Schrijfster Ece Temelkuran over de postkapitalistische wereld: ‘Het systeem stort in, de mensheid niet’
Het klimaat warmt op, de ongelijkheid neemt toe, de onverdraagzaamheid piekt, en het voorbije jaar kwam daar nog een pandemie bovenop. Wat staat de mens te doen in een wankelende wereld? In een gloedvol manifest verkent de Turkse schrijfster Ece Temelkuran een gedurfde weg vooruit: die van geloof, vertrouwen en samenhorigheid.
Boeken over het einde van een tijdperk grossieren doorgaans in politieke, economische en culturele stellingen. Ze dragen theorieën van grote denkers aan, cijfermatige bewijzen, elementen uit de actualiteit. Ece Temelkuran vaart in Together: 10 Choices for a Better Now (‘Samen: 10 keuzes voor een beter nu’) een radicaal andere koers. In tien korte hoofdstukken breit ze een nieuw narratief, waarin waardigheid, aandacht, kracht, waarheid, genoeg, vriendschap en geloof het patroon bepalen. Ze doet dat aan de hand van poëtische maar trefzekere verhalen, waarin jeugdherinneringen, oude lievelingsfilms, beren en stoere journalistenverhalen de revue passeren. ‘Dit boek’, schrijft ze, ‘is een talisman die alle kleine dingen van onze soort samenbrengt, de onbelangrijke momenten, de gebroken beelden, half uitgedroogde dromen, ongebouwde steden en al het et cetera van de wereld. Via die talisman kunnen we onszelf eraan herinneren hoe en waarom de mensheid heeft overleefd, en waarom we ervoor kozen om vertrouwen te hebben in onszelf.’
Geloof is het enige mechanisme dat helend werkt voor onze diepe overtuiging dat we falen en de zelfhaat die daaruit voortvloeit.
Haar toon is zwaarwichtig en luchthartig tegelijk, spottend en eerlijk, bedoeld om te helen. En dat slaat net zozeer op haarzelf als op ons allemaal. ‘Het leek me belangrijk een politiek debat te voeren, maar met woorden van dichtbij, woorden van het hart’, vertelt ze aan Knack. ‘In een taal die de mijne niet is, begin ik langzaam mijn stem te vinden. Zo Turks heb ik in het Engels nog nooit geklonken.’
Temelkuran werd aan de verkeerde kant van de geschiedenis geboren. Bij de verliezers, de linkse mensen die in een autoritair systeem als het Turkse minstens in de gevangenis belanden. Haar intellectuele ouders hebben hun band te danken aan repressie. Haar moeder werd aangehouden bij de staatsgreep van 1971, omdat ze als negentienjarige de laatste brieven verspreidde van drie geëxecuteerde politieke activisten. Haar vader, een aankomende advocaat, ijverde voor haar vrijlating en smokkelde liefdesgedichten verstopt in pakjes sigaretten de cel in. Twee jaar later was Ece er.
Werd in Temelkurans jeugd gegrossierd in verhalen over detentie, foltering en terechtstelling, dan zou politieke repressie ook haar volwassen leven bepalen. Het was de moord op de Armeense journalist Hrant Dink, in 2007, die haar leerde wat verdriet met mensen doet en waarom ze dat geplande boek over de Armeense genocide nu wel móést schrijven. ‘Zoals de meesten van mijn landgenoten had ik jarenlang een psychologische barrière gevoeld. Toen Hrant stierf, wist ik dat geen keuze meer had’, vertelde ze bij onze eerste ontmoeting, in Brussel in 2015. ‘Ik besefte dat een slachtoffer niet echt kan herstellen zolang het zijn verhaal niet heeft verteld aan zijn beul.’
Hoewel haar vader hoopte dat ze in zijn voetsporen zou treden, werd Temelkuran journalist. Twintig jaar lang berichtte ze over binnen- en buitenlandse kwesties voor de kranten Cumhüriyet, Milliyet en Habertürk. In 2012 raakte ze haar baan als gelauwerd columniste kwijt omdat ze schreef wat president Recep Tayyip Erdogan niet wilde lezen. Concreet had ze het over de moord op vijfendertig Koerdische burgers in Uludure gehad, en over de journalisten die wegens hun berichtgeving daarover gevangen werden gezet. Voor de veiligheid was Temelkuran toen al naar Tunis verhuisd. In de Tunesische hoofdstad wist ze haar vrijheid te handhaven, maar tegen de lastercampagne die Ankara tegen haar ontketende, was ze niet opgewassen.
Beter werd het niet: na de mislukte staatsgreep tegen Erdogan in juli 2016 werd Turkije de grootste gevangenis ter wereld voor journalisten. Sindsdien woont Temelkuran in Zagreb. Het was daar dat ze het bejubelde Verloren land: de zeven stappen van democratie naar dictatuur schreef, over de mechanismen waarmee de rechts-populistische beweging ’s werelds democratieën langzaam maar gestaag onderuithaalt. ‘Non-fictieboeken’, zegt ze via Zoom vanuit Kroatië, ‘zijn voor mij bovenal een gelegenheid om een dialoog met de lezer te beginnen. Tijdens een lezing in Londen, net na de couppoging in Ankara, vroegen mensen uit het publiek wat ze voor mij konden doen. Waarop ik zei: “De vraag is wat ik voor júllie kan betekenen. Heel simpel: ik kan jullie waarschuwen. Denk niet dat jullie kunnen ontsnappen aan het lot van Turkije.”‘ Waarop ik hun uitlegde hoe het in mijn vaderland zover was gekomen.’
Een jaar lang hebt u lezingen over Verloren land gegeven. Dat zal zijn impact niet gemist hebben, op u en uw publiek.
Ece Temelkuran: Inderdaad. Overal vertelden mensen me hoe gedeprimeerd ze waren door fake news, het giftige populisme, de nieuwe hufterigheid, de arrogantie van de machtigen. En altijd weer stelden ze dezelfde vraag: ‘Wat kan ons nog hoopvol stemmen?’ Hoe langer ik over die vraag nadacht, hoe meer ik besefte dat ze retorisch was. Al die mensen drukten een gevoel uit. Ze waren hun vertrouwen in de mensheid kwijt.
Je ziet het ook bij de jonge generatie. Die is er niet eens van overtuigd dat onze soort het verdient om voort te bestaan, als dat ten koste van de rest van de planeet gaat. Cynisme en nihilisme zijn het resultaat. En de tendens om je terug te trekken, je alleen nog over je eigen moestuin en je naasten te ontfermen, je af te keren van de politiek en de wereld. Bij het hele linkse politieke veld zie ik die neiging. Ik snap het ook: we zijn verslagen, we bevinden ons niet langer in het centrum. Wat kunnen we doen vanuit de periferie?
In Edinburgh benaderde een oude vrouw me na een lezing, een houten kruis bungelde om haar nek. ‘Voorbij de hoop’, zei ze, ‘ligt het geloof.’ Ze zag de verwarring in mijn ogen. Wat moest ik als atheïst met zo’n explosief goed als geloof? ‘Ik heb het niet over geloof in religieuze zin,’ vervolgde ze, ‘maar over écht geloof.’
Dat zette me aan het denken. Volgens mij had die vrouw gelijk. Geloof is het enige menselijke mechanisme dat helend werkt voor onze diepe overtuiging dat we falen en de zelfhaat die daaruit voortvloeit. Geloof is altijd overeind gebleven, zelfs na honderden rampen en duizenden tirans. Het herinnert ons eraan dat mensen altijd een nieuwe richting kunnen vinden. Geloof is de enige reden om nog iets te doen als alles verloren is. Het voordeel van dat woord is ook dat we het al kennen, dat er geen bewijs voor nodig is, en dat het niet kan worden weerlegd.
Hoe bedoelt u?
Temelkuran: Moeten we de mensheid louter beoordelen op haar verwezenlijkingen en mislukkingen, of moeten we ook haar idealen beklemtonen? Vooral dat laatste, me dunkt. De New Yorkers die swastika’s van de metroramen wassen, de Hongkongse demonstranten die elkaar helpen om uit de handen van de politie te blijven, de Ierse kinderen die in actie komen om de deportatie van hun Nigeriaanse vriendje te verijdelen: het zijn maar een paar voorbeelden van gewone mensen die het juiste doen. Zulke voorbeelden werden de voorbije jaren door vele duizenden burgers op sociale media gedeeld. Waarom? Omdat die burgers in de mens willen blijven geloven. Door te tonen dat die in wezen vastberaden is om schoonheid te creëren, verspreiden ze dat geloof.
Van de protesten in Hongkong tot de klimaatbetogingen, #MeToo en Black Lives Matter: het nieuwe “samen” is stilaan een realiteit.
‘Sinds de jaren 1970 heeft het kapitalistische systeem ons het idee opgedrongen dat we ons tegen de wereld moeten beschermen’, schrijft u in Together.
Temelkuran: Langzamerhand ontstond de zogenoemde ‘individuele realiteit’. De propaganda van de consumptiemaatschappij liet ons geloven dat je louter op jezelf en je eigen genieten moet focussen. Al de rest doet er niet toe en kan er zelfs een bedreiging voor vormen. Hoe kleiner je koopkracht is, hoe minder je je tegen de buitenwereld kunt beschermen. Je koopkracht bepaalt je leven.
Ondertussen zijn we nog een stap verder. Ik heb een vreemde hobby: ik kijk graag naar foto’s uit de jaren 1930, 1940, 1960 – de tijd voor ik zelf geboren ben. En het is me opgevallen dat mensen vroeger niet glimlachten voor de camera. Die gewoonte is pas later gekomen en is uitgelopen in de hyperindividualistische selfiecultuur. Vandaag moeten we ons permanent gelukkig tonen, terwijl we allemaal weten dat geluk een moment is. Die drang naar geluk als eeuwige toestand heeft dat begrip ontdaan van zijn inhoud. Dáár komt dat wereldwijde verplichte grijnzen vandaan, en het maskeert een onderstroom van mensen die hun waardigheid verloren hebben, die zich vernederd voelen.
Is dat niet van alle tijden?
Temelkuran: Sinds de verlichting zien we waardigheid als een onvervreemdbaar deel van de menselijke erfenis. We geven dat concept ook mee aan onze kinderen, maar daarom héb – of krijg – je die waardigheid nog niet. Begin deze eeuw kwamen mensen in tal van landen op straat om hun waardigheid te herwinnen. Maar of het nu ging om het protest rond de top van de Wereldhandelsorganisatie in Seattle in 1999 – een van de eerste wapenfeiten van de andersglobalisering – , de marsen tegen de invasie van Irak in 2003 of de Arabische Lente vanaf 2010: al die bewegingen werden onderdrukt of genegeerd door de machtigen der aarde. Dat de burger fundamenteel irrelevant is, werd voor iedereen pijnlijk zichtbaar.
De laatste jaren hebben tal van rechtse bewegingen munt geslagen uit dat gevoel van vernedering. Met slogans als ‘Voor ons komt Hongarije op de eerste plaats’, ‘ Make America great again‘ en het brexitcredo ‘ Let’s take back control‘ wilden ze hun trots herwinnen. Maar trots en waardigheid verschillen fundamenteel. Trots verdeelt mensen in groepen: ‘wij’ versus ‘zij’. Waardigheid sluit niemand buiten. Je trots herwinnen vraagt om een gewelddadige handeling – alleen zo kun je de pijn van gekrenkte trots verlichten. Om je waardigheid te herwinnen, moet je iets heel anders doen: je moet zoeken naar een nieuw systeem dat voor iedereen rechtvaardig is.
Mensen die voor waardigheid vechten, doen dat vandaag op twee terreinen. Ze vechten tegen het systeem én tegen mensen die zich door dat systeem laten gebruiken: de aanhangers van de brexit, van Donald Trump, van Viktor Orbán.
Tegenover labels als ‘klasse’, ‘etnie’ en ‘identiteit’, die mensen onderverdelen in groepen en waarvan met name de rechtse bewegingen zich bedienen, stelt u een alomvattend, mondiaal ‘samen’.
Temelkuran: Daar droom ik van. Het potentieel daarvan zag je al in de massabewegingen die elkaar de voorbije jaren in ijltempo zijn opgevolgd. Van de protesten in Hongkong tot de klimaatbetogingen, de #MeToo-beweging en Black Lives Matter: het nieuwe ‘samen’ is stilaan een realiteit, vind je niet?
Bent u niet te optimistisch? Zijn de Hongkongers met hun democratiseringsdromen meer dan een mug voor de olifant China?
Temelkuran: Ik zie in Hongkong vooral een samenleving die getransformeerd is door de protesten die ze heeft gehouden. Haar weefsel is veranderd. Dat kun je niet meer ongedaan maken. Pakweg twintig jaar geleden was blinde consumptie een fundamenteel onderdeel van de Hongkongse identiteit, maar die tijd is voorbij. Of kijk naar Turkije, waar in 2013 het verzet tegen bouwplannen in het Gezipark in Istanbul uitmondde in nationale protesten tegen het beleid van premier Erdogan: ook de impact daarvan is onomkeerbaar.
Veel vormen van contestatie zijn inderdaad weinig meer dan een mug, maar het punt is: een mug veroorzaakt altijd last. We moeten juist trots zijn op alle mensen die als het ware ontwaakt zijn, die geduld hebben en volhouden. Grote transformaties vragen tijd.
Ondertussen zie je dat het maatschappelijk middenveld zich overal ter wereld ontpopt tot een mobiliserende politieke speler. Die heeft in eerste instantie lokaal impact: steden als New York, Londen of Istanbul groeien uit tot plekken waar een politiek alternatief ontstaat voor het rechtse centrum.
Volgens u is het kapitalisme in zijn eindfase gekomen en zijn de vele spontane, leiderloze bewegingen de boodschappers van een nieuw tijdperk. Wie zegt dat het niet om de zoveelste contestatiegolf gaat, zoals we die ook in de jaren 1960 hebben gezien?
Temelkuran: De protesten van de sixties en seventies zijn niet uitgedoofd omdat de participanten niet overtuigend genoeg waren, of omdat ze zelf inzagen dat ze ongelijk hadden. Ze zijn uitgedoofd door geweld, foltering en moord. De oorlogsmachine was zo doeltreffend dat ze zelfs de herinnering eraan heeft uitgewist of bijgestuurd. Wij burgers raakten klem tussen het bureaucratische socialisme en het roofzuchtige kapitalisme.
Maar de lange mars van de machtelozen is nu aan de gang. Zij willen geen deel uitmaken van het establishment. Ze willen geen onderdak binnen de politieke structuren – ze zijn bang om daarin op te gaan. Het verzet is dakloos. Het sluit niemand uit en wil het concept ‘macht’ transformeren.
Centraal daarin staat het verzet tegen de ‘radicale man’.
Temelkuran: De radicale man vertegenwoordigt het slechtste in de mens: hij is destructief in zijn idiotie, berekend in zijn onwetendheid, zelfgenoegzaam in zijn verlangen. Hij definieert macht als ‘breken’, regeren als ‘controleren’, bestaan als ‘bezitten’. Met welke ‘vrouwelijkheid’, als het ware, kun je tegen die radicale man ingaan? Niet met traditionele vrouwelijkheid. Vrouwen hebben doorgaans twee keuzes: met de kin omhoog ‘ Fuck you!‘ roepen of met gebogen hoofd smeken: ‘ Love me.‘ Ze moeten zich verzetten of onderdanig zijn. Beide keuzes zijn funest. Als we het concept ‘macht’ willen transformeren, moeten we uitgaan van de vrouwelijke kracht in elk van ons. Dan moeten we overheersen vervangen door zorgen, competitie door samenwerking en plundering door steun.
De radicale man vertegenwoordigt het slechtste in de mens. Hij definieert macht als “breken”, regeren als “controleren”, bestaan als “bezitten”.
Volgens u kan en moet de mensheid zijn obsessie voor economische groei laten varen. U pleit voor een ‘mindereconomie’, waarin de mens opnieuw zijn rechtmatige plaats inneemt.
Temelkuran: Als je de problemen op dat vlak wilt zien, volstaat het te kijken naar de economische verslaggeving. In de jaren negentig stond een nieuw soort reporter op: de financiële journalist, meer beursmakelaar dan verslaggever. Hij herleidde de hele economische discussie tot geld. Berichten over werknemers en de echte economie werden overgelaten aan beginners; ze haalden alleen nog de krant als er grote protesten mee gemoeid waren. Het resultaat: begin deze eeuw was de menselijke kant van de economie volledig gescheiden geraakt van de cijferkant. Het was human interest geworden. Het over mensen én cijfers hebben was een ketterij. Systemische verandering aankaarten ook. Armoede, bijvoorbeeld, was tenslotte een kwestie van identiteit geworden.
Dat alles had twee consequenties: links had geen economische kennis meer en alleen door de middenklasse gerunde ngo’s kaartten nog economisch onrecht aan.
Volgens u biedt de coronacrisis een kans om het anders te doen.
Temelkuran: Vorige zomer voelden veel mensen de morele verantwoordelijkheid om het zinkende schip van het kapitalisme te redden met hun kleine emmers. Dan kochten ze bijvoorbeeld een T-shirt dat ze eigenlijk niet nodig hadden. Het kapitalisme heeft elk van ons ingeprent: ‘Op het moment dat ik voldaan ben, is mijn bestaan waardeloos.’ Maar zoals schrijver Kurt Vonnegut al zei: geluk is de wetenschap genoeg te hebben. Het tegenovergestelde van ‘meer’ is niet ‘minder’ maar ‘genoeg’.
Zelfs het Wereld Economisch Forum heeft in de coronacrisis een kans gezien om het beter te doen. Een jaar geleden kwam het samen onder de noemer Great Reset en deed het voorstellen om na de pandemie de wereldeconomie op een duurzame manier herop te bouwen. Veel burgers zijn daar niet enthousiast over. Waarom zouden ze? Veertig jaar heeft men hen doen geloven dat kapitalisme de natuurlijke staat der dingen is, en dat heeft gewerkt. Ze droomden vaak wel van een alternatief, maar de linkse plannen leken te mooi om waar te zijn, en voor de planeet was het toch al te laat.
De hamvraag is nu: zijn voldoende burgers, nadat ze zo lang weggehouden zijn van de macht, moedig genoeg om werk te maken van dat alternatief? Om via kleine stappen als coöperatieven en wederzijdse hulpgroepen te bouwen aan iets groots?
Wat denkt u zelf dat het antwoord is?
Temelkuran: Volgens mij is het antwoord ja. ‘ I can’t breathe!‘ riep George Floyd een jaar geleden in Minneapolis, vlak voor een gewelddadig politieoptreden hem het leven kostte. Denk ook aan de verstikkingsdoden onder gesmokkelde vluchtelingen, aan de klimaatmanifestanten en de pandemiedoden: ondertussen zijn we met voldoende mensen die weten wat ademnood is. We maken de instorting van een systeem mee, niet van de mensheid. Die boodschap moeten we blijven herhalen, tot ze een deel van de tijdgeest is geworden.
Ece Temelkuran
– 1973 geboren in Izmir, Turkije
– Studie rechten (Universiteit van Ankara)
– 2000-2012 columniste voor de kranten Milliyet en Habertürk. Haar analyses werden overgenomen in The Guardian en Le Monde Diplomatique
– Sinds 2010 publiceert gedichten ( Book of the Edge, 2010), romans (o.m. Het geluid van bananen, 2013) en non- fictieboeken (o.m. Verloren land, 2019, over de wereldwijde opkomst van het populisme)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier