Patrice Lumumba was een paria in eigen land
In de eerste dagen van de Congolese onafhankelijkheid brachten twee gebeurtenissen de lont aan het kruit.
De politieke moord is een fenomeen van alle tijden – van gisteren en vandaag, en helaas ook van morgen. Want macht doet iets met een mens: als gewone politieke middelen niet meer volstaan, wordt de strijd om de macht dan ook beslist met de loop van een geweer, of het lemmet van een mes. Deze zomer blikken we terug op de meest markante politieke moorden en aanslagen uit de geschiedenis.
De problemen waarmee Congo in de zomer en herfst van 1960 te kampen kreeg, waren in belangrijke mate terug te voeren tot de snelheid waarmee België besliste zijn kolonie op het pad van de onafhankelijkheid te zetten. De Belgische en Congolese deelnemers aan de rondetafelconferentie van 20 januari 1960 in Brussel hadden een onafhankelijkheid op het oog na enkele jaren van voorbereiding. Velen keken dan ook verbaasd op toen op 18 februari werd meegedeeld dat de Congolese onafhankelijkheid voorzien was over vier en een halve maand.
In de eerste dagen van de onafhankelijkheid brachten twee gebeurtenissen de lont aan het kruit. Zowel de Belgische bevelhebber van het Congolese leger, generaal Janssens, als Patrice Lumumba, kersvers eerste minister, liet toen blijken over weinig diplomatiek inzicht te beschikken. Tijdens de plechtigheid waarop de onafhankelijkheid werd afgekondigd, schoffeerde Lumumba de aanwezige koning Boudewijn en het Belgische establishment door zwaar uit te halen naar de door hen gevoerde koloniale politiek. Generaal Janssens vond het nodig om de Congolese soldaten onder zijn bevel te vernederen. Hij verklaarde dat zij niets moesten verwachten van de indépendance.
De verstandhouding tussen de Congolese leiders onderling had inmiddels ook een dieptepunt bereikt. Het kwam zover dat de verbouwereerde Congolezen in de eerste weken van september te horen kregen dat president Kasavubu en eerste minister Lumumba elkaar aan de dijk hadden gezet. Kasavubu won het pleit en bracht de jonge kolonel Mobutu aan de macht.
In de eerste dagen van de onafhankelijkheid brachten twee gebeurtenissen de lont aan het kruit.
Niemand steunde Lumumba, niet de Belgen en de Amerikanen, en ook niet de grote industriële concerns. De afgezette eerste minister stond volledig geïsoleerd en werd een paria in eigen land. Zijn persoonlijke veiligheid en die van zijn familie kwam in het gedrang toen de Verenigde Naties Kasavubu erkenden als enige officiële vertegenwoordiger van Congo. De blauwhelmen die instonden voor de bewaking rondom Lumumba’s huis, kregen het bevel zich terug te trekken. Lumumba probeerde naar Katanga te vluchten, maar talmde te veel onderweg, werd in Kasaï opgepakt en opgesloten in de kazerne van Thysstad, niet ver van Leopoldstad, waar op 5 juli de muiterij begonnen was. Toen daar een nieuwe legeropstand uitbrak, vonden Kasavubu en Mobutu de aanwezigheid van de gewezen eerste minister een te groot risico. Met instemming van de Belgen werd beslist om Lumumba op 17 januari 1961 naar Elisabethstad, de hoofdstad van Katanga, over te brengen. Tijdens die tocht kreeg de gewezen eerste minister zware mishandelingen te verduren. Uiteindelijk schoten Katangese gendarmes Lumumba dood enkele tientallen kilometer buiten Elisabethstad. Dit gebeurde voor het oog van Katangese prominenten en enkele Belgen.
Dit artikel verscheen eerder in Knack Historia: 150 politieke moorden en aanslagen. Hier te koop
De politieke moordzomer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier