Kristof Titeca
‘Protesten tegen het Westen in Congo: afleidingsmanoeuvre of legitieme actie?’
‘Terwijl de betogers zeker een punt hebben, spelen ze ook een falend Congolees regeringsbeleid in de kaart’, schrijft Kristof Titeca over de protesten die recent de kop opstaken voor verschillende ambassades in Kinshasa.
Sinds vorige week vrijdag vinden in Kinshasa protesten plaats die vooral gericht zijn tegen Westerse ambassades. De betogers klagen de volgens hen Westerse medeplichtigheid aan in de oorlog in het Oosten van het land. Protesten vonden plaats voor de Britse en Franse ambassades, en voor gebouwen van de Verenigde Naties. Amerikaanse en Belgische vlaggen werden verbrand in protesten doorheen de stad.
Deze protesten zijn vooral getriggerd door de hernieuwde opmars van de rebellenbeweging M23: meer specifiek heeft de beweging de belangrijkste wegen naar Goma afgesloten, de belangrijkste stad in de regio. De toevoer van voedsel is op deze manier verhindert, waardoor de stad uitgehongerd dreigt te worden.
Terwijl de betogers zeker een punt hebben, spelen ze ook een falend Congolees regeringsbeleid in de kaart.
Concreet verbloemen de protesten het falen van de Congolese overheid om de M23-rebellie te verslaan. De regering-Tshisekedi heeft in haar ambtstermijn een ganse reeks maatregelen ondernomen om eerst de bredere crisis in het Oosten op te lossen, en dan de M23-rebelbeweging – met beperkt resultaat. Sinds hij in januari 2019 aan de macht kwam, voerde president Tshisekedi een bijzonder voluntaristisch buitenlands beleid uit, dat initieel vooral naar de buurlanden gericht was, en dat deze landen – zoals Oeganda en Burundi – toeliet om opnieuw militair te opereren in het Oosten.
(Lees verder onder de preview.)
Dit heeft vooral de spanningen tussen de buurlanden weer laten oplaaien – iets wat bijvoorbeeld volgens de Congolese onderzoeksgroep Ebuteli de oorzaak was voor het heropstarten van de M23-rebellie in 2022, om de Rwandese invloedssfeer opnieuw te beschermen. Er was ook het uitroepen van een militaire ‘staat van beleg’ in het Oosten door de regering-Tshisekedi, ietw wat ook niet effectief was. Deze staat van beleg ging dan ook gepaard met een verdere escalatie van het geweld, en werd – zoals bv. aangetoond door Amnesty International – misbruikt om de oppositie aan te pakken.
En ten slotte waren er nog een reeks andere militaire ingrepen, met beperkt succes. Zo werden ongeveer 1.000 Roemeense huurlingen ingezet; en werkte het Congolese leger samen met rebellen, die ook bewapend werden, om M23 te verslaan. Maandag werd bekend dat Zuid-Afrika 2.900 soldaten naar het land zal sturen, als deel van een in mei vorig jaar goedgekeurde troepenmacht van de Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgemeenschap (SADC).
Er is met andere woorden een heel kluwen van initiatieven en akkoorden, die weinig effectief zijn geweest, en weinig hebben veranderd aan de verslechterende humanitaire situatie in het land. Sinds oktober vorig jaar zijn binnen Congo zelf zo’n 7 miljoen mensen op de vlucht – het hoogste aantal ooit.
De protesten komen huidige regering dan ook goed uit: ze laten toen om de schuld af te wentelen op het Westen. Het verschil in aanpak met andere protesten in Kinshasa is dan ook opmerkelijk: oppositiebetogingen tegen de betwiste verkiezingsuitslag in december werden verboden, en vreedzame pogingen tot protest werden dan ook snel de kiem in gesmoord. De recente protesten tegen het Westen, die in het hart van Kinshasa plaatsvinden, slagen er dan wel weer in om door te gaan.
Tegelijk hebben de ook wel een punt – twee, om specifiek te zijn. Ten eerste is het opvallend hoe stil de internationale gemeenschap blijft als het gaat over buurland Rwanda. Veelvuldige recente rapporten van de Verenigde Naties hebben de Rwandese steun aan de M23-rebellie aangetoond – steun die Kigali zelf ontkent. En ondanks het feit dat een aantal landen – zoals België of de Verenigde Staten – Rwanda hebben opgeroepen om die steun te stoppen, worden hier niet veel concrete acties aan gekoppeld.
De Amerikaanse ex-president Donald Trump zei ooit: “I could stand in the middle of Fifth Avenue and shoot somebody, and I wouldn’t lose any voters”; en hetzelfde lijkt te gelden voor Kigali. Welke bewijzen er ook naar voor worden gebracht over het land, het is en blijft een donor darling voor het Westen. Zo hebben er een aantal op z’n zachtst gezegd onhandige Westerse diplomatieke initiatieven plaatsgevonden. De Europese Unie beslisten in december 2022 om 20 miljoen euro te geven aan het Rwandese leger aan militaire operaties in Mozambique. Dit vond plaats te midden van toenemend bewijs van steun van Kigali aan, iets wat door de Congolese publieke opinie dan ook begrepen werd als een directe steun van de EU aan M23. Latere diplomatieke initiatieven om de schade te herstellen – zoals eenzelfde bedrag in Europese steun voor het Congolese leger – hebben niet veel aan deze perceptie verandert.
Ten tweede zijn de protesten een aanklacht tegen het gebrek aan aandacht voor de crisis in Congo. Een directe aanleiding voor de protesten was dan ook de volgende: tijdens de recente halve finale van de Afrika Cup (die Congo speelde tegen Ivoorkust) werden de politieke protesten van Congolese supporters in het stadium niet in beeld gebracht. De conferentie voor Afrikaanse Voetbal (CAF) had dit niet toegelaten; iets wat in Congo werd verstaan als een beslissing van Canal+, dat de wedstrijden uitzond; en wat leidde tot aanvallen op Canal+-verdeelpunten, en protesten tegen de Franse ambassade. Het werd immers gezien als een nieuwe illustratie van zowel Westerse desinteresse, als betrokkenheid in het Congolese conflict.
De vergelijking met zowel Oekraïne als de situatie in Israël en Palestina wordt veelvuldig gemaakt in het land: waar blijft de aandacht, en mobilisatie voor Congo? Dit is een aandachtscrisis die inderdaad niet enkel voor Congo geldt, maar evenzeer voor de crisissen in Soedan, of Tigray – ze staan allemaal stukken lager in de hiërarchie van de aandachtspolitiek van de Westerse publieke opinie.
De protesten voor de Westerse ambassades zijn dan ook noodsignalen: we zijn er ook nog.
Kristof Titeca is hoogleraar aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid (IOB) aan de Universiteit Antwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier