Senegal aan de Ramblas: tussen de straatverkopers van Barcelona
In de straten van Barcelona werken zo’n 500 straatventers uit Senegal, India en Pakistan. Knack praatte met hen over valse sneakers, rioolpils en de angst voor een strafblad.
Toeristen slenteren langs de jachthaven naar het strand van Barcelona. Duizenden handtasjes, voetbaltruitjes en sneakers liggen hier in rijen uitgestald. ‘Normaal gezien verkoop ik deze zonnebril voor 12 euro, maar jij krijgt ‘m voor 10’, zegt Abdou tegen een dralende Duitse. Ze stopt een roze briefje in zijn hand.
Abdou is begin de 30, en is een van de naar schatting 500 straatverkopers die dagelijks hun doeken uitspreiden in het centrum van Barcelona. Aan dat doek, manta in het Spaans, hebben de straatverkopers hun verzamelnaam te danken: manteros.
De manteros zijn veelal mannen tussen de 20 en de 35 jaar. Circa 95 procent van hen komt uit Senegal. Het merendeel kwam als bootvluchteling op een van de Canarische Eilanden aan, en werd dan door de Spaanse overheid naar Barcelona gestuurd. Een ander deel kreeg een toeristenvisum, reisde af naar Barcelona, bleef langer dan de toegestane 90 dagen in Spanje en belandde nadien in de illegaliteit. Dat ze zich met z’n allen aan de jachthaven ophouden, is geen toeval. Hier vallen ze onder de verantwoordelijkheid van de havenpolitie, en die is toleranter dan de stadsagenten.
Volgend jaar zijn er weer gemeentelijke verkiezingen in Catalonië, en de straatverkopers zijn nu al het voorwerp van politiek getouwtrek. Vroeger, toen Barcelona nog niet door de linkse burgemeester Ada Colau werd bestuurd, werden de straatverkopers hardhandig weggejaagd en opgepakt. Nu houden stadsagenten weliswaar constant een oogje in het zeil, maar ze vermijden conflictsituaties, want dan gebeuren er ongelukken. Bovendien moeten mensen in een penibele situatie niet aan het kruis worden genageld, vindt burgemeester Colau. Haar aanhangers prijzen haar menswaardige beleid, haar tegenstanders vinden dat ze de chaos uit de hand laat lopen.
De gemiddelde straatverkoper in Barcelona brandt zijn vingers aan drie zaken: hij neemt publieke ruimte in, verkoopt vervalste producten en betaalt geen belastingen. Ondernemer Fermín Villar, hoofd van Afectats pel Top Manta, Catalaans voor ‘benadeelden van de straatverkoop’, voelt zich verongelijkt. Zijn groepering telt 40 bedrijven en winkels die actie eisen. ‘Colau wil kwetsbare mensen niet in een kwaad daglicht stellen of vervolgen. Dat is goed. Maar als de activiteit die ze uitvoeren illegaal is, dan help je daar niemand mee vooruit. Wanneer wij als ondernemers om de drie maanden belastingen moeten betalen, vraagt ook niemand hoe het met ons gaat. Bovendien doet de stad er niets aan dat er publieke ruimte wordt ingenomen. Je moet als restaurant maar eens proberen om een terras te zetten op een plaats waar het niet mag.’
Marc Serra werkt als adviseur burgerschap, participatie en transparantie in het stadhuis. Hij legt de nadruk op wat de stad wél doet. Er worden zes sociaal werkers de straat op gestuurd om met de verkopers te praten. Ze bieden hun jaarcontracten aan bij de stad. Vorig jaar hielpen ze bij de oprichting van Diomcoop, een coöperatieve van gewezen straatverkopers die podia opbouwen, catering verzorgen bij festiviteiten en Diambaar op poten zetten, een Barcelonees kledingmerk met Afrikaanse stoffen.
Initiatieven zoals Diomcoop zijn volgens alle betrokken partijen welkom, maar daarmee is de situatie van de meeste straatverkopers nog niet geregeld. Volgens Serra zit het echte probleem bij de nationale immigratiewet. Die vereist dat een illegale immigrant drie jaar in Barcelona geregistreerd moet staan, een voltijds arbeidscontract van minstens een jaar moet kunnen voorleggen, én een blanco strafblad moet hebben voordat hij legaal kan werken. Om die drie jaar te overbruggen, gaan veel illegalen in de straatverkoop. En daar knelt de schoen. De rechtse Partido Popular zorgde er in 2015 voor dat straatverkoop ook op je strafblad terechtkomt. Een immigrant die zich van bij het begin in de stad registreert en tijdens de eerste drie jaren gepakt wordt voor straatverkoop kan nadien niet meer legaal aan de slag. Marc Serra vindt de wet discriminerend. ‘De meerderheid van de honderden straatverkopers wil gewoon legaal werken, maar dat kan niet. Het enige wat écht kan helpen om dit probleem op te lossen is een aanpassing van de nationale wet, maar dat kunnen we natuurlijk niet vanuit het stadhuis.’ Spanje verwelkomt immigranten, maar veracht hen als straatverkopers, kopte de Amerikaanse krant The New York Times begin september. En verder: ‘Immigranten toelaten is één ding, beslissen wat ze nadien in je land mogen doen, is een ander.’
Vervalsingen
De vraag is ook: waar halen de manteros hun vervalsingen vandaan? Een deel van het antwoord ligt in het industriepark van Badalona, een stadje ten noorden van Barcelona. Op de slagader Avenida del Maresme wandelt een man met een grote rugzak een van de groothandelszaken binnen. Aan de toonbank staan de Chinese uitbaters in gebrekkig Spaans met drie jongemannen te praten. Die laatsten proppen elk een twintigtal paar schoenen in hun rugzakken en sporttassen.
De schoenen en tassen zijn pas illegaal als ze worden verkocht met de logo’s erop. Die worden los meegegeven.
In de winkelrekken staan alle nieuwe modellen van Nike, Adidas, Vans en Converse te glimmen voor 11 à 12 euro per paar. Een ongeoefend oog ziet geen verschil. Er is maar één ding dat aan de schoenen ontbreekt: de kenmerkende logo’s. In de plaats daarvan staan namen als Jomix en Kiss Go Go aan de binnenkant van de schoenen gedrukt. Wanneer ik de verkoopster vraag of ik ook schoenen kan kopen, antwoordt ze dat het kan vanaf tien paar. Op de vraag waar ik de logo’s kan vinden, antwoordt ze geïrriteerd: ‘Wij weten even weinig als jij. Wat we hier doen is niet illegaal.’ En ze veegt me de winkel uit.
Carlos Manchón, chef ’technologische delicten’ van de Policía Nacional de Catalunya, legt uit hoe de vork aan de steel zit. ‘Vroeger kwamen de vervalsingen hier toe met alles erop en eraan, maar na verschillende grote razzia’s heeft het systeem zich aangepast. Wat in de magazijnen in Badalona ligt, glipt door de mazen van de wet. Nike heeft alleen zijn kenmerkende swoosh-logo geregistreerd, niet zijn modellen. Het logo wordt door de verkopers in Badalona onder de toonbank meegegeven. De straatverkopers strijken of plakken ze dan zelf op de schoenen en de tassen. Soms thuis, soms in clandestiene ateliers in de binnenstad. En hoewel het overduidelijk is dat het om vervalsingen gaat, zijn de schoenen en de tassen pas illegaal als ze worden verkocht met de logo’s erop.’
De producenten en de magazijnen vol nepwaren wassen hun handen dus in onschuld, terwijl alle verantwoordelijkheid bij de verkopers ligt. Inspecteur Manchón weet ook waar de vervalsingen vandaan komen. ‘Ze worden in China gemaakt, maar ook in Turkije, Pakistan, Marokko en Portugal. De schoenen, handtassen en voetbalshirtjes komen binnen via de lucht, via de weg en de haven. Enkele machtige families over heel Spanje verdelen de spullen. Dat zijn Chinezen, Noord-Afrikanen, maar ook Indiërs en Pakistanen. De magazijnen zoals die in Badalona zijn trouwens maar een deel van de distributieketen. Veel vaker worden nu pakketjes opgestuurd, soms rechtstreeks naar de verkopers. Het zijn niet de winkeliers van de groothandel of de straatverkopers die écht veel geld verdienen aan de vervalsing, maar de fabrikanten en de distributeurs. Voor het vervalsen van industriële eigendom heb je bovendien maar een heel kleine kans om opgepakt te worden.’ En in verhouding tot wat je met vervalsingen kunt verdienen, liggen de gevangenisstraffen laag, vertelt Manchón. ‘Het enige wat deze families kan schaden, zijn de merken die compensatie eisen voor het vermeende verlies. Maar ook dan hebben sommigen nadien nog altijd de middelen om door te gaan.’
Op de terugweg naar Barcelona zit een jongeman van een jaar of 20 naast me in de metro. Hij draagt een honkbalpet, een voetbaltruitje van Barça en zwarte Nikes. Zijn grote rugzak staat bol. Wie goed kijkt, ziet dat het witte logo op zijn schoenen hier en daar loskomt. Hij stapt uit in hartje centrum, aan halte Plaça Catalunya. In de grote metrohal waait hij zijn doek open. Daar zitten zo’n honderd zonnebrillen netjes in vastgehaakt. Op de doeken van zijn collega’s staan de tassen van Michael Kors en Louis Vuitton die ik in andere groothandels in Badalona zag, maar dit keer met de metalen emblemen erop. Op de binnenzolen van de sneakers staat nog altijd Jomix en Kiss Go Go gedrukt, maar aan de buitenkant prijken de logo’s van Nike en Adidas.
Ik pas een paar Adidassen van schoenenverkoper Badu. Hij vraagt er 25 euro voor. Ik koop ze niet, maar we slaan wel een praatje. ‘Hoeveel ik per maand verdien, dat kan erg schommelen. Op slechte dagen verkoop ik maar twee paar schoenen, op topdagen zeventig à honderd’, zegt Badu. Hij loopt elke dag het risico dat alles wat op zijn doek ligt in één keer geconfisqueerd wordt. Het overkwam hem afgelopen zomer twee keer. ‘In totaal verloor ik 2000 euro.’ Dat lijkt veel, maar als je weet dat Badu de schoenen voor 12 euro per paar aankoopt en ze verkoopt voor 25 euro, kom je op goede dagen aan een behoorlijke som. ‘Ik ben al paar jaar in Spanje, en ik heb papieren als zelfstandige. Ik wil dit nog enkele jaren doen, en dan ga ik terug naar Senegal’, vertelt hij. In afwachting daarvan stuurt hij het meeste van wat hij verdient naar zijn familie. ‘Zodra je in Senegal volwassen bent, moet je je familie onderhouden. Het is zwaar, ja. Ik word hier elke dag met racisme en geweld geconfronteerd. Een relatie zit er ook niet in, want ik kan een vrouw geen zekerheid bieden. Maar voor mijn familie is dit het beste.’
Vakbond
Bij gewelddadige ingrepen van de politie kunnen de straatverkopers zich wenden tot SOS Racisme, een organisatie die procedures opstart tegen agenten die zich aan zinloos geweld te buiten gaan. ‘Maar soms worden de aanklagers achteraf geviseerd door het politiekorps’, vertelt advocate Lorena Antón García. ‘In 2012 reed een agent met zijn motor in op een straatverkoper, en die brak zijn been. Toen de verkoper een klacht indiende tegen de agent kreeg hij nadien zelf tal van valse beschuldigingen. Het hele proces heeft vijf jaar geduurd en de rechter koos uiteindelijk, zoals altijd, de kant van de politie. De verkoper is daardoor uitgewezen.’
Boven aan Plaça Catalunya vertellen agenten van de stadspolitie dat ze zich niet gesteund voelen door het stadsbestuur. ‘Eigenlijk mogen we onze job niet meer doen. Toegegeven, het is geen fraai gezicht wanneer een politieagent iemand zonder rechten oppakt. Maar er is wel het een en ander veranderd. Vroeger gingen de verkopers lopen als we voorbijkwamen. Nu niet meer. Ze hebben zelfs hun eigen vakbond.’
Die vakbond heet Sindicato Popular de Vendedores Ambulantes. Afgelopen zomer bracht hij een T-shirtcollectie uit met ontwerpen van de verkopers. Hun logo kreeg de vorm van een doek. De winst van de collectie wordt in de vakbond geïnvesteerd, die in het verweer gaat tegen iedereen die de straatverkopers stigmatiseert en ontmenselijkt.
Overdag zijn de manteros de opvallendste groep straatventers, maar ’s nachts komen de lateros op straat, veelal Pakistaanse en Indische bierverkopers wiens verzamelnaam verwijst naar het Spaanse woord ‘ lata’, voor blikje. Met hoeveel ze zijn, is onduidelijk.
Vanaf 23.00 uur mag in Barcelona geen alcohol meer worden verkocht. Dan duiken de bierverkopers op straat op met ingevroren Estrella’s onder de arm, de populairste pils van Barcelona. Die verstoppen ze in vuilnisbakken en riolen, opdat ze niet door de politie in beslag zouden worden genomen. Barcelonezen hebben daardoor de gewoonte ontwikkeld om hun blikjes altijd zorgvuldig schoon te vegen met hun T-shirt. Zelfs die uit de supermarkt, want je weet maar nooit.
De lateros kopen de blikjes voor 50 cent aan bij dag- of nachtwinkels waar ze een deal mee hebben. Thuis vriezen ze de blikjes in, en ’s nachts verkopen ze de langzaam ontdooiende biertjes voor 1 euro aan feestvierders. Wanneer ik ’s nachts uit discotheek Apolo waai, raak ik aan de praat met Abdul. Hij vertelt me dat de regels sterk verschillen van wijk tot wijk. ‘Ik hoef niets van mijn geld af te geven, omdat ik niet in het toeristische centrum verkoop. Maar de jongens aan de Ramblas, Plaça Reial, Barceloneta en El Born, die wel.’ Hij vertelt me ook dat hij geregeld wordt gepakt. ‘Omdat ik nog geen papieren heb, hoef ik telkens maar een boete van 65 euro te betalen. Wie wel papieren heeft, krijgt een boete van 1000 euro.’
In El Born, een van de toeristische wijken, ontmoet ik Raj, een Indiër die al tien jaar in Barcelona woont en hier elke nacht van 23.00 tot 4.00 uur op zijn vaste hoek staat. Tijdens weekdagen verkoopt hij zo’n 30 à 35 blikjes per nacht, op vrijdag en zaterdag ongeveer 70. Door jarenlang op dezelfde plek te werken, kent Raj de hele buurt. ‘Er zijn ook lateros die drugs verkopen, maar daar doe ik niet aan mee.’ Op de vraag of er iemand boven hem staat, die hem ervan weerhoudt uit het systeem te stappen, antwoordt hij stilletjes van wel. En ja, hij moet een deel van zijn inkomsten afgeven.
Volgens vrienden uit de buurt is die ‘iemand’ de Indiër Rohan, de big boss van de bierverkoop in El Born die op de Passeig del Born werkt. Een paar dagen later koop ik bij hem een biertje. Terwijl ik zogezegd wacht op een vriend begint Rohan te vertellen. Hij baalt vanavond. Hij werd betrapt, en de politie nam 36 van zijn biertjes en 4 cola’s in beslag. Hij vertelt dat hij al meer dan tien jaar in Barcelona woont en ook al heel wat jaren papieren heeft. ‘Hoe langer je in Barcelona bent, hoe meer respect je krijgt van de andere verkopers’, legt hij uit, ‘Zo klim je in rang.’ De meest gevestigde verkopers krijgen de meest commerciële plekken in de stad. En hij geeft het toe: de anderen in El Born moeten een deel van hun inkomsten aan hem afgeven. ‘Maar als je betrapt wordt tijdens het verkopen en je hebt papieren, moet je dan geen hele hoge boete betalen?’ vraag ik hem. ‘Ja, dat klopt.’ En dan met een grijns: ‘Maar ik heb ook nog andere papieren.’
Op de Ramblas praat ik met Saman, een Pakistaan. Elke nacht, van 23.00 tot 7.30 uur, verkoopt hij hier 70 à 100 blikjes. Na zijn nachtshift gaat hij thuis ontbijten, dan bier inkopen om het in te vriezen, en pas om 10.00 uur ’s ochtends gaat hij naar bed. ‘Mijn huisbaas heeft me twee jaar geleden de plek aangeduid waar ik mag verkopen. Hijzelf verdient zijn geld met kamers verhuren aan mij en vijf anderen. We komen allemaal op vaste tijdstippen thuis, wanneer zijn vrouw het eten op tafel zet.’ Saman betaalt 300 euro aan zijn huisbaas voor zijn slaapplek, maaltijden inbegrepen. In de vooravond staat hij op, en dan verkoopt hij bier aan de magische fontein van Plaça España, een van de meest toeristische attracties van Barcelona. Die is voor de verkopers interessant omdat er geen winkels in de buurt zijn. De prijs die hij per blikje vraagt, hangt af van het type klant. ‘Spanjaarden kunnen afdingen tot 80 of 90 cent. Maar Britten zijn rijk, aan hen vraag ik 2 euro.’
Van drugs blijft Saman weg. ‘Als ze je daarmee betrappen, krijg je een strafblad en dan kun je je papieren vergeten. Natuurlijk doe ik deze job niet graag. Ik wil gewoon geld sparen om hier, zodra ik papieren heb, een eigen winkel te kunnen openen.’
Het wordt stilaan donker, Saman wil weg. ‘De toeristen aan de magische fontein krijgen dorst.’
Beluister Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier