke vertegenwoordiging van de ontwikkelingslanden. Kumar klaagt dat de regionale onevenwichten vooral op senior functieniveau spelen. Ook bij de Vredesoperaties loert de ongelijkheid om de hoek. Bijna de helft van de bevelhebbers – 6 van de 14 – komen uit de categorie ‘West-Europa en andere staten’. Nochtans zijn momenteel vijf van de landen die de meeste strijdmachten leveren Ethiopië (7597 manschappen), Bangladesh (6624), Rwanda (6528), India (6445) en Nepal (6098).
Van de P-5 landen daarentegen levert China de tiende grootste troepenbijdrage met 2515 strijdkrachten, Frankrijk staat 31ste op de ranglijst met 729 manschappen, Groot-Brittannië staat op de 36ste plaats met 618 strijdkrachten, Rusland op de 69ste plaats met 85 manschappen en de Verenigde Staten op de 77ste plaats met 51 strijdkrachten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier