Freija Bornauw

‘Toekomst textielindustrie? De productie is wel verhuisd, maar de arbeidsvoorwaarden nog niet’

Freija Bornauw Praktijkassistent geschiedenis (KULeuven)

‘Onze economie heeft in het verleden al bewezen dat ze in staat is zichzelf te vernieuwen. Stapje voor stapje kan een eeuwenoude sector transformeren naar een houdbaar hedendaags model’, schrijft Freija Bornauw van de christelijk geïnspireerde denktank Logia. Deze bijdrage maakt deel uit van de zomerreeks De Doordenkers van Knack.be: Loon naar Werken.

Afgelopen lente was het tien jaar geleden dat in Bangladesh het Rana Plaza instortte, een acht verdiepingen tellend gebouw waarin vooral textielfabrieken gehuisd waren. Een grootschalige ramp waarbij meer dan duizend werknemers om het leven kwamen en nog een hoog aantal andere gewond raakten. Deze gebeurtenis heeft ons als consumenten wakker geschud. Wie maakt mijn kleren eigenlijk? En in welke omstandigheden? Tegen welk loon? Een meer kritische blik op de globale kledingindustrie dringt zich op.

In België hebben we het goede voornemen om onze werkomgeving jaar na jaar veiliger en eerlijker te maken, bijvoorbeeld door middel van loonindexeringen. Dat maakt dat België voor bedrijven minder interessant is als productieland.

Toe, mijn eigen vader in de jaren 2000 actief was in de textielindustrie in België, zag hij de verandering gebeuren. De machines uit de Belgische fabriek werden opgekocht en naar India verscheept met de bedoeling daar de productie verder te zetten, omwille van de lagere kosten. Tussen 1980 en 1995 steeg de textielproductie in Azië met 98 procent, terwijl de productie in Europa met 32 procent daalde. De machines zijn dan wel verplaatst, maar de goede arbeidsvoorwaarden is men duidelijk vergeten mee te verhuizen.

Innovatie en competitie nodig op vlak van sociale rechtvaardigheid

Toch heeft er op andere vlakken al een nieuwe wind gewaaid: de e-commerce is alomtegenwoordig geworden, pakjes worden gretig over en weer gestuurd en de paskamer in de winkel raakt meer en meer in onbruik. Mijn nieuwe jas met duurzaamheidslabel, gemaakt in een lagelonenland kan met één klik morgen aan mijn deur geleverd worden door een halfvolle bestelwagen die enkel voor mijn pakje in de gemeente moest zijn. En als de jas niet past, dan stuur ik die gewoon terug en bestel ik een andere maat, om het hele proces te herhalen. De bedrijven maken het mij als klant steeds gemakkelijker, maar op vlak van duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid lijken we minder innovatief en competitief te zijn.

Toch is het niet juist om de volledige schuld op de klant te schuiven. Als consument is het niet evident om uit te zoeken wat verantwoord is om te kopen. Koop je iets ecologisch? Volgens duurzamemodejournalist Sarah Vandoorne liegt 42 procent van de webshops over het label ‘duurzaam’. Koop je iets made in Europe? Naast de hoge aankoopprijs, is er geen bewijs dat het materiaal waarmee het gemaakt is en het transport duurzaam zullen zijn. Dan maar naar de kringwinkel? Misschien leidt dat tot het ontslag van een textielarbeider aan de andere kant van de wereld. Het is werkelijk niet eenvoudig om als consument een geïnformeerde keuze te maken.

Meer en meer vragen wij ons af welke plaats duurzaamheid heeft in deze globale keten. Er zijn vandaag zoveel stakeholders in dit model van mode, van de textielarbeiders in Bangladesh tot de fashion week in Parijs. Die ‘duurzaamheid’ kan niet in een vingerknip in dit systeem ingepast worden, maar vraagt een globale herziening van de hele industrie, met daarbij het nodige respect voor alle stakeholders die vandaag hun brood verdienen aan een model dat wij zelf jarenlang gesteund hebben. Want elk seizoen betekent een nieuwe modetrend, en wie zijn wij om die niet te volgen?

Tekenen van hoop

Paus Franciscus legt de vinger op de wonde in zijn encycliek Fratelli Tutti: “Technologie gaat voortdurend vooruit, maar hoe geweldig zou het zijn als de groei van wetenschappelijke en technologische innovatie gepaard gaat met meer gelijkheid en sociale inclusie.” Helemaal mee eens.

Hoewel verandering met het blote oog niet te zien is, zijn er onderhuids veel spelers die alternatieven willen aanbieden. Zo strijdt de Nederlandse Schone Kleren Campagne al meer dan dertig jaar voor betere werkomstandigheden voor arbeiders in de wereldwijde kledingindustrie. Ook beleidsmakers zitten niet stil: een ‘zorgplicht’ voor bedrijven ligt voor zowel op Europees niveau als binnen ons eigen land. Deze verplichting houdt in dat ondernemingen een mechanisme moeten voorzien om voortdurend de mogelijke schendig van milieurechten, mensenrechten en slechte arbeidsomstandigheden tegen te gaan. Dit is zeker al een stap in de goede richting en Belgische bedrijven blijken zelf ook voorstander te zijn van de maatregel, maar het is ook wel erg gemakkelijk om bedrijven te sanctioneren zonder zelf een nieuw kader te scheppen. Men wil duurzaamheid en eerlijke werkomstandigheden enten op een systeem dat gebouwd is op snelheid, consumptie en concurrentie. Het is een beetje als een nieuw model in een oud keurslijf duwen en klagen dat het resultaat er lelijk uitziet.

Niet de klant, niet de bedrijven en niet de overheid treffen de volledige schuld. Maar door innovatief, open en met respect voor alle stakeholders samen te werken, komen we vast al heel ver. Onze economie heeft in het verleden al bewezen dat ze in staat is zichzelf te vernieuwen. Stapje voor stapje kan een eeuwenoude sector transformeren naar een houdbaar hedendaags model. Waar een wil is, is een weg.

Freija Bornauw heeft geschiedenis en management gestudeerd. Ze werkt als praktijkassistent geschiedenis aan de KULeuven voor de faculteit Letteren.

Partner Content