Jan Goossens (UNICHIR)
‘Solidariteit zonder grenzen: vanuit kleinschalige bezorgdheid groeit ook maatschappelijke verandering’
‘Als het over solidariteit gaat, dan is er geen streep te trekken op de grond die bepaalt tot waar die solidariteit gaat, of waar ze stopt. En er is ook geen lat te leggen op de hoogte of de laagte van het maatschappelijk belang’, schrijft Jan Goossens.
Je hoeft zelfs geen trouwe kerkganger te zijn om de parabel van de arme weduwe te kennen of erover gehoord te hebben: “Zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.” Iemand die weinig of niets bezat, maar toch van het schaarse dat ze had, iets geeft aan een hoger doel.
Iets recenter vertaald luidt het: “wie geeft wat hij heeft is waard dat hij leeft”.
En inderdaad, aangewakkerd door de donkere, koude dagen roept de eindejaarsfeer ons op om licht en warmte te delen met hen die dit moeten missen of er geen toegang toe hebben. “De Warmste Week” is daarvan de exponent.
Er is geen vinger te leggen op de beweegredenen van mensen om zich achter een goed doel te scharen door er zich voor te engageren of er geld aan te geven.
Enkele weken geleden hoorde ik een interview op Radio 1 met de verantwoordelijke van de organisatie Effectief Geven: ze helpen om te doneren “met de grootste wetenschappelijk aangetoonde impact per euro”. An sich is het zeer aannemelijk dat je daar goed over nadenkt en het resultaat afweegt tegen de financiële middelen die daar tegenover staan.
Maar het hart laat zich niet (altijd) vangen door de rede. En wil je ergens buitengewoon goed in zijn, kies dan geven, er is weinig competitie.
Als het over solidariteit gaat, dan is er geen streep te trekken op de grond die bepaalt tot waar die solidariteit gaat of waar ze stopt en geen lat te leggen op de hoogte of de laagte van het maatschappelijk belang. Of het gaat over sterrenkindjes, mishandelde dieren, oorlogsvluchtelingen of de plastieksoep in de oceanen, mensen mogen zich geroepen voelen om zich te spiegelen aan bezorgdheden die hen na aan het hart liggen.
Overigens groeit dikwijls vanuit die kleinschalige bezorgdheid ook maatschappelijke verandering.
Het is pas erg als solidariteit wordt weggezet als een bezigheid voor naïevelingen zoals G.L. Bouchez zich een tijdje geleden over ontwikkelingssamenwerking liet ontvallen op X:
“Het is een beleid dat de belastingbetaler veel geld kost en dat wordt uitgevoerd zonder echte politieke strategie, waardoor een paar goede zielen een geweten kunnen kopen, maar dat nog nooit een land heeft geholpen om zijn achterstand op het gebied van ontwikkeling in te halen”.
Bouchez, vermaard om zijn ongenuanceerde oneliners, gooit hier twee zaken op één hoop. Goede zielen die zich een geweten kopen is een uitermate kaduke redenering over engagement dat gelijkgesteld wordt met een moderne aflatenhandel. Denigrerend ook.
Dat het paradigma over ontwikkelingssamenwerking op een eerlijke manier ter discussie wordt gesteld is iets anders. Laten we wel wezen: in vele landen zijn kleptocratische regimes aan de macht die hebzuchtig uitverkoop houden van de rijkdommen van hun land en dat op kap van hun bevolking.
In het kader van de internationale solidariteit werden overigens in een opiniestuk dat vorige week in De Morgen en Le Soir verscheen, ook de federale onderhandelaars geappelleerd aan hun onontkoombare verantwoordelijkheid om ontwikkelingssamenwerking in een volgende regering voldoende financiële armslag te geven.
Maar even terug naar die “goede zielen”. Gelukkig zijn er die nog. Mensen die, wars van wolligheid en wattigheid, de lotsverbetering van hun medemens hoog in het vaandel dragen, die wakker liggen van het klimaat en die op de barricade willen gaan staan voor natuur en dier. Mensen die dikwijls tegen de stroom in, geloven in verandering door solidariteit. Je hebt dwarsliggers nodig om de rails recht te houden.
Hier telt de impact van elke euro omdat die het scharnierpunt kan helpen creëren in kleine of grote projecten, nabij of veraf, maar met een wereld van verschil voor het individu.
Vele jaren geleden stond ik in Kinshasa met een aantal Congolese en Belgische artsen te praten over de zin (of onzin) van medische ontwikkelingssamenwerking.
Een Belgische arts liet zich ontvallen dat het allemaal toch maar een druppel in de oceaan was, waarop de Congolese arts repliceerde: “ja, maar voor de patiënten is elke druppel de oceaan”.
Wijsheid met impact.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier