‘Black Lives Matter, de Amerikaanse beweging die ook in Europa de boel opschudt, heeft in het Verenigd Koninkrijk een stormachtige landing gemaakt’, schrijft Lia Van Bekhoven vanuit Londen. ‘In een land waar, misschien nog wel meer dan elders, de oorsprong van raciale ongelijkheid begraven ligt onder een mistig, romantisch verlangen naar het verleden, is een sluimerende discussie over het Britse wereldrijk en de slavenhandel hard aangekomen.’
Sinds vorige zondag zijn in Engeland twee omstreden standbeelden van hun sokkel gehaald. Het ene zonder goedkeuring van de autoriteiten, het ander mét. Beiden waren aandenken aan heren die hun fortuin verdiend hadden met slavernij. Tientallen andere bronzen, marmeren en stenen afbeeldingen van Britten met een omstreden verleden, zijn hun toekomst niet langer zeker. Als het aan 130 gemeentes ligt, zullen binnenkort veel meer relikwieën van het Britse imperium sneuvelen.
Op de lijst Topple The Racists staan 78 standbeelden van Britten die in het stof moeten bijten. Sommigen zijn vereerd met een monument waarover de dominante emotie vooral verbazing is over het feit dat het zo lang onaangetast is gebleven. Ik moet alvast nog een goeie reden horen voor de vereeuwiging van Edward Colston, een slavenhandelaar uit Bristol uit de 17de eeuw, die 80.000 slaven verscheepte en de dood van 20.000 mensen op zijn geweten had. Vorige week werd het beeld van zijn voetstuk getrokken en in de haven gesmeten om, in gangsterjargon, bij de vissen te gaan slapen.
Maar William Gladstone? De onvermoeibare, 19e-eeuwse staatsman? (Hij was twaalf jaar premier en hield er pas mee op toen hij 84 was.) Ik zit in over de mogelijke ontering van de GOM (Grand Old Man of, voor zijn opponenten, God’s Only Mistake).
Tientallen beelden van Britten met een omstreden verleden, zijn niet langer zeker van hun toekomst.
Niet omdat de Liberaal een held van me is, maar omdat een volksopstand tegen Gladstone gevolgen kan hebben voor een van mijn favoriete aandenken in Londen. Het beeld zelf kun je overslaan. Echt mooie standbeelden zijn in de hoofdstad even zeldzaam als een volle kroeg in het coronatijdperk. Het zit hem, zoals altijd, in de symboliek.
Het opvallendste aan het beeld van de regeringsleider in de Oost-Londense wijk Bow, zijn diens rode handen. En dat rood zit er niet toevallig. De legende over Gladstones palmen is even opmerkelijk als de grote man zelf.
Het standbeeld van Gladstone was het initiatief van Theodore Bryant, eigenaar van de zwavelfabriek Bryant & May waar in de negentiende eeuw de beroemde gele lucifersdoosjes geproduceerd werden. Bryant was geen fan van Gladstone. Maar dat veranderde toen de premier de dreigende zwavelbelasting introk. Uit dankbaarheid voor het schrappen van de heffing besloot Bryant de politieke leider in brons te vereeuwigen.
We spreken 1882. Het standbeeld is klaar. De fabriekseigenaar staat erop dat zijn werknemers bij de inhuldigingsceremonie aanwezig zijn. De meisjes (‘geboren in de sloppen, tewerk gesteld als kinderen, ondermaats want ondervoed, onderdrukt want machteloos, aan de kant geschoven als ze kapot gewerkt zijn’, volgens de activiste Annie Besant) zijn niet enthousiast. Er zijn geruchten dat Bryant het standbeeld bekostigd heeft door een shilling in te houden op hun loon. Het gerucht bevat geen schijn van waarheid, maar tegen de tijd van de onthulling heeft het een vlucht genomen en is een eigen leven gaan leiden. De fabrieksmeisjes zouden met stenen en keien in hun schortzakken de ceremonie hebben bijgewoond. Volgens een verslag uit die tijd ‘schreeuwden en gilden’ ze na afloop van de ceremonie: ‘Wij hebben hiervoor betaald (…) En een afgrijselijk verhaal deed de ronde dat sommigen in hun armen sneden en het bloed op het marmer lieten druppelen, betaald naar waarheid met hun eigen bloed’. Sindsdien hebben onbekenden de handen van Gladstone rood geverfd.
Tientallen beelden van Britten met een omstreden verleden, zijn niet langer zeker van hun toekomst.
De zwavelfabriek zou een paar jaar later pas goed in opspraak komen. In 1888 leggen arbeiders het werk neer om betere voorwaarden af te dwingen. De ‘staking van de lucifersmeisjes’ is een prominent hoofdstuk in de geschiedenisboeken van de Britse arbeidersbeweging. Het protest zal gevolgen hebben tot ver buiten Bow.
In 1988, honderd jaar later, zijn er plannen de staking gepast te herdenken. De zwavelfabriek is verbouwd tot luxe-appartementen, maar het standbeeld van de Liberale leider staat er nog. De gemeente besluit het een goeie beurt te geven. Maar iedere keer als een ambtelijke dienaar naar het pleintje voor Bow Church gestuurd wordt om Gladstones handen te wassen, wordt er overheen geverfd. Op den duur geeft de overheid het op.
Het beeld van Gladstone heeft dan al lang een andere lading gekregen. Het is de man voor wie het bedoeld is ontstegen. Het is een aandenken geworden aan, in de woorden van een lokale geschiedkundige, ‘een fabrieksdirecteur die zijn zak opentrekt voor een groots, bronzen monument in de verwachting dat overwerkte, onderbetaalde meisjes, kokhalzend van de witte fosfor, dankbaar dit eerbetoon erkennen’.
Bryants initiatief resoneert anno 2020 omdat het onbedoeld sociale ongelijkheid en verzet voor betere rechten is gaan symboliseren. Of het oorspronkelijke verhaal waar is, of Bryant op lonen inkortte teneinde het monument te bekostigen, maakt niet uit. Het standbeeld is een ode aan gebeurtenissen die niet vastliggen, niet onaantastbaar zijn, maar een almaar veranderend gespreksonderwerp. Wat misschien wel de beste definitie van geschiedenis is.
Bij mijn weten werd overigens vlak voor de Londense Olympische Spelen van 2012 een laatste poging gedaan Gladstones palmen schoon te borstelen. De volgende ochtend waren ze weer rood.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier