‘Politici verkopen minder leugens als ze weten dat ze worden gefactcheckt’
‘Nepnieuws is een relatief klein probleem in vergelijking met liegende politici’, stelt de Amerikaan Bill Adair, oprichter van de factchecking website PolitiFact.
‘Als we willen dat een samenleving werkt, moeten we het om te beginnen eens raken over de feiten’, zegt Bill Adair in een klaslokaal van de internationale Saint Stephen’s School in Rome. Adair is een van de founding fathers van het wereldwijde netwerk van factcheckers dat eind juni zijn jaarlijkse conferentie hield in de Eeuwige Stad. ‘Dat is het begin, de absolute voorwaarde voor een gezond maatschappelijk debat’, vervolgt Adair. ‘Een klassiek voorbeeld in de VS is de gezondheidszorg en het aantal mensen dat geen ziekteverzekering heeft. Over hoeveel Amerikanen gaat dat? Als daarover al onenigheid is, heb je niet eens de bouwstenen voor een discussie over de vraag óf dat een probleem is en zo ja, wat je daaraan kunt doen.’
Adair is de bezieler van de website PolitiFact, naast FactCheck.org een van de eerste factchecking websites die volgens een geijkte methode claims van politici op hun waarheidsgehalte testen. PolitiFact is bekend om zijn truth-o-meter, een vijfpuntenschaal met een pijl gaande van rechts (groen: true) tot links (rood: false). Bij de allergrofste leugen volgt de mededeling pants on fire! en vliegt de meter in brand.
‘In het huidige informatietijdperk hebben mijn kinderen – twintigers – toegang tot kranten, online nieuwsorganisaties en televisienetwerken waar ik als universiteitsstudent alleen maar van kon dromen’, zegt Adair, die ook professor journalistiek is aan de vermaarde Duke University. ‘Al die informatie zit aan hun vingertoppen. Dat is geweldig. Maar deze tijd is ook vreselijk, omdat het nooit eerder zo eenvoudig was om verkeerde informatie te verspreiden en omdat mensen vaak het verschil niet zien. Vroeger hadden politici de media nodig om hun boodschap bij het grote publiek te krijgen. Sinds de ontwikkeling van internet kunnen ze die buiten de media om rechtstreeks naar hun publiek brengen. Ik denk dat factchecking daar een reactie op is. De afgelopen vijf à tien jaar is factchecking exponentieel gegroeid. Wereldwijd zijn er zo’n 150 organisaties die aan politieke factchecking doen.’
Deze tijd is vreselijk, omdat het nooit eerder zo eenvoudig was om verkeerde informatie te verspreiden en omdat mensen vaak het verschil niet zien
En toch is Donald Trump president geworden.
Bill Adair:Donald Trump is een uitzondering. In de hele Amerikaanse geschiedenis is er nooit een politicus geweest zoals hij. Trump is een seriële overdrijver en herhaalt onwaarheden in een nooit eerder gezien tempo. Hij lijkt de waarheid compleet te minachten. Ongetwijfeld gebruikt hij zijn onwaarheden bewust. Als je zijn boek The Art of the Deal erbij neemt, weet je dat hij in essentie erkent dat hij leugens gebruikt als middel om te overtuigen. Ik ben vergeten hoe hij het precies formuleerde, maar daar komt het in dat boek op neer. Hoewel Trump dus de uitzondering is, zijn onwaarheden in het politieke discours niet alleen een probleem in de VS. Wereldwijd laten politici zich er makkelijk toe verleiden onwaarheden te verkopen. Dat is, geloof ik, waarom factcheckers opgeld doen.
Heeft dat factchecken er dan niet toe geleid dat politici voorzichtiger zijn met wat ze beweren?
Adair: Toch wel. Chloe Lim, een doctoraatstudente aan Stanford University, heeft onlangs het effect van factchecking op de retoriek van presidentskandidaten in de VS in 2012 en 2016 onderzocht. Ze ontdekte dat gefactcheckte presidentskandidaten minder geneigd waren onjuiste claims te herhalen. Het percentage varieert afhankelijk van de kandidaat, maar algemeen genomen nam het aantal herhaalde onwaarheden af met 9,5 procent. De meeste politici zijn voorzichtiger omdat ze weten dat ze worden gefactcheckt. Terwijl ze vroeger misschien zouden overdreven hebben, zijn ze vandaag preciezer en dat is goed. We weten ook dat medewerkers van Congresleden en campagneleiders hun promotiefilmpjes accurater willen maken, omdat ze weten dat factcheckers die met argusogen bekijken.
Moeten alle journalisten niet altijd aan factchecking doen?
Adair: Die vraag illustreert perfect de spraakverwarring. Factchecking als het proces waarbij je de accuraatheid controleert van alle individuele bouwstenen van een nieuwsstuk – de naam en leeftijd van een slachtoffer bijvoorbeeld – is iets anders dan factchecking als journalistiek genre. Om een nieuwsfeit te brengen volstaat het in de regel dat twee onafhankelijke bronnen het bericht bevestigen. Dat is feiten checken. Dat is iets anders dan factchecking als genre, wat ik doe, namelijk claims diepgaand op hun waarheidsgehalte onderzoeken en via een argumentatie daarover een conclusie formuleren. Veel mensen begrijpen niet dat het twee verschillende dingen zijn. Kenmerkend voor het genre, want het is een apart journalistiek genre, is dat het publiek exact weet welke bronnen in het stuk tot de conclusie ‘waar’ of ‘onwaar’ leiden. Net zoals bij wetenschappelijk onderzoek is de logica dat volledige transparantie en tegensprekelijkheid de beste weg naar een neutrale waarheid zijn, en dat die waarheid een kwestie is van permanent voortschrijdend inzicht.
Academisch onderzoek wijst op een probleem: wie factchecks leest, gelooft vaak niet in de oprechtheid van politici. En wie daar wel in gelooft, leest geen factchecks. Schieten de factcheckers hun doel niet voorbij?
Adair: De mensen over wie het hier gaat, negeren of wantrouwen niet alleen factchecks. Wantrouwen en ongeloof is hun basishouding tegenover neutrale nieuwsverslaggeving tout court. Als uit een factcheck blijkt dat een politicus die zij steunen een onwaarheid heeft verteld, toont de factcheck volgens hen juist de vooringenomenheid van de journalist aan. Dat is een groot probleem, maar we kunnen er wel iets aan doen. We moeten nóg duidelijker maken wat factchecking is, beter uitleggen hoe we het doen en waarom. We moeten een manier vinden om het nog aantrekkelijker en effectiever te presenteren. Daar zijn we bij Duke volop mee bezig.
Hoe belangrijk was de toekenning van de Pulitzerprijs voor PolitiFact in 2009?
Adair: De Pulitzer was een geweldige erkenning voor factchecking als nieuwe vorm van journalistiek. De prijs werd toegekend aan het personeel van de Tampa Bay Times, waar PolitiFact was ondergebracht. Terwijl we alle stukken van PolitiFact eerst online publiceerden, hadden we onze kandidatuur ingediend op papier. Dat moest zo in 2009. (lacht) Ik denk dat het voor de Pulitzerprijzen ook een belangrijke stap was om webinhoud te erkennen als compleet volwaardige journalistiek.
Intussen is er ook het fenomeen deepfakevideo: beeldmateriaal dat zelfs met behulp van artificiële intelligentie wordt gemanipuleerd om nepnieuws te verspreiden. Bekend is het nepfilmpje met Barack Obama waarin maker Jordan Peele de president laat zeggen dat ‘Trump een etterbak’ is. Ook een valse oorlogsverklaring zou zo viraal kunnen gaan. Hoe gevaarlijk is dat?
Adair: Ik maak me niet zoveel zorgen over die nepvideo’s, die trouwens heel moeilijk te maken zijn. Nepnieuws is een relatief klein probleem in vergelijking met de leugens die politici verspreiden. Die politici bereiken een veel groter publiek dan nepnieuws. Wat me in die zin echt zorgen baart, is dat politici communiceren via wegen die we niet kunnen volgen. Ze gebruiken bijvoorbeeld WhatsApp voor boodschappen aan hun achterban. Wat ze op YouTube, op tv en in de krant beweren, kunnen we monitoren. Wat ze op WhatsApp plaatsen, zit voor ons achter slot en grendel.
Bill Adair
– 1961: geboren in Philadelphia, VS
– Studeert: politieke wetenschappen aan Arizona State University
– 1989: journalist voor de Tampa Bay Times, in Florida
– 2007: richt nationale factchecking website PolitiFact op
– 2009: wint Pulitzer Prize met PolitiFact-team
– 2013: wordt professor aan Duke University (VS) en directeur van het Duke Reporters’ Lab, een centrum voor journalistieke innovatie
Aan het einde van de deepfakevideo met Barack Obama, zegt maker Jordan Peele dat we meer dan ooit terug moeten naar betrouwbare nieuwsbronnen.
Adair: Ik ben een optimist. Ik denk dat mensen zullen beseffen dat technologie vreselijk kan worden misbruikt, maar dat ze de ‘goede’ gebruikers – journalisten en anderen – zal helpen om de waarheid naar boven te brengen. Het kan melig klinken, maar elke dag probeer ik de wereld een beetje beter te maken. Door van mijn studenten betere journalisten te maken, en door tools te ontwikkelen die factcheckers wereldwijd kunnen gebruiken om de feiten bij hun publiek te krijgen.
U overweegt een factchecking-tattoo, zei u aan het begin van de conferentie. Komt die er?
Adair: (lacht) Jazeker! Ik ga mijn dochter ‘m binnenkort laten ontwerpen. Het wordt een truth-o-meter, dat weet ik al. Ofwel een generische versie ervan, ofwel eentje die ’true’ aangeeft. Op m’n rechterarm, denk ik. Als ie er staat, zet ik ‘m op Twitter, you bet!
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier