Brigitte Herremans

‘Syrië na Assad: een lange weg naar rechtvaardigheid’

Brigitte Herremans Postdoctoraal onderzoeker UGent en gastdocent UAntwerpen

‘Met de omverwerping van Assad, is bij veel Syrische burgers de hoop gewekt dat ze hun vermiste familieleden of vrienden zullen terugvinden. Maar bij vele mensen maakte de euforie snel plaats voor vertwijfeling of wanhoop’, schrijft Brigitte Herremans.

In 2011 gingen Syriërs massaal de straat op om vrijheid en basisrechten op te eisen. Het Assad-regime smoorde de vreedzame protesten van meet af aan in de kiem met extreem geweld en bestempelde de betogers als radicale islamisten. Assad stuurde bewust aan op de transformatie van de opstand in een burgeroorlog en verwelkomde de komst van ISIS, objectief gezien een bondgenoot in zijn vernietiging van het verlangen naar vrijheid. Ondanks de jaren van extreem geweld weigerden veel Syriërs het juk van onderdrukking en bleven ze strijden voor rechtvaardigheid. Door de afnemende internationale aandacht en de gangbare, maar foutieve lezing van het conflict als een strijd tussen het regime en ISIS, deden ze dit in de luwte of in grote eenzaamheid.

De machtsovername van de rebellen en de val van Assad deden vele Syriërs terugdenken aan die protestbeweging. Hoe groot hun scepsis over de aard en het uiteindelijke doel van de rebellengroep Hay’at Tahrir al-Sham (HTS) ook is, zij hopen dat dit het begin inluidt van een transitie naar een land dat niet langer wordt geclaimd als het bezit van een “eeuwige leider”. Net als in 2011 biedt deze omwenteling – gezien de huidige gematigde en pragmatische benadering van HTS – burgers de kans om deel te nemen aan het openbare leven en burgerschap, een onbeproefd concept in Syrië.

Het grote verschil met de populaire revolutie is natuurlijk dat HTS geen grassrootsbeweging is, maar een islamistische groepering die haar kans nu zag om de macht te grijpen door de geopolitieke evoluties, de geleidelijke militaire opbouw van de groep, de strategische van bondgenoot Turkije en de wijdverspreide onvrede en blijvende tegenstand tegen het Assad-regime. Een van de grootste zorgen van Syrische collega’s en vrienden met wie ik spreek – naast de aanvallen van Israël en Turkije, de geopolitieke spelletjes en de heropleving van ISIS-sleepercellen – is dat zij opnieuw buitenspel zullen worden gezet, zowel door HTS als door de internationale gemeenschap.

Opvallend in de berichtgeving en politieke analyses over Syrië is dat het nauwelijks over de  Syriërs en hun aandeel in deze spectaculaire omwenteling gaat. De belangstelling van de buitenwereld voor de Arabische straat en burgers is verwaterd, nadat de Arabische revoluties niet het verwachte succes opleverden en regimes genadeloos contrarevoluties startten. Toch verdient de agency en politieke expertise van Syriërs meer aandacht, aangezien die indrukwekkend zijn. Al is er geen lange traditie van georganiseerde oppositie in Syrië, omwille van de eenpartijstaatregime van Assad die alle verzet met brute kracht probeerde uit te roeien door detentie en gedwongen verdwijningen, toch zijn Syriërs niet onbeslagen als het over politiek en georganiseerd verzet gaat.

Ondanks de enorme obstakels, boekten mensenrechtenverdedigers, dissidenten en ngo’s (noodgedwongen vooral actief in de diaspora) grote vooruitgang in de strijd voor rechtvaardigheid. Getuige daarvan zijn de strafrechtelijke processen onder universele jurisdictie tegen Syrische regimeleden in Duitsland en Frankrijk: die zijn er gekomen door de enorme inspanningen van Syrische advocaten, in samenwerking met Europese collega’s. Zoals de Syrische cineaste Wa’ad al-Khataeb onverminderd herhaalde: “We durfden te dromen.” Dromen, en de verbeelding gebruiken om het internationale defaitisme en de desinteresse in het Syrische verzet te doorbreken, waren een noodzaak.

Bij het uitbreken van de protesten omarmden de Syriërs het paradigma van “overgangsjustitie” (transitional justice), dat wordt gebruikt bij de overgang van dictaturen of conflicten naar democratieën. Dit paradigma is bij ons onder meer bekend door de mobilisatie van groepen zoals de Moeders van de Plaza de Mayo, die zich in de jaren tachtig verzetten tegen de wijdverbreide praktijk van gedwongen verdwijningen tijdens de militaire dictatuur in Argentinië en ongewild mee aan de basis lagen van de concrete uitwerking van overgangsjustitie. Hoewel de gehoopte transitie zich niet voltrok in Syrië, bleven Syrische activisten al die jaren van ogenschijnlijke stilstand de concepten en mechanismen van overgangsjustitie gebruiken in hun strijd tegen onrecht. Ze wilden niet terug naar de situatie van het verleden, waarin het regime burgers dwong om de herinnering aan de massamoorden in Hama in 1982 te onderdrukken.

Syrische mensenrechtenverdedigers verwierpen de ondraaglijke last van gedwongen stilte en bleven – geïnspireerd door de mobilisatie van slachtoffergroepen zoals de Moeders van de Plaza de Mayo – manieren zoeken om onrecht aan te pakken. Ze investeerden sterk in de documentatie van mensenrechtenschendingen, strafrechtelijke procedures onder universele jurisdictie in Europese landen, en herinneringsinitiatieven. Centraal hierbij staan natuurlijk de grootschalige detentie burgers, de foltering in gevangenschap en de praktijk van gedwongen verdwijningen, misdrijven waarmee het regime burgers al sinds 1970 terroriseert.

Met de omverwerping van Assad, is bij veel Syrische burgers de hoop gewekt dat ze hun vermiste familieleden of vrienden zullen terugvinden. Maar bij vele mensen maakte de euforie snel plaats voor vertwijfeling of wanhoop. De rebellen bevrijdden honderden politieke gevangenen in detentiecentra over heel het land. Na de val van de beruchte gevangenis van Saydnaya, door Amnesty International werd omschreven als een ‘slachthuis’, waar sinds 2011 duizenden mensen werden gemarteld en geëxecuteerd, stroomden Syriërs vanuit heel het land toe in de hoop dat ze er hun geliefden zouden vinden. Sinds 2011 verdwenen al meer dan 130.000 personen, voornamelijk door toedoen van het regime. Dit ontkende elke betrokkenheid bij gedwongen verdwijning en liet honderdduizenden mensen gebukt gaan onder de ondraaglijke pijn van het niet-weten, het ultieme wapen om mensen te onderwerpen.

Tot het einde bleef het regime doden, uit wreedheid, met de bedoeling de ziel van de Syriërs te vernietigen. Het is veelzeggend dat na de opmars van de rebellen, leden van het regime nog snel gevangenen in Saydnaya executeerden. Zo ontdekten de rebellen 40 gefolterde lichamen in het mortuarium van een militair ziekenhuis in Harasta, een buitenwijk van Damascus. Een van de lichamen was van Mazen al-Hamada, een van de meest prominente Syrische activisten, die getuigde over de foltering die hij nadat hij was opgepakt voor deelname aan de revolutie had ondergaan in gevangenschap.  

Onder vreemde omstandigheden keerde hij in 2020 terug naar Syrië waar hij bij aankomst werd opgewacht door de veiligheidsdiensten. Vier jaar lang hield het regime deze kroongetuige in leven, om hem langzaam te vernietigen, en uiteindelijk te executeren. Ook vernietigden regimeleden talrijke documenten, bewijsmateriaal over hun misdrijven die ze net als de nazi’s; minutieus documenteerden.

Hoewel het omvangrijke netwerk van detentiecentra, de folterpraktijken en gedwongen verdwijning internationaal bekend waren, deed de internationale gemeenschap nauwelijks iets om dit te stoppen. Sommige landen, zoals België, ijveren voor rekenschap en ondersteunden Syrische ngo’s die zich inzetten voor rechtvaardigheid. Maar landen als Italië pleitten voor normalisering met het regime en herstelden diplomatieke relaties. De idee was dat Assad zou blijven, en Syriërs zich naar noodgedwongen bij moeten neerleggen. Dat deden ze niet.

Het waren opnieuw de Syriërs zelf die het initiatief moesten nemen om die onhoudbare status quo (dictaturen zijn geen recept voor stabiliteit) te doorbreken. Sinds 2016 organiseerden de familieleden van vermiste personen zich in slachtoffergroepen en pleitten zij voor de oprichting van een mechanisme om het lot van de vermisten te achterhalen. Door hun vastberadenheid en inventiviteit is die instelling er dit jaar gekomen.

Als België en de EU-lidstaten de transitie in Syrië willen faciliteren, kunnen zij de strijd voor rechtvaardigheid en rekenschap actiever mee ondersteunen. Dit vereist concrete steun aan Syrische ngo’s en de internationale instelling om de zoektocht naar de vermisten te faciliteren: de documentatie van hun lot, forensisch onderzoek, psychosociale steun. Zo kunnen ze komaf maken met de erfenis van normalisering van onrecht en Syriërs duidelijk maken dat hun strijd voor rechtvaardigheid een gedeelde zorg is.

Brigitte Herremans, onderzoeker UGent en gastdocent UAntwerpen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content