Syrische kinderarts Amani Ballour: ‘Ooit wil ik op een proces getuigen tegen Assad’
Zes jaar lang opereerde de jonge kinderarts Amani Ballour in een ondergronds ziekenhuis in Al Ghouta, de langst belegerde stad van Syrië. Tot ze vluchten moest. Vandaag koestert ze de hoop dat president Assad ooit berecht wordt. ‘Ik zal de moeder nooit vergeten die achter de brancard van haar zoon aanliep, met een deel van zijn hersens in haar handen.’
De documentaire The Cave, die werd genomineerd voor een Oscar, pakt je van begin tot eind bij de strot. De beelden die in het geheime ziekenhuis werden opgenomen, laten alle gruwelen van de oorlog zien: angst, bloed, paniek, naar adem happende slachtoffers van een gifgasaanval, raketinslagen, schreeuwende kinderen. Spil van het verhaal is dokter Amani Ballour, die dag en nacht met haar collega’s in touw is om de eindeloze stroom slachtoffers op te vangen.
De Syrische regisseur Feras Fayyad, bekend van zijn film Last Men in Aleppo uit 2017, maakte de film met materiaal van cameramannen ter plaatse. Hij woont in Denemarken en kon Al Ghouta onmogelijk zelf binnen door de belegering van Assads troepen. De lokale cameramannen filmden het dagelijkse leven in het ziekenhuis van 2016 tot 2018. Het beeldmateriaal werd Syrië uitgesmokkeld en kwam uiteindelijk in Denemarken terecht.
Als ik faalde, zou dat een blamage zijn voor alle Syrische vrouwen. Dat wilde ik koste wat het kost voorkomen.
The Cave gaat niet alleen over oorlog. Fayyad toont ook hoe dokter Amani, zoals ze door iedereen werd genoemd, haar eigen feministische strijd voert in een door mannen gedomineerde maatschappij.
Amani Ballour (32) groeide op in Al Ghouta en koos een andere weg dan haar zussen, die trouwden en een gezin stichtten. Ze wilde studeren voor werktuigbouwkundig ingenieur maar dat mocht niet van haar vader omdat het een ‘mannenrichting’ was. Als ze dan toch wilde studeren, zou ze beter voor leerkracht of kinderarts gaan, klonk het. Ballour koos voor het laatste. Ze liep stage in een ziekenhuis in Damascus toen in 2011 de revolutie begon en ze getuige was van de arrestaties van vrienden die deelnamen aan de betogingen. Een jaar later studeerde ze in het door de regering gecontroleerde ziekenhuis af, maar als ze naar huis ging, hielp ze de gewonde burgers in Oost-Ghouta. Het rebellengebied was vanaf 2012 doelwit van constante aanvallen door het Syrische leger. Toen het steeds gevaarlijker werd om vanuit de rebellenregio heen en weer naar Damascus te gaan, besloot ze zich voltijds in Al Ghouta nuttig te maken. De 400.000 bewoners die niet op de vlucht waren geslagen, zaten als ratten in de val, terwijl de gevechtsvliegtuigen van Assad en later ook van Rusland dagelijks over het gebied raasden. Het ziekenhuis waar Ballour werkte, had een grote ondergrondse verdieping die al snel als opslagplaats werd gebruikt door verschillende andere medische centra die werden gebombardeerd. Zo ontstond ‘De Grot’: een uitgebreid netwerk van tunnels, ondergrondse operatiekamers en een eigen kerkhof omdat de doden niet naar buiten konden worden gebracht vanwege de beschietingen. Amani bleef er werken tot het Syrische leger in 2018 het rebellengebied heroverde. Ze woont momenteel in het zuiden van Turkije.
‘Het belangrijkste aan die Ocarnominatie’, vertelt Ballour aan de telefoon, ‘is dat de film de problemen in Syrië weer onder de internationale aandacht brengt. We moeten niet wegkijken, zeg ik altijd.’
Door de hevige bombardementen en beschietingen in de rebellenregio liep het aantal gewonden in hoog tempo op. Het ziekenhuis bleek al gauw te klein om iedereen op te kunnen vangen. Ballour en haar collega, een ervaren arts, moesten uitbreiden en er vooral voor zorgen dat ze genoeg medische apparatuur behielden.
‘De andere ziekenhuizen sloten een voor een hun deuren’, vertelt Ballour. ‘We stonden dus voor een gigantische taak. Iemand moest de leiding nemen om de uitbreiding te realiseren en de boel draaiende te houden. Toen ik zei dat ik dat wel wilde doen, kreeg ik heel wat tegenstand. Ziekenhuismanager was een mannenjob, vonden mijn collega’s. Een vrouw had daar niet de capaciteiten voor, klonk het botweg. Maar het sterkte me juist in mijn motivatie. Dit was de kans om te bewijzen dat een vrouw even goed geschikt is voor deze job. Bovendien was het oorlog, we hadden iedere helpende hand nodig. Dat zagen mijn collega’s gelukkig ook in. Ik heb zes jaar de leiding over het ziekenhuis gehad, was manager en arts tegelijk. Van begin tot einde voelde ik de druk om me te bewijzen. Als ik faalde, zou dat een blamage zijn voor alle Syrische vrouwen. Dat wilde ik koste wat het kost voorkomen.’
Chemische aanval
Ballour is 26 als ze de leiding krijgt over het ziekenhuispersoneel. Ze is de eerste vrouwelijke ziekenhuismanager van Syrië. Maar veel tijd om daar bij stil te staan, is er niet. De gewonden blijven binnenstromen, de jonge dokter maakt dagen van meer dan 24 uur: ‘Ik ging een uur slapen en begon weer. Als kinderarts heb ik duizenden kinderen behandeld. Een aantal van hen zal ik nooit vergeten. Zoals Mahmoud van vijf jaar. Zijn hand was eraf geblazen, hij was in shock en had dorst, zei hij. Ik gaf hem een beker water en wilde die weer afnemen toen ik zag dat hij de beker niet kon vasthouden. Waarop hij schreeuwde dat ik zijn hand van hem had afgepakt en dat hij die terug wilde… Ik zal ook de moeder nooit vergeten die achter de brancard van haar zoon liep, met een deel van zijn hersens in haar handen. Ze dacht dat hij zou blijven leven als we ze weer in zijn hoofd konden plaatsen.’
In 2013 wordt Oost-Ghouta wereldnieuws door de chemische aanval met sarin, een van de gevaarlijkste zenuwgassen. Er vallen meer dan 1400 doden.
‘Het was kort na middernacht, ik lag thuis te slapen, mijn woning grensde aan het ziekenhuis. Ik werd wakker door lawaai en dacht dat er weer een luchtaanval was geweest. Snel kleedde ik me aan en rende naar buiten. Wat ik zag, tartte alle verbeelding. Op het plein voor het ziekenhuis lag het vol mensen. Sommigen dood, anderen zag ik naar adem happen, met schuim op de mond, hun lippen waren blauw. Het was heel, heel schokkend. Onder hen waren veel kinderen. Ik dacht dat ik droomde toen ik het ziekenhuis binnenging en langs al die mensen stapte. Binnen lagen nog veel meer slachtoffers. Sommige collega’s stortten in, ze wisten zich geen raad. Als dokter maak je normaal gesproken altijd een balans op van de gewonden: degenen met zware hersenschade overleven het meestal niet, botbreuken kunnen wachten, wonden in de borst en de buik moeten snel behandeld worden. Maar dit waren allemáál urgente gevallen, merendeels kinderen. Hun kleine longen hadden het zwaar te verduren door het zenuwgas. Ze waren allemaal aan het stikken, konden elk moment doodgaan. Ik keek om me heen en zag hónderden stervende mensen. Ik had maar één zuurstofmasker, een paar flessen zuurstof en enkele ampullen met atropine, een tegengif, al wisten we nog niet met welk chemisch middel we te maken hadden. Ik moest kiezen wie ik eerst zou helpen en voelde me daar heel schuldig over. Je beseft dat wanneer je de ene verzorgt, de andere doodgaat.’
Ballour werkte dagen achter elkaar door. Ze had geen besef meer van dag of nacht. Omdat er zo weinig middelen voorhanden waren, haalden veel mensen het niet.
Evacuatie naar Idlib
Te midden van de oorlogswaanzin ontwikkelt Ballour zich van jonge, onervaren kinderarts tot een vrouw die onvermoeibaar door blijft gaan met haar werk: het redden van zo veel mogelijk levens. De media beschrijven Al Ghouta als ‘de hel op aarde’.
‘Ik was altijd bang, zoals iedereen. Bang en gestresseerd. Het ziekenhuis was meer dan alleen een plek voor gewonden. De mensen kwamen er ook schuilen als ze nergens anders heen konden, ze vroegen om eten, om onderdak, om een troostende schouder. Ik voelde me verantwoordelijk voor alles en iedereen. Maar het was ook goed dat ik het zo druk had, ik had weinig tijd om na te denken.’
Regisseur Fayyad toont ook de momenten waarop het te veel wordt voor Ballour. Als een moeder haar vraagt om haar zwaargewonde zoon te doden zodat hij niet langer hoeft te lijden, stort de kinderarts in. ‘Ik moet mensen niet doden, het is mijn taak om levens te rédden.’
Intussen dringen de Syrische troepen en hun bondgenoten het gebied verder binnen. In 2018 vindt er een nieuwe chemische aanval plaats, dit keer met chloorgas. Ondanks het staakt-het-vuren dat werd overeengekomen, blijft het Syrische leger de rebellenenclave bestoken. Uiteindelijk wordt een akkoord gesloten met de Russen om de overgebleven bewoners van Al Ghouta te evacueren naar het oppositiegebied Idlib. Het is het moment dat Ballour niet anders kan dan ook te vertrekken.
‘Het was het zwaarste moment van mijn leven. Na al die jaren moest ik mijn levenswerk achter me laten. Ik wilde niet weggaan, maar blijven was onmogelijk. Assad zei wel dat dokters geen gevaar liepen, maar niemand geloofde hem.’
Ballour en haar collega’s stappen in de bus, samen met duizenden anderen. In Idlib wil ze opnieuw gaan helpen in een kleine kliniek maar als ze de kinderafdeling binnengaat, wordt ze plots overmand door emoties. ‘Ik begon te huilen en kon niet meer stoppen.’
Ze reist door naar Turkije en trouwt met Hamza, een arts en activist die ze kent van de vele online gesprekken toen ze in Al Ghouta werkte en hij haar vroeg om informatie over de situatie.
Koning Boudewijnstichting
Ver weg van de oorlog, in de rust van haar appartement in Turkije, wordt Ballour geconfronteerd met een stortvloed aan herinneringen en beelden van huilende kinderen met afgerukte ledematen. ‘In Syrië had ik alleen maar gewerkt, er was nooit tijd voor reflectie. Nu ik plots niets meer omhanden had, kwam het allemaal op me af. Ik was zwaar getraumatiseerd, kon niet slapen en als ik sliep, had ik nachtmerries. Ik huilde, was bang in mijn eigen huis.’
Ballour beseft dat ze het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) heeft, maar ze laat het er niet bij. In het gezelschap van haar man en een goede vriend die in de buurt woont, vindt ze de steun en afleiding die ze nodig heeft. Inmiddels gaat het beter, klinkt het opgewekt aan de telefoon. ‘Ik weet nog niet of ik in Turkije blijf. Mijn man en ik hopen ooit naar Canada te gaan. Aan de andere kant kan ik het niet over mijn hart krijgen om zo ver weg te gaan van Syrië. Ik heb een kleine ngo opgericht, met steun van de Belgische Koning Boudewijnstichting. We helpen vrouwen en kinderen in conflictgebieden, via onderwijs proberen we ze zelfstandiger en sterker te maken. Blijkbaar worden vrouwen en meisjes in Syrië toch geïnspireerd door mijn verhaal, ik krijg heel wat mails waarin ze zeggen dat ik een voorbeeld ben en dat ze ook dokter willen worden.’
Het is nodig want het gaat momenteel weer heel slecht in Idlib, verzucht Ballour. ‘Duizenden mensen worden verjaagd, het regime blijft doorgaan met bombarderen. Ik wéét dat het gebeurt, ik heb het al die jaren zelf gezien. Assad liegt als hij ontkent dat hij chemische wapens heeft gebruikt. Ik was erbij, het was echt. Ooit hoop ik te kunnen getuigen in een proces tegen Assad, ik zie het als mijn plicht. Al besef ik dat dit waarschijnlijk nooit zal gebeuren, hij zit tenslotte nog altijd stevig in het zadel. Maar als hij ooit vertrekt, keer ik meteen naar Syrië terug. Mijn hart en ziel liggen daar, bij mijn familie en bij het ziekenhuis in Al Ghouta.’
‘Assad liegt als hij ontkent dat hij chemische wapens heeft gebruikt. Ik was erbij, het was echt.’
Amani Ballour
– 1987: geboren in Karf Batna, bij Damascus
– 2011: studeert af als kinderarts in Damascus
– 2012: werkt als arts en manager in De Grot in Oost-Ghouta
– 2018: vlucht naar Turkije
– 2018: trouwt met de Syrische arts en activist Hamza
– 2020: de documentaire The Cave wordt genomineerd voor een Oscar
– 2020: ontvangt de Europese Raoul Wallenbergprijs voor haar werk in De Grot
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier