Populisme is slecht voor de portemonnee

Turkse president Recep Tayyip Erdogan en voormalige Amerikaanse president Donald Trump (13/11/19). © Getty
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

In tegenstelling tot wat populisten beloven, zorgt hun beleid voor ondermaatse economische prestaties, bewijzen drie Duitse economen in een baanbrekende studie.

Wordt ‘het volk’ beter van populistische leiders? Nee, ze zijn slecht voor de economie. Dat is de conclusie van een studie van in totaal meer dan 200 bladzijden over de economische gevolgen van een populistisch bestuur. Populisten zeggen wel dat ze ‘het gewone volk’ vertegenwoordigen, en dat ze zullen zorgen voor een betere economische situatie, maar dat maken ze doorgaans niet waar. Integendeel, in vrijwel alle landen waar populisten aan de macht zijn, zien we een substantiële daling van de consumptie en het bbp (bruto binnenlands product, de optelsom van alle waarde die in een jaar tijd in een land wordt gecreëerd). Met andere woorden: de economie boert er achteruit.

Het echte volk

Drie Duitse economen hebben een krachttoer uitgehaald. Moritz Schularick (Universiteit Bonn), Manuel Funke en Christoph Trebesch (beiden Kiel Institute for the World Economy) namen de economische gevolgen van populistisch leiderschap onder de loep. Ze bestudeerden het onderwerp wereldwijd van begin 1900 tot 2020. Hun vernieuwende inzichten publiceren ze binnenkort in het befaamde American Economic Review.

De auteurs gebruiken de klassieke definitie van een populistische leider: hij of zij verdeelt de samenleving in twee kunstmatige groepen, ‘het volk’ versus ‘de elites’, en vervolgens beweert de populist de enige vertegenwoordiger van het echte volk te zijn. De onderzoekers onderscheiden daarbij linkse en rechtse populisten. Het anti-establishmentdenken van linkse populisten is vooral gericht tegen de financiële bovenlaag, kapitalisten en oligarchen die het land plunderen ten nadele van de bevolking. Vaak hekelen ze banken, multinationals, de globalisering en internationale financiële instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. Meestal zijn ze voor staatsinterventies en een terugkeer naar economisch nationalisme.

In landen met een populistische leider ligt de inflatie hoger: alles wordt er veel duurder.

Rechtse populisten viseren dan weer vooral buitenlanders, etnische en religieuze minderheden die de nationale identiteit en cultuur zouden bedreigen. Ze beschuldigen vaak ‘de elite’ ervan die minderheden te beschermen tegen de wil van ‘het volk’. Op economisch vlak zijn ze vooral voorstander van een liberaal economisch beleid, waarbij ze pleiten voor een bedrijfsvriendelijke regelgeving, lage belastingen en een beperkte welvaartsstaat.

(Lees verder onder de preview)

Record

Sinds 1900 waren er in de wereld 51 populistische leiders aan de macht, ongeveer gelijk verdeeld tussen linkse (vooral in Latijns-Amerika) en rechtse populisten (vooral in Europa). De auteurs stippen aan dat er twee periodes zijn waarin opmerkelijk veel populistische leiders gelijktijdig aan de macht waren: tijdens de Grote Depressie van de jaren 1930 en in de jaren 2010. Dat laatste valt vooral toe te schrijven aan de groei van populistisch rechts in Europa en elders.

De onderzoekers turfden dat er nooit méér populistische leiders waren dan in 2018. Toen hadden 16 landen een populistische president of premier: Bojko Borisov (Bulgarije), Benjamin Netanyahu (Israël), de Lega/M5S-regering in Italië, Rodrigo Duterte (Filipijnen), Recep Tayyip Erdogan (Turkije), Robert Fico (Slowakije), Nicolás Maduro (Venezuela), Narendra Modi (India), Evo Morales (Bolivia), Jacob Zuma (Zuid-Afrika), Andrés Manuel López Obrador (Mexico), Viktor Orbán (Hongarije), de PiS-regering in Polen, Donald Trump (VS), Alexis Tsipras (Griekenland) en Joko Widodo (Indonesië).

Populisme. © National

Institutionele erosie

Er staan nog opmerkelijke conclusies in deze studie. Zo komt populisme vaak in dezelfde landen voor, het blijkt serieel van aard te zijn. Populisten blijven gemiddeld 5,5 jaar aan de macht – aanzienlijk langer dan de gemiddelde 3,3 jaar van niet-populisten. Bovendien hebben populisten een aanzienlijk grotere kans om opnieuw aan de macht te komen. Zo’n 31 procent van de populisten is twee of meer ambtstermijnen aan het bewind, terwijl maar 16 procent van de niet-populisten opnieuw aan de macht komt. Vaak komt er op een dramatische manier een einde aan een populistisch bewind, niet zelden door een binnen- of buitenlandse staatsgreep.

Zodra een populistische leider de plak zwaait, gaat het bergaf met de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de persvrijheid, en vrije en eerlijke verkiezingen. Die ‘institutionele erosie’, zoals de auteurs het noemen, duurt meer dan een decennium. Tegelijkertijd schrikken ze aanvankelijk vaak terug voor volwaardig autoritarisme. Van de 51 populistische machthebbers die in de studie worden geïdentificeerd, groeiden ‘slechts’ acht uit tot een dictator: Adolf Hitler (Duitsland), Benito Mussolini (Italië), Alberto Fujimori (Peru), Hugo Chávez / Nicolás Maduro (Venezuela), Getúlio Vargas (Brazilië), José Maria Velasco Ibarra (Ecuador), Sukarno (Indonesië) en Carlos Ibáñez del Campo (Chili). In de meeste gevallen worden er onder populistische leiders nog altijd verkiezingen gehouden, al hebben ze wel de neiging om grondwettelijke en electorale regels in hun voordeel te veranderen en de politieke oppositie te onderdrukken.

(Lees verder onder de preview)

Meer schuld en inflatie

Wat betekent een populistisch leiderschap voor de economie? De eerste drie jaren van hun bewind doen populistische leiders het niet slechter dan anderen, maar daarna worden de gevolgen wel duidelijk: het bbp neemt af, zowel onder links- als rechts-populisten. Na vijftien jaar blijkt het bbp per inwoner en de consumptie met meer dan 10 procent te zijn gedaald in vergelijking met een niet-populistisch bestuur. De populistische leiders geven ook veel overheidsgeld uit. Het gevolg is dat het land na vijftien jaar tot 10 procentpunten meer schuld ten opzichte van het bbp heeft dan andere landen. Ook de inflatie ligt in landen met een populistische leider hoger: alles wordt er veel duurder.

Populistische machthebbers fulmineren vaak tegen economische en financiële elites en zeggen dat ze opkomen voor ‘sociale rechtvaardigheid’ en het lot van ‘het volk’. Dat blijkt in de praktijk nogal tegen te vallen: de ongelijkheid neemt niet af en er is geen sprake van herverdeling.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content