Syrische oorlogsmisdadigers lopen rond in België: 23 zaken, 0 arrestaties
In België wonen ettelijke Syrische oorlogsmisdadigers. Justitie heeft niet de middelen om ze op te sporen. Dus doet amateurspeurder Iyas Kaadouni het maar zelf.
Hij was kok, tot hij zijn werkterrein uitbreidde. Sinds zijn aankomst in België in 2013 bouwde Iyas Kaadouni (40) een groot netwerk op in de Syrische gemeenschap, en ontwikkelde hij zich tot amateurspeurder. Landgenoten die denken dat er een oorlogsmisdadiger in België zit, nemen met hem contact op. Uren doorploegt hij dan het internet, op zoek naar foto’s en filmpjes die bewijs kunnen opleveren.
Er wonen inmiddels 25.000 Syriërs in België. Onder hen zijn er ook oorlogsmisdadigers. Het federaal parket heeft niet de capaciteit om actief naar hen op zoek te gaan en leunt op slachtoffers en ngo’s om zaken samen te stellen. Maar er zijn geen Belgische ngo’s die zich bezighouden met het verzamelen van bewijs voor oorlogsmisdaden die door Syriërs zijn gepleegd. En zo is Kaadouni, in zijn witte polo, net getrimd baardje met een warme lach, het onofficiële boegbeeld.
Kaadouni coördineert zijn zoektocht vanuit een wit huis met blauwe kozijnen in Gent. Hij werkt samen met een los verband van ongeveer twintig mensen. Hij is ervan overtuigd dat er een groot aantal Syrische oorlogsmisdadigers in België rondloopt. ‘Er zijn echt veel mensen hiernaartoe gekomen met een zwaar dossier’, zegt hij. ‘Mensen die in Syrië voor de inlichtingendienst werkten, of gemarteld hebben. Maar het probleem is bewijzen te vinden dat ze iets hebben gedaan. Veel daders hebben gezien wat er de afgelopen jaren in Duitsland en Nederland is gebeurd en verwijderen alles van sociale media. Dat maakt het moeilijk om hun schuld aan te tonen.’
In Duitsland werd vorig jaar voor het eerst een kolonel van de Syrische inlichtingendiensten veroordeeld voor misdaden tegen de mensheid. Hij stond aan het hoofd van een gevangenis waar mensen op grote schaal werden gefolterd en vermoord.
Het gerecht heeft weinig interesse om Syrische oorlogsmisdadigers te vervolgen.
Brigitte Herremans, onderzoeker aan de UGent
En in Nederland begon vorig jaar augustus de eerste zaak tegen een mogelijke dader van het regime van Bashar al-Assad. De inhoudelijke behandeling volgt later dit jaar. Volgens het Openbaar Ministerie was de man lid van de regeringsgezinde Liwa al-Quds-militie en was hij aanwezig bij de arrestatie van minstens twee burgers. Hij wordt ervan beschuldigd medeplichtig te zijn aan hun latere foltering door de inlichtingendienst van de Syrische luchtmacht.
In België moet de eerste arrestatie van een aanhanger van het Syrische regime nog plaatsvinden. In totaal lopen er 23 zaken tegen voormalige aanhangers van het Assad-regime, volgens een magistraat van het federaal parket, die anoniem wil blijven. Een ‘minderheid’ daarvan is in handen van een onderzoeksrechter, ‘omdat we bijvoorbeeld een huiszoeking moeten vragen’. Er lopen meer daders rond, geeft hij toe. ‘Er zijn zeker meer mensen die voor het Assad-regime hebben gewerkt, maar een cijfer heb ik niet.’
Genocidewet
Een van de redenen dat er weinig zaken zijn, is de beperkte universele jurisdictie die nu in België geldt. Een dader moet in België wonen of het slachtoffer moet ten tijde van het plegen van het misdrijf de Belgische nationaliteit of vluchtelingenstatus hebben. ‘Dat is heel beperkend voor de slachtoffers’, geeft de magistraat, die de zaken van het internationaal recht in portefeuille heeft, toe. ‘Vóór 2003 was het een open deur, toen kon iedereen hier in België een klacht indienen.’
Onder de genocidewet uit 1993 werd het mogelijk om oorlogsmisdadigers uit de hele wereld in België te vervolgen. Dat leidde tot een stortvloed aan claims tegen daders van de genocide in Rwanda, maar ook tegen de Israëlische premier Ariel Sharon en de Amerikaanse president George W. Bush. Dat bracht België in een politiek lastig parket, zegt Brigitte Herremans, onderzoeker aan de Universiteit Gent en gespecialiseerd in Syrië. ‘België vond dat diplomatiek niet zo interessant en heeft in 2003 de genocide-wet afgevoerd en daarmee eigenlijk ook universele jurisdictie als wet afgeschaft.’
De capaciteit voor de vervolging van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid ging daarop drastisch omlaag, aldus Herremans. ‘Wat betreft Syrië moet het initiatief nu komen van de slachtoffers. Dat is voor mij de voornaamste beperking’, zegt ze. ‘Het Belgische gerecht heeft weinig middelen en weinig interesse om de vervolging van oorlogsmisdaden in Syrië serieus aan te pakken.’ Naast het gebrek aan universele jurisdictie ziet ze ook een tekort aan speurders, met name Arabischsprekende speurders, wat bewijsvergaring moeilijk maakt. En, zegt ze, er wordt te veel gefocust op de daders van de Islamitische Staat, in plaats van op die van het Assad-regime.
Als België wel rechtsmacht heeft in een zaak, is de bewijsvergaring de volgende uitdaging. Daarbij zijn getuigen cruciaal, maar in veel Syriëzaken zijn slachtoffers en getuigen bang. De meesten zijn als de dood voor de politie – in Syrië is die synoniem met corruptie en gevaar. ‘Mensen hebben geen probleem om met ons te praten, maar zodra het officieel wordt, klappen ze dicht’, zegt Kaadouni. Behalve angst voor de autoriteiten is er ook angst voor represailles door handlangers van het Syrische regime, in België of elders. Vaak worden slachtoffers of getuigen aangemaand door hun familie om hun mond te houden. Zeker als er nog familie in Syrië is, kan er veel druk worden uitgeoefend, uit angst voor de lange arm van Assad. ‘Ze denken, wat kan België doen? Ze hebben er geen vertrouwen in dat de regering hen kan beschermen.’
Vertrouwen opbouwen
Het federaal parket erkent het probleem. ‘Het is natuurlijk een uitdaging voor ons’, zegt de federale magistraat. De Belgische wet voorziet niet speciaal in de bescherming van getuigen. ‘Voor enkele zaken weten we dat getuigen veel te vertellen hebben, maar ze durven niet altijd.’
Om vertrouwen op te bouwen zijn de autoriteiten aangewezen op ngo’s. Politie en gerecht praten niet met Syriërs. Het maatschappelijk middenveld is cruciaal om een rechtszaak voor te bereiden. ‘Dat is een bepalende factor: de aanwezigheid van nationale ngo’s die actief samenwerken met Syrische ngo’s’, zegt Midden-Oostenexperte Herremans. In Duitsland, bijvoorbeeld, zorgden een Syrische en een Duitse ngo samen dat er rechtszaken werden voorbereid. Ook in Frankrijk zijn er ngo’s actief op dat gebied. ‘Dat is het grote manco hier in België. De interesse van ngo’s daarvoor is nihil’, zegt Herremans. Dat maakt het voor slachtoffers onduidelijk waar ze zich kunnen melden.
Hoe zou je in deze kwestie toch beweging kunnen krijgen? In principe kunnen de restricties van de wetgeving op universele jurisdictie in de rechtbank worden aangevochten, door ‘strategisch te procederen’. Zo kun je een systeemverandering teweegbrengen. Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk de Amerikaanse zaak Brown v. Board of Education, waarbij Amerikaanse rechters in 1954 oordeelden dat de segregatie van scholen tegen de Grondwet inging. In Frankrijk wonnen slachtoffers van het Assad-regime vorige maand een zaak bij het Franse Hof van Cassatie. Dat oordeelde dat de Franse wetgeving breder zou moeten worden geïnterpreteerd om het mogelijk te maken daders van oorlogsmisdaden die in het buitenland zijn gepleegd in Frankrijk te vervolgen. Maar vanuit partijen die strategisch procederen in België is er – alweer – geen interesse in Syrië, zegt Herremans.
De Belgische autoriteiten kennen de context niet genoeg, en ze missen contacten in de Syrische gemeenschap.
Mensenrechtenadvocaat Anwar al-Bunni
Zeven speurders
Daarbij speelt er een capaciteitsprobleem bij politie en justitie. Er is geen onafhankelijke eenheid die oorlogsmisdaden onderzoekt en probeert te vervolgen, zoals in Nederland en Duitsland. Onderzoeksafdeling 7 in Brussel houdt zich bezig met humanitair recht. Er zijn ‘enkele speurders die bezig zijn met Syriëzaken, maar niet exclusief’, aldus de magistraat van het parket. ‘Als ik aan de Nederlandse situatie denk, word ik een beetje wanhopig. Daar hebben ze meer dan veertig speurders, hier in België hebben we er zeven. Ik denk dat we min of meer hetzelfde aantal zaken hebben als in Nederland, maar met zeven speurders is dat absoluut onmogelijk.’
De aandacht ging de afgelopen jaren vooral naar terrorisme, en nu steeds meer naar drugszaken vanwege de grootschalige cocaïnehandel in de haven van Antwerpen, zegt een andere magistraat. ‘Hier op het federaal parket is er een beperkt aantal magistraten. Ook op politieniveau heb je een beperkt aantal mensen. We moeten er niet flauw over doen: dan moeten er keuzes worden gemaakt.’
Dat betekent dat er voornamelijk reactief in plaats van proactief wordt gewerkt. De autoriteiten praten zoals gezegd niet zelf met de Syrische gemeenschap om zaken te vinden. Vluchtelingen vinden dat vreemd. ‘Als het Belgische parket zaken wil opvolgen, zou het Syrische activisten moeten benaderen. Maar ik ben nog nooit door de Belgische politie gebeld’, zegt Artino, een van de Syriërs met wie Kaadouni samenwerkt. Uit angst voor de veiligheid van zijn familie in Syrië gebruikt hij een pseudoniem. Ooit was hij oorlogsfotograaf, nu werkt hij als communicatieadviseur voor ngo’s. Terwijl hij praat, wrijft hij met zijn hand over de plek op zijn schedel waar hij ooit geraakt werd door een scherpschutter in Syrië. ‘In België werken er maar enkele activisten op dit dossier. De media kunnen ons vinden, waarom de politie dan niet?’
Alleen al in één Belgische stad verdenkt Artino tussen de vier en tien mensen van betrokkenheid bij oorlogsmisdaden. Volgens tipgevers waren ze aangesloten bij milities van het Assad-regime. Hij doorzocht hun sociale media op zoek naar een foto met een wapen, of ander mogelijk bewijs. ‘Ik weet niet waar ik ermee naartoe moet. Ik kan niet naar een gewoon politiebureau met deze informatie.’
Ook Artino merkt dat bewijzen vinden steeds lastiger wordt. ‘Een paar jaar geleden waren mensen niet zo voorzichtig, alles stond op sociale media. Maar nu creëren ze een nieuw profiel, maken ze een nieuwe identiteit. Dus tenzij we een getuige hebben die weet dat iemand verantwoordelijk was voor martelingen, of bij een bepaalde controlepost actief was, is er geen bewijs. Dat is echt een probleem.’
Bovendien zeggen foto’s niet altijd evenveel, waarschuwt Diab Serrih, voorzitter van de Association of Detainees and The Missing in Sednaya Prison. Hij geeft in samenwerking met een Amerikaanse ngo workshops om Syriërs in Europa uit te leggen wat het verschil is tussen crimineel gedrag en niet-strafbare feiten. ‘Steun betuigen voor Assad, bijvoorbeeld op Facebook, is niet strafbaar. Iemand moet gevochten hebben’, legt hij uit. En ook daarin zit nuance. ‘Dat iemand gewapend was, wil nog niet zeggen dat hij oorlogsmisdaden heeft gepleegd’, zegt hij. ‘Vaak denken mensen dat ze iemand te pakken hebben maar was het gewoon een soldaat. Iedereen in Syrië moet in dienst.’
Terrorismezaken
Zorgen dat het bewijs voldoet aan de wettelijke vereisten voor een rechtszaak behoort tot de taken van het Syrian Centre for Legal Studies van de Syrische mensenrechtenadvocaat Anwar al-Bunni in Berlijn. Zijn ngo speelde een sleutelrol in de Duitse zaak. Al-Bunni heeft contact met justitie in heel Europa, ook met het parket in België. ‘Het gaat langzaam, maar het gaat de goede kant op’, zegt Al-Bunni per telefoon over de Belgische stappen. Volgende maand komt hij weer naar Brussel. Hij hoopt op een arrestatie van een Assad-handlanger voor het einde van het jaar. Een tweede zaak waar hij aan werkt in België staat nu even in de pauzestand, omdat getuigen onder druk gezet werden door hun familie om te zwijgen. ‘Ze hebben zich teruggetrokken. Hopelijk kan ik ze toch nog overtuigen om met hun verhaal naar buiten te komen.’
Al-Bunni loopt ook elders in Europa tegen dat probleem aan. Terwijl juist die getuigen zo cruciaal zijn in zaken tegen het Assad-regime. ‘Om een misdaad die gepleegd is in Syrië te bewijzen, heb je onze medewerking nodig. De Belgische autoriteiten kennen de context niet genoeg, en ze missen contacten in de Syrische gemeenschap’, zegt hij. ‘Ze kunnen getuigen horen, maar niet een zaak bouwen zoals wij.’ Zaken tegen leden van oppositiegroepen zoals Ahrar al Sham of Islamitische Staat kan het federaal parket wel zelf aan, aldus Al-Bunni. Alleen lidmaatschap daarvan is al genoeg voor een vervolging als lid van een terroristische organisatie. ‘Aan een foto heb je genoeg bewijs.’
Het parket zegt dat het honderden rechtszaken heeft gevoerd rond terrorisme. Een van de redenen is dat de bewijsvergaring sneller rondkomt, zegt de federale magistraat die verantwoordelijk is voor terrorisme. ‘Wij hadden heel wat informatie over mensen die in België verbleven. Je krijgt makkelijker zicht op zulke dossiers dan op mensen die in het verleden in Syrië of Irak verantwoordelijk waren voor oorlogsmisdaden.’
Naast ngo’s is de pers een belangrijke bron van informatie, bevestigt het parket. Zo berichtte De Morgen in 2020 over Hossin A., die lid zou zijn van een beruchte militie in de Syrische stad Salamiyah. Hij zou onder andere verantwoordelijk zijn geweest voor controleposten, mee hebben gedaan aan de gewelddadige arrestatie van demonstranten en ontvoeringen voor losgeld hebben georganiseerd. Ook een ander lid van de militie zou in België wonen. Het federaal parket kan niet zeggen of er een vooronderzoek tegen Hossin A. loopt.
Geen recht op asiel
Eigenlijk zouden vermeende oorlogsmisdadigers België niet binnen moeten kunnen komen. Oorlogsmisdadigers hebben geen recht op asiel, volgens artikel 1F van het VN-Vluchtelingenverdrag mogen ze worden geweigerd. Het Commissariaat voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) doet daar onderzoek naar voordat een asielaanvraag wordt ingewilligd. Sinds 2013 zijn er 27 Syrische asielaanvragen afgewezen onder 1F, waarbij naast misdaden tegen de mensheid ook andere bijzondere ernstige misdrijven vallen, aldus woordvoerder Olivier Brasseur. De bewijslast voor uitsluiting onder 1F ligt bij het CGVS. Op hoe die onderzoeken uitgevoerd worden kan de woordvoerder ‘niet te diep ingaan’. De procedure bestaat sowieso uit een interview door een specialist, die een beroep kan doen op de interne onderzoeksdienst, Cedoca. Ook nadat iemand de vluchtelingenstatus heeft gekregen, kan die nog worden ingetrokken op basis van 1F. Zo vroeg staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor (CD&V) in maart aan het CGVS om de vluchtelingenstatus te herbekijken van een Syrische man die werd gearresteerd op verdenking van oorlogsmisdaden. Hij zou lid zijn geweest van de IS.
Mensen zijn bang dat ook in Europa de banden met het Assad-regime worden genormaliseerd.
De laatste jaren heeft het CGVS de vluchtelingenstatus van vier Syriërs ingetrokken op basis van oorlogsmisdrijven, aldus Brasseur. Zo’n uitsluiting staat los van een mogelijke gerechtelijke vervolging, maar het federaal parket wordt wel geïnformeerd.
Maar iemand als Hossin A. kwam via gezinshereniging naar België. Die verzoeken worden behandeld door de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). Die wisselt relevante informatie uit met de nationale en lokale veiligheids- en inlichtingendiensten, aldus woordvoerder Paulien Blondeel. ‘Syriërs behoren tot de gescreende populaties, waarvan elk dossier wordt voorgelegd aan de Staatsveiligheid (VSSE).’ Als die op de hoogte is van een oorlogsmisdrijf kan een verblijfsvergunning geweigerd worden. Zodra iemand een legaal verblijf in België verkregen heeft, ligt de bal bij justitie. Dat moet bewijzen dat iemand een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Pas dan kan de DVZ het verblijfsrecht beëindigen.
Iyas Kaadouni onderzoekt ook een Syrische man die via gezinshereniging naar België kwam. ‘Hij kwam gewoon met het vliegtuig’, zegt hij bitter. ‘Terwijl echte vluchtelingen een gevaarlijke tocht met de boot moesten maken.’ De man werkte in Syrië bij een afdeling van de inlichtingendienst die berucht is vanwege de bruutheid van haar detentiecentrum. ‘Niet iedereen kan daar werken’, zegt Kaadouni, verwijzend naar de martelingen die er plaatsvinden. Hij denkt genoeg bewijs te hebben verzameld voor een rechtszaak. Maar wederom zijn de getuigen bang. ‘Zijn familie is heel sterk in Syrië en de veiligheidsdiensten in Syrië kunnen hun familie wat aandoen.’
Weinig hoop
De veranderende politieke situatie helpt niet mee. De afgelopen maanden is er een grootscheepse normalisering aan de gang van het Assad-regime, met name in de Arabische wereld. De Syrische dictator werd in mei na twaalf jaar opnieuw verwelkomd bij de Arabische Liga. Mensen zijn bang dat ook in Europa de banden met het Assad-regime zullen worden genormaliseerd, zegt Kaadouni. ‘Ze zijn bang om iets te zeggen omdat ze vrezen dat ze naar Syrië terug moeten. Er zal niets veranderen als we wel iets zeggen, denken ze. De mensen hebben niet veel hoop en ze geloven steeds minder in mensenrechten’, zegt hij teleurgesteld. Daarom blijft hij speuren. ‘Hier in Europa kunnen we iets veranderen. We kúnnen die mensen die het leven van Syriërs zo zwaar gemaakt hebben voor een rechtbank krijgen.’