Vrije Tribune

‘Religie speelt maar deels rol bij verdrijving Rohingya uit Myanmar’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

In Myanmar ligt niet alleen religie aan de basis van de verdrijving van Rohingya. Ook gevestigde politieke en economische belangen spelen een rol, stellen Guiseppe Forino, Jason von Meding en Thomas Johnson, rampendeskundigen van de Universiteit van Newcastle. ‘De tragedie van de Rohingya is het duidelijkste voorbeeld van een groter plaatje.’

In de afgelopen weken escaleerde het geweld tegen de Rohingya-bevolking in Rakhine, de armste staat van Myanmar. Ontheemden vluchtten te voet en per boot naar Bangladesh. De opleving van het geweld werd verergerd door recente activiteiten van het Arakan Rohingya Salvation Army (ARSA).

Religieuze en etnische verschillen worden breed gezien als de belangrijkste oorzaak van de vervolging. Maar het is steeds moeilijker te geloven dat er geen andere factoren meespelen, vooral gezien het feit dat Myanmar 135 officieel erkende etnische groepen telt (de Rohingya werden in 1982 van de lijst verwijderd).

Bij de analyse van het geweld concentreren de westerse media zich meestal op de rol van het leger en de facto-leider Aung San Suu Kyi. Bij haar status als Nobelprijswinnaar worden vraagtekens gezet sinds zich bewijs aandiende voor recente wreedheden.

Ze weigert nog steeds het systematische geweld tegen de Rohingya te veroordelen. De media-aandacht verplaatste zich uiteindelijk enigszins naar hun situatie.

Maar er blijven kwesties buiten beeld. Het is ook noodzakelijk verder te kijken dan religie en etnische verschillen, naar andere belangrijke oorzaken van de vervolging, kwetsbaarheid en ontheemding.

Ook gevestigde politieke en economische belangen dragen bij aan gedwongen ontheemding in Myanmar. Dan gaat het niet alleen om de Rohingya, maar ook om andere minderheden zoals de Kachin, Shan, Karen Chin en Mon.

Landroof

Landroof en confiscatie komt veel voor in Myanmar. Het is geen nieuw fenomeen.

Sinds de jaren 1990 confisqueerden militaire junta’s land van kleine boeren in het hele land, zonder compensatie en ongeacht etniciteit of religieuze status.

Dat land werd vaak gebruikt voor ‘ontwikkelingsprojecten’, inclusief de uitbreiding van militaire bases, grondstoffenwinning, grote landbouwprojecten, infrastructuur en toerisme. In de staat Kachin confisqueerde het leger bijvoorbeeld meer dan 200 hectare grond voor goudmijnbouw.

Ontwikkeling leidde zo tot de ontheemding van duizenden mensen, die in het land zelf bleven of de grens overtrokken naar Bangladesh, India en Thailand. Sommigen waagden een tocht over zee naar Indonesië, Maleisië of Australië.

In 2011 zette Myanmar economische en politieke hervormingen in gang en gingen de grenzen open voor buitenlandse investeerders. Kort daarna, in 2012, escaleerden de gewelddadige aanvallen op de Rohingya in Rakhine, en in mindere mate die tegen de islamitische Karen.

Ondertussen nam de Myanmarese regering diverse wetten aan op het gebied van landbeheer en de verdeling van landbouwgrond.

Het land oogstte hiermee veel kritiek, omdat het de mogelijkheden van grote bedrijven om te profiteren van landroof versterkte. Agribusiness-multinationals zoals Posco Daewoo wilden graag de markt betreden en werden verwelkomd door de regering.

India en China

Myanmar wordt omringd door twee landen – India en China – die al lange tijd een oogje hebben op de grondstoffen. Sinds de jaren 1990 gebruiken Chinese bedrijven hout, rivierwater en mineralen uit de staat Shan in het noorden.

Dit leidde tot gewapende conflicten tussen het militaire regime en gewapende groepen, inclusief de Onafhankelijkheidsorganisatie van Kachin (KIO) en haar etnische bondgenoten in het oosten van de staat Kachin en het noorden van de staat Shan.

In de staat Rakhine zijn de Chinese en Indiase belangen onderdeel van een omvangrijkere relatie tussen China en India. Deze belangen draaien vooral om de aanleg van infrastructuur en pijpleidingen in de regio. Dergelijke projecten zouden werk garanderen en voor het hele land inkomsten opleveren uit doorvoervergoedingen, olie en gas.

Een van de vele projecten is een transnationale pijpleiding gebouwd door China National Petroleum Company (CNPC), die Sittwe, de hoofdstad van Rakhine, verbindt met Kunming in China. De pijpleiding is sinds 2013 operationeel. Ook andere manieren om olie en gas uit het Shwe-gasveld in Myanmar te transporteren naar Guangzhou in China zijn goed gedocumenteerd.

Een parallelle pijpleiding moet olie vanuit het Midden-Oosten transporteren van de haven van Kyaukphyu naar China. De neutrale Adviescommissie inzake Rakhine heeft er echter op aangedrongen bij de Myanmarese regering om een omvangrijke impactstudie uit te voeren.

In feite erkent de Commissie dat pijpleidingen risico’s opleveren voor de plaatselijke bevolking. Plaatselijk bestaan aanzienlijke spanningen als gevolg van landroof, onvoldoende compensatie, schade aan het milieu en de instroom van buitenlandse arbeiders, waardoor nieuwe kansen op werk voor de plaatselijke bevolking beperkt blijven.

De Sittwe-diepzeehaven werd gefinancierd en aangelegd door India, als onderdeel van het Kaladan Multi-modal Transit Transport Project. De bedoeling is de noordoostelijke staat Mizoram in India te verbinden met de Baai van Bengalen.

Kustgebieden in de staat Rakhine zijn duidelijk van strategisch belang voor zowel India als China. De regering van Myanmar heeft er dus belang bij om land beschikbaar te stellen voor toekomstige projecten en de snelle economische groei een nog steviger impuls te geven.

Dat alles vindt plaats binnen de bredere context van geopolitieke bewegingen. De rol van Bangladesh in het aanjagen van de etnische spanningen wordt ook hevig betwist. Bij dergelijke machtsstrijden zijn de menselijke kosten verschrikkelijk hoog.

Kwetsbare minderheden

In Myanmar zijn groepen die ten prooi vallen aan landroof, vaak extreem kwetsbaar. De behandeling van de Rohingya in Rakhine is het duidelijkste voorbeeld van een bredere trend die leidt tot verdrijving van minderheden.

Als een groep gemarginaliseerd en onderdrukt wordt, is het moeilijk haar kwetsbaarheid te verminderen en haar rechten te beschermen, inclusief bezittingen. In het geval van de Rohingya was er geen mogelijkheid hun huizen te beschermen, aangezien hen het Birmese staatsburgerschap was ontnomen.

Sinds de late jaren 1970 ontvluchtten ongeveer een miljoen Rohingya Myanmar. Tragisch genoeg worden ze meestal gemarginaliseerd in de gastlanden.

Geen enkel land wil verantwoordelijkheid nemen voor de Rohingya. Ze worden gedwongen of aangemoedigd continu nieuwe grenzen over te steken. De technieken die hierbij gebruikt worden, hebben de Rohingya in een kwetsbare positie gebracht.

De tragedie van de Rohingya is deel van een groter plaatje waarin we onderdrukking en ontheemding van minderheden in Myanmar en in omringende landen zien.

De relevantie en complexiteit van religieuze en etnische kwesties in Myanmar kan niet ontkend worden. Maar we kunnen de politieke en economische context en de wortels van ontheemding die vaak onopgemerkt blijven, niet negeren.

Guiseppe Forino, Jason von Meding en Thomas Johnson, rampendeskundigen van de Universiteit van Newcastle

Dit opiniestuk verscheen eerder bij The Conversation

Partner Content