‘Singapore staat op scherp, altijd’

‘Singapore is een van de weinige landen in de regio die democratie en doeltreffendheid in balans weten te houden’, schrijft Jonathan Holslag (VUB).

De voorbije week heb ik met aandacht gekeken naar Singapore, de stadstaat pal op de maritieme passage van Zuid- naar Oost-Azië. Geopolitiek gezien is het een land als David tussen enkele Goliaths: China, India en Indonesië. Het moet onafgebroken alert blijven. Singapore is een van de meest open landen en was dan ook bijzonder blootgesteld aan het zich snel verspreidende coronavirus. Zijn luchthaven en zakencentrum vormen een internationaal knooppunt. Toch kreeg het virus er nauwelijks een kans. De verklaring: een doeltreffende overheid en een flinke dosis burgerschap.

Critici zijn er als de kippen bij om te benadrukken dat de dominante partij in Singapore wel heel erg dominant is. Toch is de stadstaat een van de weinige landen in de regio die democratie en doeltreffendheid in balans weten te houden. En ook in rangschikkingen aangaande tevredenheid en geluk, zoals het World Happiness Report, doet Singapore het beduidend beter dan de rest van zijn nabuurschap. Idem voor milieu of transparant bestuur. Singapore is een van de minst corrupte landen. Geen enkel politiek systeem is zaligmakend, maar er zijn toch een aantal zaken die we van de stadstaat kunnen oppikken.

Singapore staat op scherp, altijd.

De kwaliteit van de overheid is de voornaamste. Wat de tevredenheid over overheidsdiensten betreft, staat Singapore wereldwijd aan de top. De sleutel tot dat succesverhaal zit in de filosofie van de voormalige leider Lee Kuan Yew. Hij stelde steevast dat zijn land open moest zijn en de globalisering moest omarmen, én dat de overheid een actieve rol te vervullen had met het oog op het algemeen belang en de macht van de natie. Met andere woorden: Singapore diende de globalisering niet te ondergaan, het moest die mee vormgeven. Vandaar dat de overheid belangrijke hefbomen in handen hield, bijvoorbeeld om te investeren. Dat is heel wat anders dan de uitverkoop bij ons.

Singapore zet heel erg in op strategisch denken. Departementen ontwikkelen hun specialisme, maar onder de eerste minister wordt er ver vooruitgekeken, over de schotten heen. Het vergaren van informatie over kansen en uitdagingen is daarbij cruciaal. Daarvoor heeft Singapore goed uitgeruste overheidsdiensten ter beschikking, maar ook een stevig netwerk van denktanks en experts. Singapore staat op scherp, altijd.

Daarnaast geldt meritocratie als vuistregel. De overheid meet permanent de kwaliteit van de dienstverlening en de klantentevredenheid. Lee Kuan Yew formuleerde dat als volgt: ‘Als een samenleving succesvol wil zijn, moet ze een goed evenwicht zoeken tussen het nastreven van excellentie en het aanmoedigen van de minder sterken om zich te blijven verbeteren.’ Dat klinkt misschien paternalistisch, maar eigenlijk is dat de definitie van inclusie: elk op eigen kracht, maar elk met evenveel ambitie.

Nergens anders in de wereld werden besmette personen zo snel opgespoord, getest en in individuele quarantaine geplaatst.

De private levensruimte in de dichtbevolkte metropolis is beperkt en daarom wordt er geïnvesteerd in vergroening en een kwaliteitsvolle publieke ruimte. Omdat Singapore weinig erfgoed heeft, gaat het voluit in het optrekken van hedendaagse monumenten, zoals de superbomen: stalen giganten die over enkele jaren helemaal begroeid zullen zijn. Voor Europeanen komt dat misschien allemaal artificieel over, maar de boodschap is duidelijk: doeltreffendheid is belangrijk, maar dat neemt niet weg dat een samenleving behoefte heeft aan iconen, plekken of werken waar ze trots uit put.

Die doeltreffende overheid, zo gaat de redenering, kan haar werk alleen maar doen als ze gesteund wordt door toegewijde burgers. Democratie is meer dan een bolletje kleuren. Vicepremier Heng Swee Keat stelde het als volgt: ‘In een democratie van daden springt iedereen in met zijn eigen talent en passie om een samenleving te bouwen waar we allen trots op kunnen zijn.’ Voorts benadrukte hij het belang van het Engels als werktaal, respect voor culturele diversiteit, het bestrijden van discriminatie en ook het evenwichtig vermengen van culturele groepen: geen concentratiescholen of Borgerhout-Brasschaat-spreidstand dus. ‘Het gaat om wat élk van ons kan bijdragen.’

Die toewijding kwam na de uitbraak van de corona-epidemie tot uiting. Hoewel het land snel getroffen werd, bleef het draaien. Overal werden treinen en metrostellen gedesinfecteerd. Nergens anders in de wereld werden besmette personen zo snel opgespoord, getest en in individuele quarantaine geplaatst. ‘We willen het virus voorblijven’, was de uitleg. ‘Als je aanvaardt dat je op een virus moet jagen, kom je steeds tekort.’ De aanpak houdt het midden tussen een complete lockdown, zoals in Italië, en totale roekeloosheid, zoals in het Verenigd Koninkrijk. Maar opnieuw blijkt het geheim van een sterk land: een performante overheid en burgers die zich verantwoordelijk voelen.

Partner Content