Sami Zemni: ‘Tunesië bewijst met nieuwe grondwet dat het geen lessen hoeft te krijgen’
Tunesië heeft de eerste cruciale stappen gezet naar democratie. Het geboorteland van de Arabische Lente zou met haar nieuwe grondwet en regering als voorbeeld dienen voor de instabiele buren Libië en Egypte. Toch is de euforie misschien niet helemaal terecht.
Drie jaar na het uitbreken van de revolutie, hebben president Moncef Marzouki en het hoofd van l’Assemblée Nationale Constituante (ANC) de nieuwe grondwet getekend. De grondwet vervangt deze van 1956 die werd opgesteld onder de eerste president van de Republiek Tunesië, Habib Bourguiba. Sinds maart 2011 was die grondwet opgeschort door de toen verkozen regering van seculieren en het dominante Ennahda, de partij van gematigde islamisten die de verkiezingen met goed 40 procent won.
Compromis en consensus
Het geboorteland van de Arabische Lente heeft al een lange weg afgelegd. Sinds het vertrek van toenmalig president Zine El Abidine Ben Ali in 2011, werd het land geleid door interimregeringen die niet altijd voor stabiliteit hebben kunnen zorgen. Gedurende drie jaar heersten er spanningen in Tunesië, onder andere door de opkomst van gewelddadige salafisten en het uitblijven van een oplossing voor de manke economie. Ten slotte faalde Ennahda in de aanpak van de moorden op oppositieleiders Mohamed Brahmi en Chokri Belaid. Dat deed het vertrouwen in de regering nog meer wankelen.
Ondanks die spanningen, is het geweld in Tunesië nooit geëscaleerd zoals in bijvoorbeeld Libië en Egypte. Er werd naar compromis en consensus gegrepen in plaats van naar wapens. “Maar we mogen geen wonderen verwachten van de interimregering. Het zijn technocraten die niet geschikt zijn om grote politieke vraagstukken aan te pakken en niet op lange termijn kunnen werken”, zegt Sami Zemni, politicoloog aan de UGent en actief in de researchgroep voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENARG).
Progressieve grondwet
De nieuwe grondwet werd met euforie onthaald en wordt als één van de meest progressieve van de regio beschouwd. Gelijke rechten voor mannen en vrouwen en corruptie tegengaan, zijn enkele elementen die aan bod komen. De islam wordt niet vermeld als wetgevende bron en, hoewel de islam wel erkend wordt als staatsgodsdienst, geldt er vrijheid van geloof. Ook delen de eerste minister en de president de uitvoerende macht, zo schrijft Al Jazeera op haar website. De voornaamste rol is weggelegd voor de premier. De president neemt vooral Defensie en Buitenlandse Zaken voor zijn rekening.
Ook Europa lijkt mee te delen in de vreugde. De voorzitter van het Europees Parlement, Martin Schulz, looft het land voor haar bereidheid tot consensus en compromis. Tunesië is op weg naar democratie met aandacht voor fundamentele vrijheden en gelijkheid en is daarom een voorbeeld voor de regio, aldus Schulz op de Tunesische nieuwssite webdo.tn.
Zemni heeft daar een dubbel gevoel bij: “Voor de verkozenen is die euforie zeker terecht. Twee jaar lang hebben zij hiernaar toegewerkt en dat ging niet zonder problemen. Voor hen is het een mijlpaal. Een grondwet zorgt voor stabiliteit. Maar de gewone mens in de straat heeft dat gevoel minder, zij hebben tijd nodig om echt resultaat te merken.”
Democratische doodstraf
Toch is er ook kritiek op de grondwet, zo meldt Al Jazeera nog. De doodstraf werd niet afgeschaft en er zijn beperkingen op vrije meningsuiting. Zo mag het geloof niet aangevallen worden, maar is het ook verboden mensen van atheïsme betichten. Dat wijst op een zekere tegenstrijdigheid, wijst Zemni aan: “Dat men een ander niet meer mag verwijten een slechte moslim te zijn, voorkomt sociale uitsluiting en is dus bevorderlijk voor de vrijheid. Anderzijds beperkt het wel de vrijheid van meningsuiting.” Ander voorbeeld is de doodstraf, die niet geschrapt werd uit de grondwet. “Dat maakt die grondwet niet minder democratisch. Amerika noemt zich het meest democratische land ter wereld, en past de doodstraf nog steeds toe. Tunesië doet dat al sinds 1991 niet meer.”
Webdo.tn beweert ook dat de wettekst overladen is met tegenstellingen die tot verschillende interpretaties kunnen leiden, afhankelijk van wie in de regering zit. De grondwet zou een resultaat zijn van een politieke consensus, tussen de ideeën van de huidige politieke machten. Bijgevolg zou de grondwet weer in vraag gesteld kunnen worden op eender welk moment. “Dat een grondwet kan aangepast worden maakt deel uit van de democratische evolutie”, legt Zemni uit. “Maar zwaar misbruik hoeft men niet te vrezen, dat laat de huidige machtsbalans niet toe.”
Duurzame ontwikkeling
Andere vraag is hoe vernieuwend de grondwet eigenlijk is. Gelijkheid voor man en vrouw maakte al deel uit van Bourguiba’s wettekst van 1956. Tunesië was bovendien altijd al een erg seculier land in de regio, onder meer dankzij Bourguiba – die in volle ramadan bijvoorbeeld opriep het eten niet te laten omdat Tunesië een oorlog voerde tegen armoede en dus vooruit moest. “Toch gaat de nieuwe grondwet een stap verder”, zegt Zemni. “De vrouw krijgt, naast de reeds bestaande gelijke rechten, meer aandacht. De staat moet die rechten ondersteunen en implementeren. Er is nu ook een streefdoel opgenomen om gelijkheid te bereiken in het aantal volksvertegenwoordigers.”
Maar de nieuwe grondwet heeft ook volledig nieuwe aanvullingen. “Ik denk dat Tunesië het enige land ter wereld is dat in haar grondwet de verkozenen verantwoordelijk stelt voor duurzame ontwikkeling en het welzijn van de volgende generatie”, legt Zemni uit.
Onafhankelijke regering
Gelijk met de nieuwe grondwet is ook een nieuwe interimregering gevormd. Ennahda gaf toe aan de druk van de vakbonden en het volk, die hevig protesteerden na de moorden op Brahmi en Belaïd. Huidig eerste minister Mehdi Jomaa werd als onafhankelijk persoon naar voren geschoven om de verschillende politieke partijen te verzoenen en een nieuwe regering te vormen. Die regering telt 21 ministers en 8 staatssecretarissen.
Opmerkelijk is wel dat er twee verantwoordelijken zijn aangesteld voor Binnenlandse Zaken. Het was een positie die regeringspartij Ennahda niet wilde afstaan. Lotfi Ben Jeddou werd eerder als onafhankelijke rechter door Ennahda naar voren geschoven en blijft nu ook minister van Binnenlandse Zaken. Om tegenwicht te bieden aan wat de oppositie ziet als Ennahda’s vertrouweling, werd een tweede, onafhankelijke speler aangesteld: Ridha Sfar. Hij is jurist en was sinds 1995 actief als directeur van het permanente secretariaat voor advies aan de Arabische ministers van Binnenlandse Zaken. Nu neemt Sfar de nationale veiligheid voor zijn rekening. Jomaa gebruikte die oplossing om de oppositie te sussen en trouw te blijven aan het onafhankelijke karakter van de nieuwe regering.
De vraag rijst hoe groot de rol van Ennahda nog is in de nieuwe regering. “Ennahda is nog altijd een belangrijke politieke partij. Als er morgen verkiezingen zouden zijn, dan komt Ennahda als winnaar uit de bus”, zegt Zemni. “Er zijn wel machtsverschuivingen geweest. Ennahda heeft na twee jaar wel veel invloed in gemeentes en provincies, maar geen ministers meer. De partij heeft duidelijk toegevingen gedaan en compromissen gemaakt. Ennahda zou bovendien niet meer met een verpletterende meerderheid winnen. Het zou een nek-aan-nekrace zijn met de seculiere partij Appel de la Tunisie.”
Hindernissen op weg naar democratie
Tunesië heeft de weg naar een democratie ingeslagen, maar er zijn nog hindernissen. De taak van Jomaa’s nieuwe regering is zorgen voor economisch herstel en een datum vastleggen voor vrije verkiezingen. Dat eerste kreeg daags na het voorstellen van de regering al een boost: met een hoopgevende groei van 1,5% sloot de beurs van Tunis euforisch af. En ook over de verkiezingen is Zemni positief: “Ik verwacht snel een richtdatum. Er is een commissie aangeduid, maar men moet nog een kieswet goedkeuren.” Toch zou het volgens Zemni eind 2014 zover moeten zijn. “De recente evoluties zijn zeker positief voor Tunesië. Het land bewijst dat het van niemand lessen moet krijgen, maar er zeker ook geen te geven heeft.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier